35 Want toen ik honger had, hebben jullie me iets te eten gegeven. Toen ik dorst had, hebben jullie me iets te drinken gegeven. Ik was een vreemdeling en toch hebben jullie me gastvrij ontvangen.+
35 Want ik werd hongerig en GIJ hebt mij iets te eten gegeven;+ ik werd dorstig en GIJ hebt mij iets te drinken gegeven. Ik was een vreemde en GIJ hebt mij gastvrij ontvangen;+