Hoe gaat het met hen? Kun jij helpen?

¹ Jehovah heeft ons werk met veel vruchten gezegend. Hier in Nederland hebben het afgelopen dienstjaar meer dan duizend nieuwe verkondigers zich in Jehovah’s dienst bij ons aangesloten! Uit de berichten van dit jaar blijkt dat er 1678 werden gedoopt! Wellicht zijn enkelen van hen met jouw gemeente verbonden. Misschien heb je met enkelen van hen gestudeerd, en indien dit zo is, dan weten wij dat het een bron van grote vreugde voor je is geweest.

² Deze nieuwelingen die je tot dusver in de waarheid hebt vooruitgeholpen hoe gaat het met hen? Komen zij geregeld naar de vergaderingen? In veel gevallen is het antwoord ongetwijfeld Ja. Hebben zij een aandeel aan de vergaderingen door commentaar te geven? Misschien zeg je: „Ja.” Hebben zij een geregeld aandeel aan de bediening? Dit is met velen van hen het geval, en wij weten dat dit je veel vreugde schenkt. Maken zij nog evenveel vorderingen als toen zij de waarheid voor het eerst leerden kennen en met ons begonnen om te gaan? Van enkele gevallen zul je zeggen: „Nee.” Welnu, wat kun je doen om hen te helpen?

³ Wanneer heb je deze nieuwelingen voor het laatst thuis bezocht? Toen je de studie leidde, ging je gewoonlijk getrouw elke week, met slecht weer en mooi weer. Zou het nuttig zijn hen nu een bezoek te brengen? Ongetwijfeld. En wanneer je er voorbereid heen gaat om iets te bespreken waarvan je weet dat het nut voor hen zal afwerpen, zal het ongetwijfeld een grote geestelijke hulp voor deze nieuwelingen blijken te zijn.

⁴ Wat zou je kunnen bespreken? Wel, hoe gaat het met hen wat hun persoonlijke studie betreft? Studeren zij nu even geregeld als toen zij zich elke week op hun bijbelstudie voorbereidden? Of zijn hun gewoonten in verband hiermee verslapt? Waarom bespreek je dit niet met hen? Je zou je „Lamp”-boek kunnen meenemen en het materiaal op de bladzijden 62-64 en 207 en 208 gezamenlijk kunnen doornemen. Zo’n bespreking zou jouw bezoek ongetwijfeld tot een geestelijk verfrissend, zeer aanmoedigend en lang gewaardeerd bezoek maken. Misschien kun je van tijd tot tijd, of regelmatig, gezamenlijk de Wachttoren-studie, de boekstudie of de bedieningsschool voorbereiden, of naslagwerk verrichten over een onderwerp dat met deze betrekkelijk jonge Getuigen beschouwd moet worden.

⁵ Hebben zij hulp nodig om doeltreffend te zijn in het van-huis-tot-huiswerk, misschien hulp om zich voor te bereiden op het werken met het toespraakje? Hebben zij hulp nodig om thuis te raken in het nabezoekwerk, of om een studie op te richten? Het gezamenlijk lezen en bespreken van passend materiaal in het „Lamp”-boek onder de kopjes „Van huis tot huis prediken”, „Nabezoeken” of „Huisbijbelstudies”, op de bladzijden 79-94, zou ongetwijfeld een bron van veel praktische, aanmoedigende suggesties zijn.

⁶ Hebben enkelen aanmoediging nodig om zich op de bedieningsschool te laten inschrijven, of hulp bij het voorbereiden van een toewijzing voor een oefenlezing? Er kan een probleem zijn gerezen waardoor het gezin het langzamer aan is gaan doen, en er is hulp nodig bij het ontdekken van de schriftuurlijke beginselen die daarop van toepassing zijn.

⁷ Laten wij deze behoefte aan hulp eens illustreren: jonge kinderen hebben over het algemeen een betrekkelijk korte tijdsperiode nodig om de taal van hun ouders te begrijpen en zich er heel duidelijk in uit te drukken. Toch duurt het veel langer voordat zij tot rijpheid gegroeid zijn. Opgroeien kost tijd. Ouders beseffen dit en besteden er de noodzakelijke tijd aan om hun kinderen te helpen en te leiden. Evenzo raken velen die liefhebbers van rechtvaardigheid zijn, vertrouwd met de ’zuivere taal’ en ontwikkelen in een paar maanden een goede bekwaamheid om zich erin uit te drukken. Maar er valt nog veel meer te leren, en er is tijd voor nodig om geestelijk te groeien en sterk in de waarheid te worden. Wellicht zijn wij in staat elkaar hierin heel wat hulp te bieden. Dus, ’laten wij, zolang de tijd voor ons er nog gunstig voor is, het goede doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan ons verwant zijn in het geloof’. Wanneer wij ermee voortgaan elkaar te helpen vorderingen te maken, zal Jehovah’s zegen stellig op ons rusten. — Gal. 6:10; Hebr. 6:10.