De kracht van verkeerde verlangens onderkennen
„Elk wordt echter beproefd, doordat hij door zijn eigen verlangen wordt uitgelokt en verleid. Wanneer het verlangen daarna vruchtbaar is geworden, baart het zonde; wanneer de zonde op haar beurt is bedreven, brengt ze de dood voort.” — Jak. 1:14, 15, NW.
1, 2. Wie was Achan, en hoe werd hij ongehoorzaam?
EEN schitterende staaf goud, enkele glinsterende zilverstukken en een prachtig gewaad hebben een man zijn leven gekost, toen de natie Israël in de vijftiende eeuw v. Chr. de stad Jericho veroverde. De man, Achan genaamd, was een soldaat uit het Israëlitische leger. Dit had bevel gekregen alles in de stad te vernietigen. Niets mocht er worden buitgemaakt, behalve dan goud, zilver en andere metalen welke er werden gevonden; de soldaten mochten dit niet zelf houden, maar moesten het in de aan Jehovah God opgedragen Israëlitische schatkist doen.
2 Ga in de geest nu eens naar die tijd terug en let op wat er zoal gebeurt wanneer Jericho huis aan huis wordt doorzocht. Achan bevindt zich geheel alleen in een der huizen. Hij heeft een staaf goud, wat zilverstukken en een prachtig Chaldeeuws gewaad gevonden. Wanneer hij dit kleed zo door zijn vingers laat glijden, bekruipt hem de gedachte dat het toch eigenlijk jammer is dat zo’n prachtgewaad vernietigd moet worden. Hoe meer hij er naar kijkt en het fijne weefsel betast, hoe groter zijn verlangen wordt het te bezitten. Wanneer hij het goud en het zilver oppakt en voelt hoe zwaar het wel is, bevangt hem een zelfde gedachte. Hij laat het verlangen naar deze verboden zaken in zich groeien. Bovendien moedigt de gedachte dat niemand hem in het schemerige interieur van het huis heeft gezien, hem er toe aan aan zijn verlangen toe te geven. Hij kan zich niet voorstellen dat iemand er achter zou kunnen komen dat hij deze dingen heeft weggenomen. Niemand in de stad zou ze ooit missen. Door deze gedachte aangemoedigd, verbergt hij het genoemde en neemt het uit de verdoemde stad met zich mee naar zijn tent. Wanneer hij alleen in zijn tent is, licht hij in een hoek een gedeelte van de vloerbedekking op, graaft een gat in de grond en verbergt zijn buit daarin. Wanneer Achan de vloerbedekking weer op zijn plaats heeft gelegd, voelt hij zich zeer tevreden. Hij heeft aan zijn verlangen voldaan en niemand weet er ook maar iets van.
3. Waarom bleef Achans verkeerde daad niet onopgemerkt?
3 Achan had een verkeerd verlangen gekoesterd en er aan toegegeven. Alhoewel hij er echter zelf volkomen van overtuigd was dat niemand hem had bespied, was zijn doen en laten toch niet onopgemerkt gebleven. Hoewel mensenogen zijn ongehoorzame daad niet hadden gadegeslagen, had God het wel gezien. Daar de God van Israël niet wilde dat zijn uitverkoren volk door de aanwezigheid van zo iemand verdorven zou worden, liet hij Jozua weten dat Israël door een daad van opzettelijke ongehoorzaamheid en diefstal in zijn ogen besmet was. „Daarop zei Jehovah tot Jozua: ’Sta toch op! Waarom valt gij op uw aangezicht? Israël heeft gezondigd en ook mijn verbond, dat ik hun als een gebod had opgelegd, overtreden en zij hebben ook iets van het tot de vernietiging bestemde genomen, hebben dit ook gestolen, het geheim gehouden en het bij hun eigen goederen gelegd. Daarom zullen de zonen Israëls geen stand kunnen houden tegen hun vijanden. Zij zullen hun de rug laten zien, want zij zijn geworden tot iets dat tot vernietiging is bestemd. Ik zal niet meer met u blijken te zijn, tenzij gij dat wat tot vernietiging bestemd is en zich in uw midden bevindt, hebt vernietigd.’” — Joz. 7:10-12, NW.
