God leren kennen
’Gij hebt God leren kennen, of liever gezegd, gij zijt door God gekend.’ — Gal. 4:9.
1. Is er een verschil tussen God kennen en van zijn bestaan af weten?
VEEL mensen weten van het bestaan van God af. Misschien wonen zij in een buurt waar de meeste mensen beweren in zijn bestaan te geloven. Betekent dit echter dat zij God werkelijk kennen? Welnu, het is heel wat anders van het bestaan van de regeerder van het land waarin men woont af te weten of hem persoonlijk te kennen. Zo is het ook met het kennen van God. Mensen die God werkelijk kennen, genieten het voorrecht in een werkelijke verhouding tot hem te staan.
2, 3. Waarom geloven sommige mensen niet dat God bestaat?
2 Sommige mensen zullen er natuurlijk geen belangstelling voor hebben iets over God te weten te komen. Zij geloven zelfs niet eens dat hij bestaat. Waarom? Zij zijn misschien wel ontzet over de huichelarij welke door velen wordt beoefend die beweren in hem te geloven. Zij wijzen misschien wel op de verschrikkelijke gruweldaden en op het moedwillige bloedvergieten waaraan velen zich in naam van God en religie hebben overgegeven. Is het echter redelijk Gods bestaan te ontkennen op grond van wat mensen hebben gedaan? Zou dit niet op hetzelfde neerkomen als te zeggen dat de heerser van een bepaald land niet bestaat omdat personen die ten onrechte beweren zijn loyale onderdanen te zijn, hem in een verkeerd daglicht hebben gesteld? Zou het redelijk zijn toe te laten dat men door de onjuiste voorstelling van zaken die door andere mensen wordt gegeven, wordt belet een verhouding tot ontwikkeling te laten komen die tot iemands blijvende geluk en welzijn zou kunnen bijdragen?
3 Weer anderen verzetten zich tegen het idee God rekenschap verschuldigd te zijn. Zij willen hun eigen maatstaven voor het leven vaststellen en verzinnen misschien wel argumenten in een poging aan te tonen dat God niet bestaat. Hun argumenten komen vaak op niets meer dan op zelfmisleiding neer, zoals de welbekende schrijver Aldous Huxley eens toegaf: „Ik had redenen om niet te willen dat de wereld een bedoeling heeft; bijgevolg nam ik aan dat ze er geen had en was ik zonder enig bezwaar in staat bevredigende redenen voor deze onderstelling te vinden.” Het is echter duidelijk dat wanneer iemand verkiest te geloven dat God niet bestaat, ten einde een „vrij” leven te kunnen leiden, dit God nog niet doet verdwijnen. Hij blijft, hij bestaat.
4. Welk bewijs heeft de meeste mensen ervan overtuigd dat er een God moet zijn?
4 De meeste mensen die over dit onderwerp nadenken, worden ertoe bewogen toe te geven dat er werkelijk een God moet zijn. Het ontzagwekkende universum met zijn schoonheid en orde, de overvloed en verscheidenheid in het plante- en dierenleven, de mens zelf — alles wijst op het bestaan van een Meesterontwerper, een Schepper van leven en materie. Op grond van wat zij kunnen zien, zijn miljoenen nadenkende mensen over de gehele wereld ook gaan beseffen dat God bepaalde eigenschappen heeft. Zij zijn het eens met de geïnspireerde apostel Paulus, die zei: „[Gods] onzichtbare hoedanigheden worden . . . duidelijk . . . waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn.” — Rom. 1:20; Hand. 14:16, 17.
5. (a) Hoe bewijst het geweten dat God bestaat? (b) Wat onthult het feit dat de mens een geweten heeft, over God?
