Kinderen opleiden tot leven in de Nieuwe Wereld
„Laat de jonge kinderen tot mij komen en tracht niet hen tegen te houden” — Luk. 18:16, NW.
1. Tegenover welk probleem staan ouders in deze tijd, en wat zijn de vooruitzichten voor het op succesvolle wijze oplossen van dit probleem?
EEN probleem dat in deze periode voorafgaande aan Armageddon voor alle gewijde ouders van groot belang is, is het op juiste wijze grootbrengen van kinderen in goddelijke gunst. Het probleem wordt moeilijker naarmate de staat het terrein der ouderlijke rechten binnendringt. De tegenwoordige, in verval gerakende oude-wereldmaatschappij tracht, door zich op het terrein van de opleiding en opvoeding der jeugd steeds meer macht toe te eigenen, de hoge maatstaven van een Bijbelse opleiding, die door God-vrezende ouders wordt gegeven, tot haar minderwaardige onchristelijke peil terug te voeren. Zij die de maatschappij der nieuwe wereld zien, welke haar intrede doet, nemen deze aangelegenheid ernstig op. Zij merken op dat waarachtige aanbidders van Jehovah in vorige eeuwen tegenover hetzelfde probleem stonden en het hebben opgelost door de beproefde, gezonde beginselen van opleiding en opvoeding toe te passen die in de Schrift zijn vastgelegd. Dat deze God-vrezende ouders uit vroegere tijden succes hadden, wordt bevestigd door het Bijbelse bericht over vele getrouwe dienstknechten van God die van hun prille jeugd af werden geoefend in godvruchtige toewijding. Dezen verkregen Jehovah’s gunst en ontvingen een stellige hoop van leven in de nieuwe wereld. — Hebr. 11:8-40, NW.
2. Door welke opleiding ontvangt men de goddelijke gunst, en wat heeft dit voor Jehovah’s volk betekend?
2 De opleiding waardoor men de goddelijke gunst ontvangt, is niet een Amerikaanse, Britse, Franse of Duitse opleiding, en evenmin een opleiding volgens welke andere beschaving ook van de maatschappij der oude wereld. De opleiding die daarentegen telt, is de theocratische, Christelijke opleiding. Dit betekent dat alle toekomstige leden van de maatschappij der nieuwe wereld, oud en jong, opnieuw opgevoed moeten worden ten einde nieuwe wegen te leren die hogere maatstaven omvatten. Dat is gedurende de vele afgelopen jaren nu precies geschied met de wereldomvattende gemeenschap van Jehovah’s getuigen, die een niet te evenaren goddelijke opleidingscursus hebben doorgemaakt en nog doormaken. Hun leraars zijn Jehovah God en zijn Zoon Christus Jezus geweest (Jes. 30:20). Uit het leerboek dat zij allen gemeen hebben, de Bijbel, hebben zij de reine taal der Bijbelse waarheid geleerd (Zef. 3:9, KJ). Hoewel Jehovah’s getrouwe volk, dat uit vele natiën afkomstig is, over de aardbol is verspreid, is het toch hecht samengebonden in een verenigde sociale groep. Zij staan als een onderscheiden volk van de nieuwe wereld terwijl zij het schitterende vooruitzicht hebben van een blijvende theocratische beschaving voor de toekomst. Zelfs nu gaan zij er mede voort zichzelf en hun kinderen op te leiden overeenkomstig de hoge Christelijke maatstaven, die voor toekomstige onderdanen van de nieuwe wereld in de Bijbel zijn uiteengezet.