4. Hoe bleek dat hij de schuldige was en hoe werd hij gestraft?
4 Jozua liet daarop alle stammen aan zich voorbijtrekken, en God gaf hem te kennen dat de schuldige tot de stam Juda behoorde. Daaruit werd toen de familie der Zarhieten aangewezen. Elke man van deze familie ging voor hem langs, totdat Achan aan de beurt was. Toen hij voor Jozua kwam, gaf God te kennen dat deze de schuldige was. „Toen zei Jozua tot Achan: ’Mijn zoon, geef toch eer aan Jehovah, de God Israëls, en doe voor hem belijdenis, en zeg mij toch, Wat hebt gij gedaan? Verberg het niet voor mij’” (Joz. 7:19, NW). Toen Achan zijn goddeloze daad bekende, gingen er mannen naar zijn tent, groeven de buit op en brachten die naar Jozua. Daarna werd Achan buiten het kamp geleid en doodgestenigd. Aldus had zijn verlangen dat hem tot zonde deed vallen, de dood over hem gebracht.
5. Wat kunnen wij uit Achans ervaring leren?
5 Uit dat wat Achan is overkomen, blijkt duidelijk welk een drijfkracht een verkeerd verlangen kan hebben en waartoe het leidt. Er blijkt tevens uit dat, ook al heeft men heimelijk aan dit verkeerde verlangen toegegeven, het toch niet onopgemerkt blijft. Jehovah God, de universele Soeverein, ziet het. Goddeloze mensen als Achan zien dit echter over het hoofd. „Hij zegt in zijn hart: God vergeet het, Hij verbergt zijn aangezicht, Hij ziet het in eeuwigheid niet” (Ps. 10:11, NBG). Jehovah ziet het echter wel en zal het niet vergeten. Men moet er dus erg goed op letten wat voor verlangens men tot ontwikkeling laat komen en er op toezien dat dit geen verkeerde verlangens zijn.
6. Wat dienen wij in gedachten te houden?
6 Men dient in gedachten te houden wat de bijbelschrijver Jakobus over verkeerde verlangens en waar ze toe leiden, had te zeggen: „Elk wordt echter beproefd, doordat hij door zijn eigen verlangen wordt uitgelokt en verleid. Wanneer het verlangen daarna vruchtbaar is geworden, baart het zonde; wanneer de zonde op haar beurt is bedreven, brengt ze de dood voort” (Jak. 1:14, 15, NW). Zo verging het Achan ook. Zijn verlangen naar een staaf goud, wat zilver en een gewaad, bracht hem er toe een zonde te begaan en dit leidde weer tot de dood. Wanneer u zich dus als door een magneet tot iets wat door de schrift verboden wordt, aangetrokken voelt, bedenk dan wat de bijbel over verlangens heeft te zeggen. Haal u voor de geest wat er met Achan gebeurde. Verzet u dan met alle wilskracht tegen de verleiding. Wanneer u zich er niet hevig tegen verzet, wordt het verlangen geleidelijk aan sterker, totdat het vrucht afwerpt door u tot zonde te brengen. U kunt er dan stellig van op aan dat God een oordeel over u zal vellen dat de vernietiging tot gevolg zal hebben.