5 ’s Mensen geweten vormt slechts één voorbeeld van deze waarheid. De bijbel toont aan dat dit vermogen, dit innerlijke besef of gevoel van goed en kwaad, een bewijs vormt van een ’wet die in het hart staat geschreven’ (Rom. 2:14, 15) Het is duidelijk dat de mensheid zo’n wet niet van de redeloze dieren heeft gekregen, aangezien de werking ervan niet onder hen kenbaar is. Het bestaan van deze interne „wet” bewijst dat er een intelligente wetgever — God — moet zijn. Bovendien onthult dit vermogen de wijsheid van de Schepper en zijn grote bezorgdheid en liefde voor de mens. ’s Mensen geweten heeft ertoe gediend mensen af te schrikken van daden die het leven, het welzijn en de zekerheid van de mensheid bedreigen. Het geweten veroordeelt in normale omstandigheden dezelfde verkeerde dingen te allen tijde en op alle plaatsen. Zelfs zonder een geschreven ’wetstelsel’ hebben mensen in de gehele geschiedenis erkend dat zulke dingen als moord, diefstal, overspel en seksuele perversies verkeerd zijn. Deze innerlijke kennis heeft de menselijke samenleving, vooral de gezinsregeling, een mate van stabiliteit gegeven (Gen. 34:7; 39:9; Job hoofdstuk 31; 2 Petr. 2:6, 7). Het geweten is waarlijk de gave van een alwijze en liefdevolle God.
HOE GOD TE LEREN KENNEN
6. Waarom is erkenning van God als een persoon fundamenteel willen wij hem kunnen leren kennen?
6 Hoe kunnen wij de onzichtbare God, die zich door middel van zijn scheppingswerken heeft geopenbaard, echter werkelijk leren kennen? De eerste stap in dit opzicht is, te erkennen dat hij een persoon is. Alleen met een persoon kan iemand intiem bekend raken of een duurzame verhouding aangaan (Hebr. 11:6). Vaak blijven degenen die beweren in een oppermachtige God te geloven, in gebreke hem als een persoon te erkennen. De biograaf R. W. Clark verklaart over een beroemd geleerde: „Einsteins God doet zich voor als de stoffelijke wereld zelf.” Maar onthult de stoffelijke wereld dan geen orde? En is orde geen bewijs van intelligentie? Is intelligentie niet altijd verbonden met een persoonlijkheid, met een persoon? Degene die voor de orde in het universum verantwoordelijk is, God, moet dus een persoon zijn.
7. Welke vragen worden door de schepping en de rede onbeantwoord gelaten?
7 De rede en waarneming onthullen definitief niet alleen dat God bestaat, maar dat hij werkelijk een persoon is die bewonderenswaardige eigenschappen bezit. Er is echter meer nodig dan rede gebaseerd op waarneming van het stoffelijke universum wil iemand God leren kennen en zich erin verheugen in een verhouding tot hem te staan. Waarom? Omdat wanneer wij over de dingen die wij zien nadenken, nog altijd vele vragen over hem onbeantwoord blijven. De rede zal ons bijvoorbeeld zeggen dat er een God is. Maar zal ze ons ook zeggen waarom er goddeloosheid in de wereld is? De rede zou te kennen kunnen geven dat een God die goed is, goddeloosheid niet eeuwig zal toelaten. Maar vertelt ze ons wanneer wij kunnen verwachten dat zulke toestanden zullen eindigen?
8. Wat heeft de mens nodig om God persoonlijk te leren kennen?
8 Wat is er dan nog meer nodig? Een openbaring van God zelf. Een oud spreekwoord luidt: „Waar geen visioen [of, openbaring] is, wordt het volk bandeloos” (Spr. 29:18). Ja, zonder de leiding van een goddelijke openbaring zijn veel mensen geneigd ongebreideld te zijn in hun gedrag, vooral als zij denken dat zij dit ongestraft kunnen doen (Pred. 8:11). Hun onvolmaakte geweten is niet sterk genoeg om hen hiervan te weerhouden. Tot leiding van ons heeft God derhalve in zijn geschreven Woord, de bijbel, een openbaring verschaft. Gods Woord openbaart ons dat zijn naam Jehovah is en onthult zijn handelingen, voornemens, gevoelens en houding op een dusdanige wijze dat wij hem werkelijk kunnen leren kennen (Ps. 83:18). De bijbel laat ons niet in twijfel over hetgeen God goedkeurt of afkeurt.