3. Welke belangstelling legde Jezus aan de dag voor kinderen?
3 Jezus Christus was gedurende de drie en een half jaar dat hij op aarde zijn bediening ten uitvoer bracht, het volmaakte model dat Christenen in deze tijd navolgen bij hun opleiding tot onderdanen van de nieuwe wereld. Hoewel Jezus een persoon was die het zeer druk had met prediken en onderwijzen, had hij het toch niet zo druk, dat hij de kinderen van zijn tijd negeerde. Jezus had genegenheid voor de kinderen van anderen en hij sloeg liefderijk de armen om hen heen (Mark. 9:36, NW). Hartelijk legde hij de handen op jonge kinderen en hij bad voor hen (Matth. 19:13, NW). Aan zijn discipelen beval hij de geest van kinderlijke zachtmoedigheid aan (Matth. 18:3, NW). Hij keurde het geven van goede gaven aan kinderen goed en in zijn lezingen gebruikte hij hen als voorbeelden (Matth. 7:11; Luk. 9:48, NW). Kinderen bezochten met hun ouders zijn vergaderingen en bij drie van de grote wonderen die hij verrichtte, waren kinderen betrokken (Matth. 14:21, NW). Eén wonder was, de opstanding van het kleine meisje, het dochtertje van Jaïrus, en een ander, de gezondmaking van een door demonen bezeten jongen, die door Jezus op liefderijke wijze werd teruggegeven in de verlangend uitgestrekte handen van zijn verbaasde vader. Een derde geval was dat waar Jezus het jonge kind van een bediende van de koning genas doordat hij van een afstand zijn macht deed gelden. Jezus noemde zelfs op tedere wijze zijn discipelen „kinderkens.” — Luk. 8:42, 54; 9:42 en Joh. 4:49-51; 13:33, NW.
4. Welke aandacht werd door de discipelen van Jezus aan kinderen besteed?
4 De discipelen volgden hun Meester na door eveneens grote liefde en attentie voor kinderen te tonen. Petrus gebruikte kinderen die op juiste wijze waren opgeleid, als een voorbeeld van gehoorzaamheid. Hij toonde aan dat ook de kinderen van Christenen de kostbare beloften van de nieuwe wereld verkrijgen (1 Petr. 1:14; Hand. 2:39, NW). Paulus geeft de raad kinderen te koesteren en dat ouders hun kinderen innig dienen lief te hebben (1 Thess. 2:7; Titus 2:4, NW). Toen de apostel Johannes een van zijn brieven schreef, adresseerde hij deze ook aan kinderen (2 Joh. 1, NW). Zowel Paulus als Johannes verwijzen naar Christenen in hun geheel als naar „kinderkens” (Gal. 4:19; 1 Joh. 2:1, NW). Wij bemerken dus dat er in de dagen van Jezus en de vroege gemeente aanzienlijke aandacht werd besteed aan kinderen en hun onschuldige gedragingen. Zullen wij dan als God-vrezende mensen in deze twintigste eeuw ook niet zorgvuldig acht slaan op de opvoeding van kinderen en hun omgang in het midden van onze gemeente?
5. In welk opzicht is Lukas 18:16 van belang voor ons in deze tijd?
5 In strijd met de Caesars van deze wereld, die een opleiding op grond van de Bijbel, uit hun scholen verwijderen, zeide Jezus duidelijk: „Laat de jonge kinderen tot mij komen en tracht niet hen tegen te houden” (Luk. 18:16, NW). In deze tekst verdedigt Jezus ondubbelzinnig een Christelijke opleiding voor de kinderen van God-vrezende ouders. Christelijke ouders zullen acht slaan op dit uitdrukkelijke bevel ’de jonge kinderen tot Jezus te laten komen’. Zij zullen geen veroordeling over zich brengen zoals de wereld dit doet, welke tracht de kinderen er van tegen te houden Christus, de Koning der nieuwe wereld, na te volgen. Wij behoeven slechts te gewagen van de schandelijke praktijk in vele landen waar Caesars autoriteiten die met het onderwijs of de opvoeding belast zijn, oppassende kinderen van Jehovah’s getuigen van school sturen omdat deze kinderen op grond van hun geweten de nationale vlaggen niet kunnen groeten, daar dit louter afgoderij is en in strijd is met de geboden in de Bijbel (Ex. 20:4, 5). Ondanks verkeerde opvattingen en tegenstand zullen Jehovah’s getrouwe volk en hun kinderen voortgaan eerst Gods wet te gehoorzamen (Hand. 5:29). Als een onderdeel van hun ware aanbidding aan Jehovah God zullen Jehovah’s getuigen deze plicht jegens God nakomen door terug te betalen wat hem toebehoort en weerstand te bieden aan de Caesars, die geen autoriteit bezitten zich te bemoeien met de Christelijke rechten der ouders om hun kinderen op te voeden in de Bijbelse wegen en geboden (Luk. 20:25, NW). Wat zijn dan de Christelijke wegen en beginselen voor de opleiding der jeugd welke indruisen tegen de onderwijsmethoden van dit tegenwoordige boze samenstel van dingen?