VELEN ZIJN VOOR VERKEERDE VERLANGENS BEZWEKEN
7. Welke fout hebben sommigen begaan?
7 De afgelopen jaren zijn er christenen geweest die zich aan God hadden opgedragen, maar die toen dachten dat zij wel met een verkeerd verlangen konden spelen zonder zich zelf schade te berokkenen. Wanneer zo’n verleidelijke gedachte hen dan bekroop, zetten zij die niet uit hun geest, maar bleven zich er mee bezig houden. Zij dachten er over na. Hierdoor werd hun weerstand steeds zwakker, totdat het verlangen hun te machtig werd en zij er aan toegaven. Door zulk een verkeerde daad werden zij onrein in Gods ogen en waren zij evenals Achan niet langer geschikt om in zijn theocratische organisatie te blijven. Daarom sloot God hen uit de gemeenschap. Hij accepteerde hen niet langer als zijn dienstknechten. Slechts heel weinigen van hen toonden na enige tijd oprecht berouw en in zijn onverdiende goedgunstigheid vergaf God hun hun zonde. Daarop mochten zij weer in de theocratische organisatie terugkeren. Om weer in Gods gunst opgenomen te worden, moesten zij echter een zeer, zeer moeilijke weg afleggen. Het zou veel beter voor hen zijn geweest als zij direct in het begin aan het verkeerde verlangen weerstand geboden zouden hebben.
8. Wat had Petrus te zeggen over hen die aan verkeerde verlangens toegaven en geen berouw toonden?
8 Zij die geen oprecht berouw toonden, staat een eeuwige vernietiging te wachten. Over hen had de apostel Petrus het, toen hij zei: „Velen zullen bovendien van de weg afwijken en hun losbandigheid nawandelen, en door hun toedoen zal er schimpend over de weg der waarheid gesproken worden. Ook zullen zij u uit begerigheid met gemaakte woorden uitbuiten. Wat hen echter betreft, het oordeel uit oude tijden beweegt zich niet traag, en hun vernietiging sluimert niet” (2 Petr. 2:2, 3, NW). De geest moet dus niet met verkeerde verlangens spelen, maar die moeten er volledig uit verbannen worden. Laat ze geen wortel schieten.
9. Welke fout maakte Eva?
9 De bijbel verhaalt van vele voorbeelden van mensen als Achan die dit niet beseften. De resultaten waren altijd eender — een verkeerd verlangen leidde tot zonde en dit tot de dood. Dit overkwam ook de eerste vrouw, Eva. Toen haar werd verteld dat zij, door van de verboden vrucht in de hof van Eden te eten, wijs zou worden en evenals God zelf zou kunnen bepalen wat goed en kwaad was, begon zij naar de vrucht te verlangen. Hoe meer zij er over dacht, hoe begeerlijker die in haar ogen werd en hoe liever zij haar wilde hebben. „Dientengevolge zag de vrouw dat de vrucht van de boom goed was tot voedsel en dat ze een behagen was voor de ogen, ja, de boom was begeerlijk om aan te zien. Daarom begon zij van zijn vrucht te nemen en er van te eten” (Gen. 3:6, NW). Haar verkeerde verlangen werd vruchtbaar en bracht zonde voort. Zij beging de fout het in haar geest tot ontwikkeling te laten komen in plaats van het er terstond uit te verbannen. Ter bestemder tijd bracht deze zonde de eeuwige dood teweeg.
10. Welk verkeerde verlangen koesterde Adam?
10 Adam verlangde er meer naar Eva te behagen dan Jehovah te gehoorzamen, en daarom verviel ook hij tot zonde. Toen hij uit een ander deel der hof terugkeerde en zag wat Eva had gedaan, berispte hij haar niet en weigerde hij niet enig aandeel aan haar zonde te hebben. Hij nam de vrucht daarentegen van haar aan en bedreef net als zij een daad van opzettelijke ongehoorzaamheid jegens God. Zijn verlangen haar te behagen, bracht hem tot opstand tegen God. „En tot Adam zeide hij [Jehovah]: ’Omdat gij naar de stem van uw vrouw hebt geluisterd en van de boom bent gaan eten waaromtrent ik u het volgende bevel had gegeven, „Gij moet daarvan niet eten,” is de aardbodem om uwentwil vervloekt.’” Daar Adam van tevoren was gewaarschuwd dat het nuttigen van deze vrucht tot zijn dood zou leiden, hield zijn ongehoorzaamheid in, dat hij tot het levenloze stof waaruit hij genomen was, zou terugkeren. „Want stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren” (Gen. 3:17-19, NW). Adams verkeerde verlangen leidde dus tot zonde en dit tot zijn dood.
11. Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat men geen verkeerd verlangen kan koesteren, zonder zich zelf te schaden?
11 Wie zou, daar het verkeerde verlangen krachtig genoeg was om een volmaakte man en vrouw tot zonde te verleiden, en hun dood te bewerkstelligen, dan zo vermetel willen zijn te beweren dat een onvolmaakt mens een verkeerde gedachte in zijn geest tot ontwikkeling kan laten komen zonder dat hij die op den duur in daden zou omzetten? Jezus zei ongetwijfeld met het oog hierop: „Ik zeg u echter dat al wie naar een vrouw blijft kijken ten einde hartstocht voor haar te hebben, in zijn hart reeds overspel met haar heeft gepleegd” (Matth. 5:28, NW). Men zou kunnen zeggen dat zo iemand in zijn hart reeds overspel heeft gepleegd, omdat, wanneer hij hiertoe de kans zou krijgen, zijn verkeerde verlangen hem er toe zou brengen ook werkelijk overspel te plegen, of ingeval het een ongehuwde persoon betreft, hoererij te bedrijven.
12. Hoe werd David er toe gebracht te zondigen, en wat leren wij uit zijn ervaring?
12 Ook in het geval van koning David bleek dit beginsel op waarheid te berusten. Toen deze op het dak van zijn paleis wandelde en Bathseba zag baden, keek hij met een hartstochtelijk verlangen naar haar. Hij werd er volkomen door overweldigd en trachtte het te bevredigen, hetgeen hem, al was Bathseba dan ook met een andere man gehuwd, ook gelukte. Hij regelde het zo dat haar man zich in de strijd in de voorste gelederen zou bevinden, zodat hij een gewisse dood zou sterven. Nadat haar man was gedood, bleef David, door zich Bathseba tot vrouw te nemen, in zijn verkeerde verlangens volharden. Het verlangen dat hij liet aangroeien terwijl hij naar Bathseba keek, leidde hem tot een daad welke in Gods ogen zondig was. Had David toen de profeet Nathan hem liet zien dat hij een verkeerde daad had bedreven, niet zo’n oprecht berouwvolle geest gehad, dan had deze zonde hem het leven gekost. Een verkeerd verlangen moet in het begin al als zodanig worden onderkend, en alles moet in het werk worden gesteld om het uit uw geest te bannen.
13. (a) Hoe weten wij dat engelen ook met de drijfkracht van verkeerde verlangens te maken hebben? (b) Welk verlangen koesterde de eerste zondige engel?
13 Hoe belangrijk dit is, kan nog beter worden beseft, wanneer men zich herinnert dat zelfs engelen voor de macht van een verkeerd verlangen zijn bezweken. Daarvan zijn deze machtige hemelse schepselen niet vrij, ook al zijn ze veruit superieur aan de mens. Velen van hen zijn er aan ten prooi gevallen. Door trots en het verlangen de Universele Soeverein Jehovah gelijk te zijn, viel het eerste slachtoffer. In de eerste man en vrouw zag hij de gelegenheid zijn verlangen vrucht te doen voortbrengen. Hij wist dat zij de aarde op den duur met schepselen van hun soort zouden vullen. Hij kreeg al visioenen van zich zelf als opperheer over een aarde bevolkt met mensen die hem allen zouden aanbidden en dienen. Waarschijnlijk reikte zijn eerzucht nog verder en zag hij zich reeds als de heerser van het gehele universum, daarbij de positie van Jehovah God innemend. Het verlangen deze onbeschaamde eerzucht te bevredigen, verteerde hem. Daar hij er voedsel aan gaf, groeide het en was het er de oorzaak van dat hij tegen God in opstand kwam. Daar deze geestelijke opstandeling een handelwijze van laster en oppositie tegen Jehovah verkoos te volgen, wordt hij Satan de Duivel genoemd.