9. Waarom kunnen wij zeggen dat de bijbel van God afkomstig is?
9 Maar waarom kunnen wij zeggen dat de bijbel van God afkomstig is? Omdat deze inlichtingen bevat die eenvoudig niet bij mensen ontsproten kunnen zijn. Mensen kunnen niet met een onfeilbare nauwkeurigheid zeggen wat er over slechts enkele maanden vanaf heden zal gebeuren. De bijbel bevat echter vele profetieën die lang van tevoren zijn geschreven en die nauwkeurig zijn vervuld of thans hun vervulling vinden. Hoewel de bijbel gedurende een periode van meer dan zestien eeuwen is geschreven, is hij geen boek dat vol staat met tegenstrijdige en steeds weer veranderende filosofieën, zoals verwacht kan worden van een werk dat bij mensen is ontstaan. De innerlijke harmonie ervan wijst duidelijk op een goddelijke oorsprong. De wetten en beginselen die in de bijbel staan opgetekend, zijn ongeëvenaard vergeleken bij alles wat mensen hebben voortgebracht als een gids voor het leven. Wat de bijbel op het gebied van wetgeving verschaft, appelleert aan een goed geweten en vormt zelfs een hulp bij het nemen van juiste beslissingen. Terzelfder tijd onthult de bijbel de hoge maatstaven van de Wetgever, God. Laten wij eens beschouwen hoe één speciaal gedeelte van de bijbel, de Wet die door bemiddeling van Mozes is gegeven (welke wordt aangetroffen in de boeken Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium) ons helpt God als een rechtvaardige en barmhartige Wetgever te kennen. Wij zouden dit kunnen doen door die Wet te vergelijken met wat mensen door het ontwerpen en bekrachtigen van wetten trachten te doen.
GODS BARMHARTIGHEID LEREN KENNEN
10, 11. (a) Hoe hebben mensen geprobeerd aan vormen van sociaal kwaad zoals diefstal het hoofd te bieden? (b) Hoe onthult wat de Mozaïsche wet over diefstal zegt, dat God barmhartig is?
10 De wetten van vrijwel elke natie veroordelen vele vormen van sociaal kwaad, zoals diefstal. Maar wanneer iemand nu toch steelt, wat dan? Hoe dient er met de dief gehandeld te worden? Eeuwenlang hebben mensen, voor het merendeel zonder succes, met dergelijke problemen geworsteld. Het onvolmaakte menselijke geweten op zich onthult niet volledig wat het antwoord is. In het oude Babylon was de Codex Hammurabi hardvochtig, aangezien hierin bijvoorbeeld werd geboden dat een dief die bij een vuur werd betrapt, in het vuur geworpen moest worden. Een inbreker moest tegenover de bres die hij had gemaakt om in een huis in te breken, in het openbaar worden opgehangen. In deze tijd worden mannen en vrouwen die schuldig worden bevonden aan diefstal, gewoonlijk in gevangenissen opgesloten waar zij, vaker wel dan niet, verharde misdadigers worden. Ondertussen moeten de arme slachtoffers het zonder de gestolen goederen stellen.