6. Beschrijf de opleiding die Jezus in zijn jongensjaren heeft genoten, toen hij nog een kind en een jongeling was.
6 Toen Jezus een kind was, ontving hij een juiste gezonde Bijbelse opvoeding. Zijn Judese moeder Maria en zijn pleegvader Jozef, die van het huis Davids was, hebben hem de gebruikelijke Joodse opvoeding van die tijd gegeven. Als jongeling, in zijn jongensjaren (tussen de 12 en 20 jaar), bleef Jezus zijn aardse ouders eer en gehoorzaamheid schenken in volledige godvruchtige onderworpenheid. In deze vormingsjaren groeide hij gezond zowel in wijsheid als in lichamelijke gestalte. Terzelfder tijd bestudeerde hij de Hebreeuwse Geschriften en hij leerde het vak van timmerman (Luk. 2:47; Matth. 13:55). Over deze eerste periode van zijn menselijke bestaan staat geschreven: „En hij ging met hen mee en kwam te Nazareth, en hij bleef onderworpen aan hen. . . . En Jezus ging voort vorderingen te maken in wijsheid en in physieke groei en in gunst bij God en mensen” (Luk. 2:51, 52, NW). Jezus spreekt in zijn latere leven nimmer afkeurend over de beginselen en gewoonten die waren gebruikt om hem in goddelijke gunst groot te brengen.
7. Wat wordt in het onderhoud dat de jonge regeerder met Jezus had, onthuld met betrekking tot het opleiden van kinderen?
7 Bij één gelegenheid in Jezus’ bediening stelde een zekere jonge regeerder hem vragen. „’Goede Leraar, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’ Jezus zeide tot hem: . . . ’Gij weet de geboden: „Moord niet, Bedrijf geen overspel, Steel niet, Leg geen vals getuigenis af, Bedrieg niet, Eer uw vader en moeder.”’ De man zeide tot hem: ’Leraar, al deze dingen heb ik van mijn jeugd af onderhouden.’ Jezus zag hem aan en gevoelde liefde voor hem en zeide tot hem: ’In één ding blijft gij in gebreke: Ga, verkoop wat gij ook hebt en geef aan de armen, en gij zult een schat hebben in de hemel, en kom, wees mijn volgeling’” (Mark. 10:17-21, NW). Hoewel Jezus hier het nieuwe en belangrijkere vereiste voor de jeugd bepleitte, namelijk, een dienende discipel van Christus te worden, leren wij hieruit toch ook dat hij de rechtvaardige beginselen die ten grondslag lagen aan het wetsverbond dat Jehovah God met de natie Israël had gesloten, niet terzijde stelde. Jezus noemde bijvoorbeeld in de bovengenoemde opsomming de noodzaak dat kinderen voortdurend in gehoorzaamheid onderworpen moesten zijn aan hun ouders. Jaren later gebruikte ook Paulus dit zelfde beginsel van het vijfde gebod en hij drukte het de heidense Christenen van Efeze op het hart (Ef. 6:1-3). Terwijl er dus in het jaar 33 n. Chr., toen Jezus aan de martelpaal werd genageld, aan de bekrachtigde wetten van Mozes een einde kwam als wetten voor Israël, zijn de eeuwige beginselen die aan de wet ten grondslag liggen, nog steeds van toepassing (Kol. 2:14, NW). Laten wij derhalve enige van de vroege grondbeginselen en gewoonten, waardoor de voorbeeldige theocratische maatschappij in de dagen van het Israël uit de oudheid zich liet leiden, onderzoeken.