14, 15. (a) Licht toe hoe er in Noachs tijd engelen tot zonde werden verleid? (b) Wat zal hun zonde over hen brengen?
14 Later, in de dagen van Noach, zondigden er andere engelen. Ook dezen begingen de fout hun geest zolang op een verkeerd verlangen gericht te houden, totdat het hen overspoelde. Zij zagen hoe de mensen behagen schepten in de seksuele gemeenschap en dat wilden zij ook, ook al waren zij als engelen geslachtloos geschapen. Doordat zij hun geest op dit verlangen gericht bleven houden, ontwikkelden zij een seksuele begeerte welke sterker werd naarmate zij vol hartstocht naar de mensendochters bleven kijken. Zij wisten dat het verkeerd was er zulke gedachten op na te houden, maar toch deden zij het. Zij wisten ook dat hun plaats in de hemelen was en dat zij, in plaats van zich met de mensheid te willen vermengen, tevreden dienden te zijn met de positie welke God hun gegeven had. Er was verschil tussen het soort van leven dat zij leidden en dat der mensen. Daar het in strijd was met Gods wet dat twee soorten van schepselen zich met elkaar zouden vermengen, zouden zij de gedachten om ook de seksuele genoegens der mensen te genieten, uit hun geest hebben moeten bannen. Zij hadden het er uit moeten verwijderen, voordat het wortel schoot en begon te groeien totdat het hen verteerde. Dat hadden zij moeten doen, maar dit deden zij niet.
15 Om hun lusten te kunnen bevredigen, verlieten deze engelen ongehoorzaam hun hemelse positie, materialiseerden zich in vleselijke lichamen en huwden met de dochters der mensen. Door deze zonde haalden zij zich Jehovah’s ongunstige oordeel op de hals, hetwelk hij ter bestemder tijd zal voltrekken. „En de engelen die niet in hun oorspronkelijke positie zijn gebleven doch hun eigen juiste woonplaats hebben verlaten, heeft hij met eeuwige banden onder dikke duisternis bewaard voor het oordeel van de grote dag” (Judas 6, NW). Evenals bij de mensen leidde ook bij hen een verkeerd verlangen tot zonde en daarom zullen zij vernietigd worden. Wanneer een verkeerd verlangen dus genoeg drijfkracht heeft om zelfs engelen tot zonde en vernietiging te leiden, hoe zouden onvolmaakte mensen zich er dan mee bezig kunnen houden zonder zich zelf te schaden?
16. Door welk verkeerde verlangen werd Judas vernietigd, en van welke waarheid vormt zijn ervaring een illustratie?
16 Judas’ geval illustreert dat dit niet gaat. O, hoe verlangde hij naar het bezit van geld. Hij liet dit zo groot worden, dat het hem tot een dief en een verrader van Gods Zoon maakte. Wat hem overkwam, is een goede illustratie van de in 1 Timotheüs 6:9, 10 (NW) opgetekende waarheid: „Zij die besloten zijn rijk te worden, vallen echter in verzoeking, in een strik en in vele zinneloze en nadelige begeerten die de mensen tot vernietiging leiden en in het verderf storten. Want de liefde voor geld is een wortel van allerlei schadelijks, en door op deze liefde hun zinnen te zetten, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich overal met vele pijnen doorstoken.” Dat is het nu precies wat Judas overkwam. Door zijn gelddorst dwaalde hij van het geloof af en dit stortte hem in de vernietiging. Zijn lot dient een waarschuwing te zijn voor alle christenen die zich aan God hebben opgedragen en die de fout begaan bij zich zelf een geldzuchtig verlangen aan te kweken.