11 Wat onthulde God met betrekking tot de wijze waarop gevallen van diefstal in de oude natie Israël behandeld moesten worden? Dit moest op een barmhartige maar toch rechtvaardige manier gebeuren. Wij lezen in Exodus 22:1-4: „Ingeval een man een stier of een schaap steelt en hij die werkelijk slacht of verkoopt, dient hij vijf stuks rundvee te vergoeden voor de stier en vier stuks kleinvee voor het schaap. . . . Hij dient zonder mankeren vergoeding te geven . . . Indien het gestolene onmiskenbaar nog levend in zijn hand wordt aangetroffen, hetzij stier of ezel of schaap, dient hij het dubbele als vergoeding te geven.” De dief werd dus gestraft doordat hij hetgeen hij had gestolen, moest vervangen, terwijl er nog een extra straf aan werd toegevoegd. Dit had ten doel hem van de volledige omvang van zijn slechte daad te doordringen. Bovendien werd er van hem verlangd dat hij bepaalde slachtoffers bracht, waardoor hij erkende dat hij ook tegen God had gezondigd (Lev. 6:2-7). Wat de benadeelde betreft, zijn verlies werd vergoed. De extra straf die de dief werd opgelegd, kwam de benadeelde ten goede, aangezien hij ruimschoots schadeloos werd gesteld voor het verloren gegane gebruik van zijn bezitting en alle gevolgen die dit eventueel had gehad.
12. Wat moest er gedaan worden wanneer een dief niet in staat was schadevergoeding voor zijn diefstal te geven?
12 Maar hoe stond het ermee als de dief arm was en niet in staat was een dergelijke teruggave te doen? Hij moest dan verkocht worden om als een slaaf te werken en aldus zijn schuld af te betalen (Ex. 22:3). Wie kan ontkennen dat een dergelijke regeling zowel rechtvaardig als barmhartig was? Het slachtoffer leed geen blijvend verlies. De dief werd niet gedood; zijn leven werd niet gelijkgesteld aan louter bezittingen die hij had gestolen. Ook werd zijn geest niet gebroken of zijn energie ondermijnd doordat hij gevangen werd gezet. Zijn tijdelijke periode van slavernij stelde hem in staat het kwaad te herstellen. Zo’n wijze en barmhartige aanpak van de situatie was stellig van God afkomstig.
DE WET ONTHULT GODS GERECHTIGHEID
13. (a) Welke beschuldiging wordt soms tegen het verslag in Deuteronomium 21:18-21 ingebracht? (b) Hoe demonstreert het in werkelijkheid Gods gerechtigheid?
13 Uit de Wet vernemen wij ook dat Gods barmhartigheid grenzen heeft. Betekent dit dat de straffen van de Wet soms onbarmhartig en wreed waren? Wat valt er te zeggen over de volgende verklaring in Deuteronomium 21:18-21?
„Ingeval een man een zoon blijkt te hebben die onhandelbaar en weerspannig is, die niet wil luisteren naar de stem van zijn vader of de stem van zijn moeder, en zij hem hebben gecorrigeerd maar hij niet naar hen zal luisteren, dan moeten zijn vader en zijn moeder hem grijpen en hem naar de oudere mannen van zijn stad en naar de poort van zijn plaats brengen, en zij moeten tot de oudere mannen van zijn stad zeggen: ’Deze zoon van ons is onhandelbaar en weerspannig; hij luistert niet naar onze stem, hij is een veelvraat en een dronkaard.’ Dan moeten alle mannen van zijn stad hem met stenen stenigen, en hij moet sterven. Zo moet gij het kwaad uit uw midden wegdoen, en heel Israël zal het horen en werkelijk bevreesd worden.”
Is dit, zoals sommigen zeggen, een voorbeeld van extreme wreedheid jegens kinderen? Zeer beslist niet! In werkelijkheid toont dit verslag duidelijk Gods gerechtigheid in de wijze waarop hij handelde met degenen die onverbeterlijk goddeloos waren en weigerden gunstig op een barmhartige behandeling te reageren. De „zoon” was in dit geval niet een jong kind maar was oud genoeg om een „veelvraat en een dronkaard” te zijn. Bovendien hadden zijn ouders hem herhaaldelijk gewaarschuwd, maar wilde hij „niet naar hen . . . luisteren”. En, hetgeen erg belangrijk is, merk op dat de zoon pas ter dood gebracht werd nadat hij voor „de oudere mannen van zijn stad” was gebracht om verhoord te worden. Deze rechtvaardige maatstaf vormt een schrille tegenstelling met wat in sommige patriarchale maatschappijen is toegepast. Rafaël Patai zegt in zijn beschrijving van enkele woestijnstammen in het Midden-Oosten:
„De absolute macht van de patriarch over leven en dood van zijn familieleden omvatte het recht op het moment dat hem een kind werd geboren te beslissen of hij het zou laten leven of ter dood zou veroordelen. Wij weten uit historische documenten . . . uit pre-islamitische tijden tot de negentiende eeuw aan toe, dat een vader vaak de beslissing nam een dochter hetzij bij haar geboorte of op een later tijdstip ter dood te brengen. De gebruikelijke methode om een pasgeboren dochter ter dood te brengen was, haar levend in het zand van de woestijn te begraven.” — Family, Love and the Bible, blz. 122.
