-
Aantekeningen Johannes — Hoofdstuk 1Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
Nathanaël: Van de Hebreeuwse naam die ‘God heeft gegeven’ betekent. Vermoedelijk is het een andere naam voor Bartholomeüs, een van de 12 apostelen van Jezus (Mt 10:3). Bartholomeüs betekent ‘zoon van Tolmai’ en is een patroniem (een naam die is afgeleid van de naam van de vader). Het was niet iets uitzonderlijks dat Nathanaël Bartholomeüs werd genoemd, oftewel zoon van Tolmai, want een andere man werd gewoon Bartimeüs genoemd, dat wil zeggen de zoon van Timeüs (Mr 10:46). Als Mattheüs, Markus en Lukas het over Bartholomeüs hebben, noemen ze hem in één adem met Filippus. Johannes doet dat op dezelfde manier met Nathanaël en Filippus, wat nog een aanwijzing is dat Bartholomeüs en Nathanaël dezelfde persoon waren (Mt 10:3; Mr 3:18; Lu 6:14; Jo 1:45, 46). Het was niet ongebruikelijk dat een persoon onder meerdere namen bekendstond (Jo 1:42).
in de Wet van Mozes en de Profeten: Deze woorden doen denken aan de uitdrukking ‘de Wet en de Profeten’, die met kleine variaties meerdere keren in de evangeliën wordt gebruikt (Mt 5:17; 7:12; 11:13; 22:40; Lu 16:16). Met ‘de Wet’ worden hier de Bijbelboeken Genesis tot en met Deuteronomium bedoeld en met ‘de Profeten’ de profetische boeken in de Hebreeuwse Geschriften. De combinatie van deze termen kan worden toegepast op de volledige Hebreeuwse Geschriften. De discipelen die hier worden genoemd hadden de Hebreeuwse Geschriften kennelijk goed bestudeerd, en misschien heeft Filippus gedacht aan passages zoals die in Ge 3:15; 22:18; 49:10; De 18:18; Jes 9:6, 7; 11:1; Jer 33:15; Ez 34:23; Mi 5:2; Za 6:12 en Mal 3:1. Sommige Bijbelverzen laten zelfs uitkomen dat de Hebreeuwse Geschriften als geheel getuigen over Jezus (Lu 24:27, 44; Jo 5:39, 40; Han 10:43; Opb 19:10).
-