17. Waarom dienen wij op onze hoede te zijn dat het verlangen naar geld in toom wordt gehouden?
17 Sommige personen echter, die eens aan God opgedragen christenen waren, hebben geen leer getrokken uit het lot dat hij onderging. Zij lieten zich door het verlangen naar geld verzwelgen, waardoor zij evenals Judas van het geloof afdwaalden. Zij lieten toe dat er door hun liefde voor rijkdommen een verwijdering tussen hen en de theocratische organisatie kwam, en zij worden nu geheel en al in beslag genomen door hun pogingen die liefde te bevredigen. Zij interesseren zich verder niet meer voor het bewandelen van de weg ten leven. Kan dit, daar dit enkelen reeds overkomen is, ook niet met anderen gebeuren? Kan dit u niet overkomen? Ja, wanneer u niet op uw hoede bent om het bedrieglijke verlangen naar rijkdommen te weerstaan. U moet niet toelaten dat het vat op u krijgt. Wees dus op uw hoede voor aantrekkelijke zakenaanbiedingen waardoor u niet geregeld met de Nieuwe-Wereldmaatschappij zou kunnen bijeenkomen en waardoor er zoveel van uw tijd opgeëist zou worden, dat u de Schrift niet geregeld zou kunnen bestuderen noch aan de christelijke bediening van het evangelie zou kunnen deelnemen. Een christen die zich aan God heeft opgedragen, dient er op uit te zijn meer en niet minder tijd aan het bestuderen van de bijbel en de dienst van God te besteden.
LIEFDE VOOR STOFFELIJKE GOEDEREN
18, 19. Welk gevaar schuilt er voor een christen in de materiële aantrekkelijkheden dezer wereld, en waarom moet hij zijn verlangens in toom houden?
18 Een christen denkt wellicht dat hij niet verstrikt wordt door de liefde voor geld, maar wellicht wordt hij dit wel door de liefde voor stoffelijke goederen. Hij ziet hoe de hedendaagse industrieën een stroom van schitterende artikelen voortbrengen. Hij ziet en hoort de aanlokkelijke reclames, waardoor de vlam van begeren hiernaar wordt aangewakkerd. Hij denkt er over hoeveel hij graag hiervan en daarvan zou willen hebben. Hij heeft bijvoorbeeld een volledig afbetaalde auto, maar ziet een aanlokkelijke advertentie van een der laatste modellen, en stelt zich al voor wat een prachtig gezicht het zou zijn, wanneer zo’n wagen op de oprit van zijn huis geparkeerd zou staan. Alhoewel hij zich een dergelijke uitgave niet kan veroorloven, ziet hij er geen kwaad in er een beetje over te dromen. Hij droomt dus dat hij achter het stuur van die glanzende wagen over een snelweg rijdt. Hij voelt gewoon hoe gemakkelijk hij te hanteren is. Hij kan het zachte gezoem van de motor horen en voelt hoe snel hij optrekt wanneer hij gas geeft. Wanneer hij er elke dag maar weer over droomt, groeit zijn verlangen er naar, en duurt het niet lang voordat hij eens een kijkje gaat nemen in een showroom. Nadat hij met de verkoper heeft gesproken, gaat hij huiswaarts om uit te rekenen hoe hij het voor elkaar kan krijgen, waarbij hij zich zelfs in de schulden gaat steken. Hij denkt er zelfs over wat meer te gaan werken om meer geld te verdienen ten einde de schuld af te lossen. Hij is bereid om boven zijn inkomen te leven, om kostbare tijd op te offeren — tijd welke voor studie en dienst voor God gebruikt had kunnen worden — om het vurige verlangen te bevredigen dat hij voor deze nieuwe auto heeft aangekweekt. Natuurlijk kweekt een ander weer ergens anders een verlangen voor aan. In elk geval streeft men naar iets stoffelijks ten koste van geestelijke zaken. Wanneer men met deze handelwijze voort blijft gaan en zelfzuchtige verlangens de tijd en aandacht welke men aan God verschuldigd is, laat opeisen, zal het niet lang duren voordat men geestelijk door de koorts van het materialisme gedood wordt, hetgeen er weer toe leidt dat men met hen die deze materialistische wereld liefhebben, fysiek het leven zal verliezen.