Onder veel volken hadden gezinsleden dus geen gelegenheid een rechtvaardige behandeling te ontvangen wanneer het patriarchale hoofd op willekeurige wijze een beslissing tegen hen nam. Aangezien de Wet echter een verhoor voor de ’oudere mannen van de stad’ voorschreef, beschermde deze zelfs een beschuldigd familielid door hem een eerlijk verhoor toe te staan. Dit onthult geen hardvochtige God, maar een God van ware gerechtigheid. Hoe volmaakt brengt deze Wet barmhartigheid en gerechtigheid met elkaar in evenwicht!
GOD DOOR BEMIDDELING VAN ZIJN ZOON LEREN KENNEN
14. Hoe helpt het leven van Jezus ons God te leren kennen?
14 Evenals uit de Wet, kunnen wij ook uit de rest van de bijbel Gods bewonderenswaardige hoedanigheden werkelijk leren kennen en waarderen, vooral zoals ze door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus zijn geopenbaard. Vóór zijn komst naar de aarde woonde de Zoon talloze duizenden jaren achtereen bij zijn Vader in de hemel (Joh. 17:5; Kol. 1:13-17). Hun verhouding was zo intiem en zij waren zo volledig met elkaar in overeenstemming dat de Zoon kon zeggen: „Wie mij heeft gezien, heeft ook de Vader gezien” (Joh. 14:9; 1:18). Gedurende zijn aardse bediening legde Jezus Christus de nadruk op de beginselen die aan de Mozaïsche wet en de rest van de Hebreeuwse Geschriften ten grondslag lagen. Hij leefde overeenkomstig die beginselen en onthulde de werkelijke geest van de Wet. Door bemiddeling van hem kunnen Gods bewonderenswaardige hoedanigheden beter worden gewaardeerd. — Vergelijk bijvoorbeeld Matthéüs 5:21-48; 19:3-9; 23:23.
15, 16. (a) Wat bedoelde Jezus toen hij zei dat men ’kennis in zich moet opnemen’ van de Vader en de Zoon, ofwel hen moet „kennen”? Illustreer dit. (b) Waarom is erkenning van Jezus Christus als de Heer die voor ons is gestorven niet alles wat het „kennen” van hem inhoudt?
15 God leren kennen, houdt dus in zowel hem als zijn Zoon te kennen. Jezus Christus zette dit uiteen toen hij in gebed tot zijn Vader zei: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u [of, dat zij u „kennen”, Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap], de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Joh. 17:3). Zulk een „kennen” van God en zijn Zoon duidt niet slechts op een verstandelijke kennis, op verworven inlichtingen. Het betekent in werkelijkheid de autoriteit van God en zijn Zoon te erkennen er zich eraan te onderwerpen. Om dit te illustreren: een werknemer zou van zijn bedrijfsleider een specifieke werkopdracht gekregen kunnen hebben. Zou hij nu van een lagere chef een tegenstrijdige toewijzing ontvangen, dan zou hij tot zo iemand kunnen zeggen: ’Ik ken geen andere bedrijfsleider.’ Hiermee wil hij niet zeggen dat hij niet wist dat de lagere chef bestond of dat hij hem niet als een persoon kende. Niettemin „kent” of erkent hij geen andere bedrijfsleider boven zich dan degene onder wie hij werkt als iemand die autoriteit over hem heeft.