HET OPLEIDEN VAN KINDEREN IN HET VOORBEELD
8. Hoe belangrijk werd de opleiding van kinderen geacht in de voorbeeldige theocratie van Israël?
8 In de sociale structuur van een theocratische maatschappij is het gezin de fundamentele eenheid. Evenals Jehovah God zijn gehele universele gezin van zonen en dochters onderwijst, opleidt en streng onderricht met de roede van theocratische autoriteit, zijn de natuurlijke ouders voornamelijk verantwoordelijk voor het onderwijzen en opleiden van hun kinderen. Toen God in het jaar 1513 theocratische natie Israël organiseerde, werd deze verantwoordelijkheid van de ouders in de wet van het land opgenomen. Deze wet drukte de ouders op het hart hun kinderen in hun vroege kinderjaren op te leiden met betrekking tot hun plicht tegenover God, de grote Levengever. Dit was belangrijk voor die natie, want er werd door gewaarborgd dat de toekomstige burgers van de natie liefhebbers van God zouden zijn en dat de natie aldus op zijn heilzame weg zou blijven wandelen. In de Mozaïsche wet wordt gezegd: „Hoor, Israël! . . . deze woorden, die ik u heden gebiede, zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat” (Deut. 6:4-7). Hoe pasten de Israëlieten het hierboven gegeven goddelijke gebod toe, en wat verstonden zij onder het opleiden van de kinderen?
9. Wat verstonden de Israëlieten onder de uitdrukking opleiding? Licht dit toe.
9 Onder opleiding verstonden de Israëlieten iets wat meer inhield dan slechts het geven van kennis aan hun kinderen. Opleiding betekende voor hen het kind streng te onderrichten overeenkomstig strikte theocratische autoriteit. Het betekende het kind te onderwerpen aan vaste paden van rechtvaardigheid. Het intellectuele onderricht moest in praktijk worden gebracht en er moest met betrekking tot de waarde er van een onuitwisbare indruk op de tedere geest van het kind worden gemaakt. Het zou gelijk het planten en kweken van een jonge boom of wijnstok zijn. Allereerst moest de boom of wijnstok worden geplant in goede grond die goed van water wordt voorzien (Jer. 17:7, 8). Het kind moest een goede hartetoestand hebben, hetgeen wordt vergeleken met „goede grond”, en vervolgens moest het worden onderworpen aan een voortdurende voorziening van de wateren van kennis uit de Bijbel (Luk. 8:8, NW). Maar dit was niet alles: de boom of wijnstok moest dan worden geleid met betrekking tot de weg die hij bij zijn groei zou volgen, hetzij verticaal zoals bij een boom het geval is of horizontaal zoals het geval is bij sommige wijnstokken. Insgelijks moesten in het geval van een kind de vader en moeder de weg die het kind bij zijn groei zou volgen, zorgvuldig in een vaste baan leiden. „Mijn zoon, doe het gebod van uw vader, en verwerp de voorschriften van uw moeder niet; prent ze altijd in uw geest, bind ze vast om uw hals; want hun gebod zal licht op uw leven werpen, hun voorschriften zullen u verlichten, en aldus opgeleid worden, is de weg ten leven.” Spr. 6:20-23, Mo.