19 Wanneer u zich dit kunt veroorloven en ze de juiste plaats toekent, steekt er in het geheel geen kwaad in het bezit van materiële gemakken en luxe-artikelen. U dient er door gediend te worden en er niet de slaaf van te zijn. Let dus op uw verlangens, houd ze binnen bepaalde grenzen, zodat u er niet door overweldigd zult worden. Wanneer u het zover laat komen, kunnen ze u, die thans een christen bent, van uw geestelijk gezonde toestand doen afdwalen. Zij kunnen u meesleuren naar het drijfzand van het materialisme en dan zult u geleidelijk aan uit het gezicht verdwijnen en zult u niet meer in de rijen der Nieuwe-Wereldmaatschappij aangetroffen worden. Aldus zullen ze u van het smalle pad naar het eeuwige leven hebben weggetrokken. „Gaat in door de enge poort; want breed en wijd is de weg die op de vernietiging uitloopt, en velen zijn er die daardoor ingaan; maar eng is de poort en smal de weg die op het leven uitloopt, en weinigen zijn er die hem vinden” (Matth. 7:13, 14, NW). Sommige mensen zetten hun schreden op die enge en smalle weg en blijven daar wellicht heel wat jaren op lopen, maar laten er zich dan door de magnetische aantrekkingskracht van verkeerde verlangens van afbrengen en wenden zich tot de brede weg waarover deze materialistische wereld zich voortspoedt. Een christen kan zich derhalve niet door de liefde voor stoffelijke goederen laten verstrikken. Daardoor zou hij verkeerde verlangens aankweken, welke hem alleen maar naar de dood kunnen leiden. Het zou hem even noodlottig worden als de geldzucht voor Judas.
HOUD UW ZINNELIJKE VERLANGENS IN TOOM
20, 21. (a) Hoe heeft de wereld haar zinnelijke verlangens niet binnen de schriftuurlijke grenzen gehouden, en waar heeft dit toe geleid? (b) Waarom moet een christen een stevige greep op zich zelf hebben?
20 Vleselijke verlangens kunnen zelfs nog moeilijker in toom worden gehouden dan het haken naar materiële goederen. Wanneer men er voedsel aan geeft, worden ze een verterend vuur waardoor men verzengd wordt, zodat zedenwetten geen enkele betekenis meer voor iemand hebben. De alom verbreide immoraliteit dezer oude wereld legt daar een welsprekend getuigenis van af. In plaats dat de schriftuurlijke geboden tegen immoraliteit worden gehoorzaamd, negeert de wereld ze en laat ze de seksuele verlangens de perken te buiten gaan. Het seksuele verlangen op zich is niet verkeerd, want de Schepper heeft dit in de mens gelegd, maar het is verkeerd er ongebreideld aan toe te geven, waarbij men de wettelijke, door God gestelde grenzen overschrijdt. Een christen kan daarom niet de handelwijze dezer wereld volgen, maar moet zijn verlangens onder controle houden. Daar is wilskracht voor nodig. Men moet vast besloten zijn, zijn geest zich niet met slechte seksuele verlangens bezig te laten houden, daar die ons tot zonde zullen verleiden.