16 Op overeenkomstige wijze kan iemand erkennen dat Jezus Christus bestaat en dat hij de Zoon van God is die zijn leven voor de mensenwereld heeft geofferd. Dat is echter niet de volledige omvang van het „kennen” van de Zoon van God. Volgens Jezus’ eigen woorden heeft hij „autoriteit over alle vlees” ontvangen (Joh. 17:2). Degene die Jezus Christus werkelijk kent als iemand die zo’n autoriteit heeft, toont dit dus door zijn geboden te gehoorzamen (Joh. 14:15; 15:10). Het is zoals de apostel Johannes onder de aandacht van medegelovigen bracht: „Hierdoor bezitten wij de kennis dat wij hem hebben leren kennen, namelijk indien wij zijn geboden blijven onderhouden. Wie zegt: ’Ik heb hem leren kennen’, en toch zijn geboden niet onderhoudt, is een leugenaar, en de waarheid is niet in deze persoon” (1 Joh. 2:3, 4). Aangezien Jezus’ geboden in werkelijkheid bij zijn Vader waren ontsproten, betekent het kennen of erkennen van de Zoon als iemand die gehoorzaamheid verdient ook dat men de Vader kent of erkent als iemand die volledige onderworpenheid verdient. — Joh. 7:16-18; 14:10.
DOOR GOD EN CHRISTUS GEKEND ZIJN
17. Hoe wordt in het geval van Abraham aangetoond wat ermee wordt bedoeld door God gekend te zijn?
17 Wanneer wij God als een persoon leren kennen en zijn autoriteit erkennen, gaat hij ook ons kennen. Dat was het geval met de getrouwe man Abraham. Jehovah God zei dat hij Abraham ’kende’, hiermee niet bedoelend dat hij zich slechts bewust was van Abrahams bestaan maar dat hij goed met hem bekend was geraakt. De Almachtige had Abrahams gehoorzaamheid en belangstelling voor de ware aanbidding vele jaren achtereen gadegeslagen en was hem als gevolg daarvan gaan kennen als een man des geloofs die zijn nakomelingen op juiste wijze zou onderwijzen (Gen. 18:19; 22:12). Bovendien kende of erkende God Abraham als zijn goedgekeurde dienstknecht, zijn vriend. — Jak. 2:23.
18, 19. Waardoor wordt aangetoond dat een feitelijke kennis van de bijbel en erkenning van Jezus Christus als degene die voor de zonden van de mensheid is gestorven, niet voldoende zijn wil iemand als een goedgekeurde dienstknecht van God en Christus worden erkend?
18 Gods erkenning verkrijgen zoals Abraham die verkreeg, is niet gebaseerd op een louter verstandelijke kennis van de bijbel. Er zijn mensen die vragen over de bijbel kunnen beantwoorden en die de bijbel in sommige gevallen zelfs in zijn oorspronkelijke talen kennen. Zij zullen misschien ook erkennen dat Jezus Christus de Heer is die voor hen gestorven is. Maar als zij zich geen gehoorzame dienstknechten betonen, zullen noch Jehovah God noch Jezus Christus zulke personen erkennen als mensen die hun toebehoren (2 Tim. 2:19; Tit. 1:16). Jezus Christus heeft deze waarschuwing gegeven: „Niet een ieder die tot mij zegt: ’Heer, Heer’, zal het koninkrijk der hemelen ingaan, maar hij die de wil doet van mijn Vader, die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tot mij zeggen: ’Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, en in uw naam demonen uitgeworpen, en in uw naam vele krachtige werken verricht?’ En toch zal ik hun dan in het openbaar bekendmaken: Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid.” — Matth. 7:21-23.