10. Wat werd bedoeld met de „roede”, en waarom was het gebruik er van noodzakelijk?
10 Op deze wijze voortdurend de leiding hebben over de jonge geest die nog voor indrukken vatbaar is, werd noodzakelijk geacht met het oog op de waarheid die in de Spreuken staat opgetekend: „Dwaasheid is vastgebonden aan het hart van het kind, maar de tuchtroede zal ze verdrijven” (Spr. 22:15, Ned. PB). Indien het hart of de geest van een kind door een ouder niet op de juiste wijze wordt geoefend, zal zijn hart of geest stellig de weg van wereldse of dodelijke dwaasheid opgaan. „Laat uw kind niet ongestraft; indien gij hem slaat, redt gij hem van de dood. Gij moet hem slaan met de roede, en aldus zijn leven behouden” (Spr. 23:13, 14, Mo). De roede waarvan in deze tekst sprake is, behoefde geen letterlijke stok te zijn maar was het doen gelden der ouderlijke autoriteit. Enkel woorden zonder dat ze door ouderlijke autoriteit werden ondersteund, bleken weinig uit te richten. „Enkel woorden zullen een slaaf nimmer opleiden; hij verstaat, maar hij wil niet gehoorzamen. Een bedorven jongen zal zo diep zinken, dat hij een slaaf wordt, en het zal ten slotte slecht met hem aflopen” (Spr. 29:19, 21, Mo). Manoah, de vader van Simson, bad feitelijk tot Jehovah om leiding bij het opleiden van zijn jongen: „O Heer, . . . ik bid u, laat de man Gods die gij hebt gezonden, terugkomen om ons te vertellen hoe wij de jongen die geboren zal worden, dienen op te leiden” (Richt. 13:8, Mo). Het opleiden van zonen en dochters was derhalve geen gemakkelijke zaak. Niet alle kinderen maakten zich de verstandige opleiding door hun ouders ten nutte, en aldus vielen later sommigen van de ware aanbidding af.
11. Hoe komt het dat niet alle kinderen voordeel trekken van dezelfde heilzame opleiding? Geef voorbeelden.
11 Twee zoons zouden dezelfde opleiding en dezelfde theocratische opvoeding kunnen ontvangen. Indien de hartetoestand van de een echter boos was, zou het kunnen dat hij, ongeacht hoe voortreffelijk en strikt de opleiding is geweest, gedurende zijn latere leven niet vaststaat in de wegen der rechtvaardigheid. „Zelfs een kind kent men door hetgeen hij doet, of hij zich goed of slecht gedraagt” (Spr. 20:11, Mo). Neem het voorbeeld van Ismaël en Izak. Abraham heeft beide jongens thuis stellig de beste theocratische opleiding gegeven. Toch verloor Ismaël in zijn latere leven het geloof en hij is geheel van de ware aanbidding afgeweken, maar Izak hield vast aan de kostbare beloften van de nieuwe wereld. Dan nog het voorbeeld van de tweelingen Ezau en Jakob. De ouders, Izak en Rebekka, moeten de tweelingen stellig dezelfde zorgzame en naarstige opleiding hebben gegeven in overeenstemming met Gods geopenbaarde wil in die tijd. Het is met Ezau niet goed afgelopen, maar Jakob werd een God-vrezende dienstknecht. Zowel toen als nu waren ouders niet verantwoordelijk voor het boze hart dat in enkele van hun nakomelingen werd aangetroffen. Zolang de ouders echter zeggenschap over zulke kinderen hadden, werd er een krachtsinspanning in het werk gesteld de „grond” van hun hart te blijven omploegen met Bijbelkennis, daar de mogelijkheid bestond dat het zwakke hart van deze tot kwaaddoen geneigde kinderen veranderd zou worden. Over de kinderen die een goed hart bezaten en verstandig waren in hun theocratische groei, staat geschreven: „Beter is een arm en wijs jongeling, dan een oud en zot koning, die niet weet van meer vermaand te worden” (Pred. 4:13). Voor soortgelijke gevallen als die van de getrouwe Izak en Jakob, die een goed hart bezaten, is de Schriftuurlijke spreuk waar: „Oefen kinderen in de weg, die ze moeten gaan, dan wijken ze ook in hun ouderdom er niet van af.” — Spr. 22:6, PC.