21 Daar de wereld haar verlangens de schriftuurlijke beperkingen te buiten heeft laten gaan, lopen er zeer veel verdorven wellustelingen rond. De bijbel zegt over hen: „Daarom heeft God hen in overeenstemming met de begeerten van hun hart aan onreinheid overgegeven, opdat onder hen het lichaam onteerd zou worden, namelijk onder hen die de waarheid van God hebben verwisseld voor de leugen en de schepping hebben vereerd en er heilige dienst voor hebben verricht in plaats van voor Hem die schiep, die gezegend is in alle eeuwigheid. Amen. Daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke seksuele begeerten, want ook hun vrouwen hebben het natuurlijke gebruik van zich zelf veranderd in een tegennatuurlijk gebruik, en insgelijks hebben ook de mannen het natuurlijke gebruik van hun vrouw laten varen en zijn zeer verhit geworden in hun wellust jegens elkander, mannen met mannen, ontucht plegend en in zich zelf ontvangend de volledige vergelding die hun voor hun dwaling toekwam” (Rom. 1:24-27, NW). Het is waar wat er in deze teksten staat, dat de wereld verdorven is door overspelers, hoereerders, prostituées en homoseksuelen. Daar de christen door deze goddeloze invloed omringd wordt, moet hij een sterke greep op zich zelf hebben, zodat hij niet door verkeerde verlangens geleid dezelfde afschuwlijke daden bedrijft. Hij moet zijn vleselijke zwakheden onderkennen en niet denken dat hij zijn zinnelijke verlangens net tot aan de grens van het schriftuurlijk verbodene kan bevredigen en daar dan kan stoppen. Zelfs al slaagt men hier een tijdje in, dan zal men er op den duur toch toe verlokt worden die grens te overschrijden en te zondigen. Hieraan valt niet te twijfelen, daar lustgevoelens welke worden gevoed, in kracht groeien en iemand steviger in hun greep krijgen. Het is dan veel moeilijker ze uit de geest te bannen. De beste verdediging is, zich er van het begin af tegen te verzetten.
22. Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat deze wereld de vernietiging wacht?
22 Deze hedendaagse wereld is gelijk die van Noachs dagen. Ook toen schonken de mensen geen aandacht aan de door God gestelde grenzen voor menselijke verlangens. Zij hielden ze niet in toom, maar wakkerden ze aan; en daardoor werd hun begeerte groter en groter. Deze slechte verlangens leidden hen tot zonde hetgeen tot gevolg had dat God hen met de vernietiging strafte. Hij heeft „zich er niet van . . . weerhouden, een wereld uit de oudheid te straffen, maar Noach, een prediker van rechtvaardigheid, met zeven anderen veilig . . . bewaard toen hij een vloed over een wereld van goddeloze mensen bracht; en doordat hij de steden Sodom en Gomorra in de as heeft gelegd, ze heeft veroordeeld, waardoor hij voor goddeloze mensen een voorbeeld stelde van de toekomende dingen” (2 Petr. 2:5, 6, NW). Wat de ontaarde mensen uit Noachs tijd en die uit de steden Sodom en Gomorra is overkomen, was een voorbeeld van wat er met deze wereld zal gebeuren, daar ze dezelfde weg bewandelt en verkeerde verlangens aanwakkert.
23. Waarom verkeert de christen in een gevaarlijke situatie, en wat moet hij doen?
23 Aangezien Gods ongunstig oordeel op deze wereld rust, bevindt de christen zich in een zeer gevaarlijke positie. De wellustige verlangens der wereld, haar liefde voor geld en haar vergaren van materiële bezittingen, omringen hem aan alle kanten. Hij staat voortdurend bloot aan haar bekoringen, verleidingen en verkeerde denkwijzen. Doordat hij voortdurend wordt omgeven door zulk een slechte invloed, wordt het hem zeer moeilijk gemaakt de smalle weg ten leven te bewandelen. Hij zal niet op deze weg kunnen blijven wandelen, wanneer hij zijn geest zich met deze dingen laat bezighouden, waardoor hij er een verlangen naar opbouwt. Wanneer hij niet onderkent welk een drijfkracht verkeerde verlangens hebben en niet alles in het werk stelt om ze te weerstaan, zal hij er onvermijdelijk door verlokt worden en tot zonde en de dood worden geleid. Iedere christen die zich aan Jehovah heeft opgedragen, dient daarom te bedenken waarnaartoe Achan, Judas, het eerste mensenpaar en de zondigende engelen door de drijfkracht van een verkeerd verlangen werden geleid. Dat elk die kracht onderkenne en alles in het werk stelle om haar te weerstaan, want ze leidt tot zonde en de eeuwige dood.