19 Jezus Christus moet vanzelfsprekend met deze personen, die hij verwerpt, bekend zijn geweest. Anders had hij hen geen „werkers der wetteloosheid” kunnen noemen. Hij kent of erkent hen echter niet als personen die in een goedgekeurde verhouding tot hem staan; hij kent hen niet als door hem gemachtigde vertegenwoordigers. Het is voor ons derhalve van het allergrootste belang ons ervan te vergewissen dat wij ons op een wijze gedragen die in harmonie is met Gods persoonlijkheid, wegen en handelingen willen wij door hem en door zijn Zoon als goedgekeurd erkend worden (Gal. 4:9). Alleen als dat het geval is kunnen wij de hoop koesteren aan de vernietiging te ontkomen van allen die de geboden van Jehovah God en Christus Jezus negeren en hun autoriteit weigeren te kennen of te erkennen. — 2 Thess. 1:6-9.
20. Indien iemand door God wordt gekend, op welk bewijs kan hij dan de aandacht vestigen dat hij in een persoonlijke verhouding tot Jehovah staat?
20 Iemand die door God wordt gekend of erkend, verheugt zich in een persoonlijke verhouding tot zijn Schepper. In zijn eigen leven erkent hij Gods leiding en hulp. Wanneer er een ernstige situatie in zijn leven rijst, waarin een zeer belangrijke beslissing genomen moet worden, zal degene die Jehovah werkelijk als de alwijze, almachtige God kent, niet op zijn eigen verstand steunen (Spr. 3:5, 6). Hij zal Jehovah God in gebed naderen en om zijn hulp en leiding vragen. Door middel van zijn geest zal Jehovah toepasselijke beginselen uit zijn Woord in de geest van de persoon terugbrengen en hem helpen deze juist toe te passen. (Vergelijk Johannes 14:26.) Ongeacht waarin de moeilijke omstandigheden of problemen ook bestaan, de persoon zal steeds weer opnieuw merken dat de volgende woorden van de discipel Jakobus in zijn geval van toepassing zijn: „Schiet iemand van u daarom te kort in wijsheid, dan moet hij God blijven vragen, want hij geeft aan allen edelmoedig en zonder verwijt; en ze zal hem gegeven worden.” — Jak. 1:5.
21. Wat is het resultaat wanneer wij God kennen en een handelwijze blijven volgen die door hem wordt goedgekeurd?
21 Wat zal het tot resultaat hebben wanneer wij in harmonie handelen met de goddelijke wijsheid die in Gods Woord en als een antwoord op onze gebeden aan ons wordt geopenbaard? Door middel van zijn geest zal Jehovah God ons blijven helpen vorderingen te maken in het ontwikkelen van een godvruchtige persoonlijkheid. De „kracht” of het aandrijvende element waardoor ’ons denken wordt aangedreven’ zal ons ertoe brengen steeds strikter overeenkomstig Gods rechtvaardige maatstaven te leven (Ef. 4:20-24). Gods geboden zullen niet slechts woorden zijn die in een boek staan afgedrukt. Ze zullen veeleer een deel van ons hele wezen vormen en in onze geest en op ons hart zijn gegrift. Wij zullen weten wat ze betekenen en zullen hun uitzonderlijk hoge waarde beseffen doordat wij de voordelen hebben ervaren die uit het gehoorzamen ervan voortspruiten (Ps. 119:1-16, 74-77, 164-168). Wij zullen, zoals de apostel Paulus vermeldt, in staat zijn ’ons van de goede en welgevallige en volmaakte wil van God te vergewissen’. — Rom. 12:2.
[Illustratie op blz. 331]
Een dief die een stier had gestolen en verkocht, moest vijf stieren als vergoeding geven
[Illustratie op blz. 332]
Gods wet aan Israël toonde aan dat zijn barmhartigheid grenzen heeft. Een opstandige zoon die weigerde de barmhartige correctie van zijn ouders te aanvaarden, werd voor „de oudere mannen van de stad” gebracht om verhoord te worden