12, 13. (a) Van welke plaatsen uit werd in voor-Christelijke tijden de jeugd opgeleid? (b) Beschrijf de opleiding die in de joodse huizen werd gegeven.
12 Het schijnt dat er vier afzonderlijke plaatsen waren alwaar in voor-Christelijke tijden de kinderen werden opgeleid. Ten eerste, thuis; ten tweede, op het werk; ten derde, in de gemeente; ten vierde, op nationale bijeenkomsten te Jeruzalem. Wij zullen ze achtereenvolgens beschouwen.
THUIS
13 Thuis nam de gelovige Joodse vader de leiding bij het opvoeden van zijn kinderen. De vader besteedde een gedeelte van elke dag aan het geven van speciaal onderricht (Deut. 6:7). De voornaamste methode die werd gevolgd, was die van het mondelinge onderricht tezamen met herhaling en geregelde grondige oefening. Belangrijke Bijbelpassages van de Wet, de Psalmen en de Spreuken werden zowel door jongens als meisjes van buiten geleerd. Het schijnt dat men de kinderen van een jonge leeftijd af leerde lezen en schrijven. Ook werden hun juiste manieren en een juist gedrag tegenover ouderen ingeprent. De vader handhaafde te allen tijde de orde in het huisgezin en gebruikte de roede der autoriteit ten einde zijn kinderen streng te onderrichten en het respect te bewaren. De kinderen werd de zangkunst geleerd en enkelen leerden muziekinstrumenten bespelen. De liederen welke uit het hoofd werden geleerd, waren de psalmen die prachtig op muziek waren gezet. Door deze psalmen te zingen, konden de kinderen leren zich met geheel hun hart op gevoelvolle wijze te uiten in hun liefde voor en toewijding aan Jehovah. Op deze wijze werden hun de vele Bijbelse waarheden die de Psalmen bevatten, eigen. Dit wordt geïllustreerd in het geval van het koor van jongens die uit het hoofd een gedeelte van Psalm 118 opzeiden toen zij Jezus begroetten bij zijn intocht in de tempel op 10 Nisan van het jaar 33 n. Chr. (Matth. 21:15, NW). Blijkbaar vonden de kinderen het gemakkelijker dan de religieuze leiders der Joden Jezus als een vervulling van Psalm 118 als de Messias te herkennen.
14. Welke gelegenheden tot opvoeding werden tijdens de avondmaaltijd geboden?
14 De avondmaaltijd was de grote gebeurtenis van de dag en gewoonlijk een vreugdevolle gebeurtenis voor het jonge volkje. Heel dikwijls ontving vader gasten (Luk. 14:12). De ouderen die aanwezig waren, verhaalden spannende ervaringen van de dag of nieuws van gebeurtenissen die ver weg of dichtbij waren geschied. Dan kwamen de jongeren ook altijd verstandige gezegden en Bijbelse besprekingen ter ore (Deut. 6:7). De kinderen waren er alleen om te luisteren en te leren. Zo nu en dan werd een oudere zoon gevraagd een bepaald gedeelte uit de Schrift voor te lezen of een of andere Bijbelpassage voor te dragen die door de rijperen werd besproken. Eenmaal per jaar, op 14 Nisan, tijdens het Paschamaal, bestond de gewoonte dat een van de jongens zijn vader de volgende vraag stelde: „Waarom is deze avond onderscheiden van alle andere avonden?” Daarna had zijn vader de plicht de gehele geschiedenis van het pascha aan zijn gezin te vertellen (Ex. 12:3-27). Het theocratische huisgezin bleef in elk opzicht het fundamentele centrum waar opleiding werd gegeven. Verstandige en liefderijke moeders en vaders werden de boezemvrienden van hun zonen en dochters. Zij werden dicht tot elkaar gebracht in hun dagelijkse omgang en belangen. Voortdurend werden er blijvende gezonde indrukken gemaakt op de zeer ontvankelijke geest van hun kinderen.
