-
Johannes 20:28Nieuwewereldvertaling van de Bijbel
-
-
28 Thomas antwoordde hem: ‘Mijn Heer en mijn God!’
-
-
JohannesIndex van Wachttoren-publikaties 1946-1985
-
-
20:28 rs 230; w84 1/3 20; w84 1/12 29; w75 155; g72 22/7 6; wr 50, 63; w62 753, 761; tf 266
-
-
Aantekeningen Johannes — Hoofdstuk 20Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
Mijn Heer en mijn God!: Lett.: ‘De Heer van mij en de God (ho theos) van mij!’ Sommige geleerden vatten dit op als een uitroep van verbazing die tegen Jezus werd uitgesproken maar eigenlijk was gericht tot God, zijn Vader. Andere beweren dat volgens het oorspronkelijke Grieks de woorden tot Jezus gericht moeten zijn. Zelfs als dat zo zou zijn, kan de bedoeling van de uitspraak ‘Mijn Heer en mijn God’ het best begrepen worden in de context van de hele geïnspireerde Schrift. Uit het verslag blijkt dat Jezus eerder zijn discipelen de boodschap had gestuurd: ‘Ik stijg op naar mijn Vader en jullie Vader en naar mijn God en jullie God.’ Er is dus geen reden om te geloven dat Thomas dacht dat Jezus de almachtige God was. (Zie aantekening bij Jo 20:17.) Thomas had gehoord dat Jezus tot zijn ‘Vader’ bad en hem ‘de enige ware God’ noemde (Jo 17:1-3). Misschien heeft Thomas Jezus om de volgende redenen met ‘mijn God’ aangesproken: Hij beschouwde Jezus als ‘een god’ maar niet als de almachtige God. (Zie aantekening bij Jo 1:1.) Of misschien sprak hij Jezus op eenzelfde manier aan als aanbidders van God engelen van Jehovah aanspraken, zoals terug te vinden is in de Hebreeuwse Geschriften. Thomas zal de verslagen hebben gekend waarin personen, of soms de schrijver van het Bijbelverslag, tegen of over een engel spraken alsof hij Jehovah God was. (Vergelijk Ge 16:7-11, 13; 18:1-5, 22-33; 32:24-30; Re 6:11-15; 13:20-22.) Hij kan Jezus dus ook ‘mijn God’ hebben genoemd omdat hij Jezus als de vertegenwoordiger en woordvoerder van de ware God erkende.
Sommigen zeggen dat het gebruik van het Griekse bepaald lidwoord vóór de woorden voor heer en god erop duidt dat die woorden op de almachtige God slaan. Maar in deze context kan het gebruik van het lidwoord gewoon met de Griekse grammatica te maken hebben. Gevallen waarbij in het Grieks een zelfstandig naamwoord in de nominatief met het bepaald lidwoord als vocatief wordt gebruikt, kunnen worden geïllustreerd met een letterlijke vertaling van teksten als Lu 12:32 (lett.: ‘de kleine kudde’) en Kol 3:18–4:1 (lett.: ‘de vrouwen’, ‘de mannen’, ‘de kinderen’, ‘de vaders’, ‘de slaven’ en ‘de meesters’). Een letterlijke vertaling van 1Pe 3:7 zou ‘de mannen’ luiden. Aan de hand van het gebruik van het lidwoord is dus niet vast te stellen wat Thomas met zijn uitspraak bedoelde.
-