OP HET WERK
15. Hoe werden de jongens opgeleid voor hun levenswerk?
15 De kinderen leerden meestal niet alleen door hetgeen zij thuis hoorden, maar ook door praktische onderwijzingen in verband met hetgeen hun ouders in hun dagelijkse werk deden (Deut. 6:7). Derhalve was de tweede plaats van onderricht, bij hun ouders terwijl dezen aan het werk waren. Overdag gingen de jongens met hun vader naar de akker of naar de werkplaats en sloegen hun vader gade wanneer hij zijn gekozen beroep uitoefende. Wanneer de jongens nog klein waren, dartelden zij rond in de nabijheid van hun vader en vermaakten zich. Doch wanneer de jongens ouder werden, gingen zij bij hun vader in de leer, die hun kleine werkjes te doen gaf en er persoonlijk op toezag dat zij het werk goed deden. Mettertijd werden de zoons even bekwaam als hun vader in de werkzaamheid waarmede hij zich bezighield. Dit herinnert ons er aan hoe David leerde de schapen te weiden en reeds de schapen weidde toen hij nog maar tien jaar oud was (1 Sam. 16:11). Vervolgens moet ook de jongeling Jezus (of Jozua) het timmermansvak hebben geleerd van zijn pleegvader, Jozef, die hij had gadegeslagen wanneer hij met grote bedrevenheid alle onderdelen van zijn ambacht verrichtte (Mark. 6:3). Op deze wijze ontvingen de kleine Davids en de kleine Jozua’s de praktische opleiding voor hun levenswerk.
16. Hoe werden de meisjes opgeleid voor hun levenswerk?
16 De kleine Sara’s en de kleine Rachels leerden ook door bij hun moeder te zijn wanneer deze aan het werk was. Wanneer de meisjes nog erg jong waren, speelden zij in de buurt van het huis binnen het gezicht van hun moeder. Wanneer zij ouder werden, moesten zij spoedig hun moeder helpen met verscheidene kleine werkjes. Op deze wijze leerden zij de kunst van de huishouding in al haar vormen, zoals koken, huishouden, weven en naaien. Zij werden in deze noodzakelijke plichten even bedreven als hun moeder. Bovendien hadden de meisjes er plezier in en vonden zij het fijn hun moeder te helpen. Verder moet nog worden vermeld dat Israëls dochters door opleiding veel talent hadden verworven op het gebied van zingen, het bespelen van muziekinstrumenten, en dansen. — Richt. 11:34.
IN DE GEMEENTE
17. Beschrijf hoe de plaatselijke gemeente zijn deel bijdroeg tot het opvoeden der kinderen.
17 De plaatselijke gemeente of gemeenschap had een aandeel in het opvoeden der jeugd. In latere Bijbelse tijden onderhield iedere gemeenschap een synagoge, waar de gemeente der ouderen en jongeren elke Sabbat bijeenkwam om de Levieten en andere rijpe personen de Schrift te horen voorlezen en uitleggen (Hand. 15:21, NW). Deze wekelijkse bijeenkomsten bleken een grote bron van Bijbelse opvoeding te zijn voor de Joodse jongens en meisjes. In de loop der jaren werden alle Hebreeuwse Geschriften voorgelezen en besproken door deze leiders der gemeente. De jonge mannen en vrouwen alsmede de kinderen zaten rustig met volle aandacht te luisteren naar ieder woord dat werd voorgelezen of gesproken. Dan bezochten af en toe ook reizende profeten of andere nationale woordvoerders de plaatselijke gemeenschap met het doel de aanwezigen in de synagoge toe te spreken, of op de marktplaatsen te spreken (Matth. 4:23). Hun boodschappen gaven stof tot veel gedachten, en dagenlang daarna kon men thuis tijdens de avondmaaltijd de ouders en hun gasten besprekingen horen voeren. Deze opvoeding in de gemeente droeg haar deel bij het hart en de geest van de kinderen naar de wegen des Heren te vormen.
OP NATIONALE BIJEENKOMSTEN
18. Welke voorziening met betrekking tot opvoeding was er voor de gehele natie getroffen?
18 Jehovah, de meesteropvoeder, zorgde voor nog een vierde plaats waar de jeugd van Israël theocratisch opgeleid kon worden. Dat was wanneer alle mensen, rijk en arm, op geregeld terugkerende tijden bijeenkwamen in het centrum van aanbidding dat door Jehovah was aangeduid, namelijk, de tempel te Jeruzalem (Deut. 12:5). Driemaal per jaar namen de ouders hun kinderen mee op een spannende reis naar de grote stad Jeruzalem ten einde de theocratische feesten aldaar bij te wonen. Wanneer de gelukkige groepjes in de richting van Jeruzalem reisden, gaven de ouders hun kinderen aardrijkskundelessen uit de eerste hand, daar zij de dingen van nabij konden zien. Wij weten dat Jozef en Maria het kind Jezus jaarlijks meenamen naar Jeruzalem. Ongetwijfeld kwam Jezus op deze wijze persoonlijk alle historische plekjes in het Beloofde Land te weten. Op 12-jarige leeftijd nam Jezus ook de gelegenheid te baat de geleerde leiders in de tempel te ondervragen ten einde zijn scherpzinnige weetgierige geest met betrekking tot de profetieën te bevredigen. — Luk. 2:41-47.
19, 20. In welk opzicht trokken de kinderen voordeel uit het bezoek dat zij aan Jeruzalem brachten?
19 Door het reizen werd niet alleen de geest der kinderen verruimd daar zij Palestina zagen in al zijn paradijsachtige schoonheid, maar te Jeruzalem leerden zij een deel te worden van een groot gezin van Jehovah dat uit honderdduizenden mensen bestond. Zij ontmoetten verwanten en maakten nieuwe vrienden uit elk gedeelte van het land. Doch tijdens de tempeldiensten ontvingen zij een verdere opvoeding. Daar de kinderen belangrijke Bijbelpassages uit het hoofd hadden geleerd en geoefend waren in de zangkunst, konden zij alle belangrijke ceremoniën die door de priesters werden verricht, nauwkeurig volgen. Zij begrepen de bezielende tegenzang die door de duizenden geoefende Levietische zangers werd gezongen (1 Kron. 25:7, Mo). Door dit alles werd de kinderen de majesteit van Jehovah hun God, die zij dienden, ingeprent. Ook werden zij er sterk aan herinnerd dat zij als zondaren een verzoening nodig hadden. Op deze wijze beseften zij de ernst van de geestelijke verhouding waarin zij als Jehovah’s uitverkoren volk stonden.
20 Het jaarlijks bezoeken van de grote bijeenkomsten van Jehovah’s volk bracht het opleidingsprogramma voor de Joodse jeugd stellig tot een hoogtepunt. Wij kunnen er zeker van zijn dat het leven voor de jonge mensen in het theocratische Israël kleurrijk, rijk, heilzaam en stimulerend was. Er waren geen andere volken uit oude tijden die zulk een belang stelden in hun kinderen als de God-vrezende Israëlieten. Welke andere volken uit de oudheid namen driemaal per jaar hun kinderen mee op kostbare lange reizen om hun God in één centrale plaats te aanbidden? Geen.
IS HET TEGENWOORDIG MOGELIJK?
21. Welke toestanden die tegenwoordig bestaan, maken het geven van een theocratische opleiding moeilijk?
21 De vraag die zich nu voordoet, luidt: Is het tegenwoordig mogelijk kinderen groot te brengen in goddelijke gunst, en in welke mate kunnen tegenwoordig de methoden worden aangewend die door de Israëlieten werden gebruikt? De hedendaagse theocratische opleiding der kinderen biedt vele problemen, maar geen van deze problemen is onoverkomelijk. In deze tijd zijn er, zoals lang geleden was voorzegd, politieke regeringsstelsels, zowel totalitaire als zogenaamde „democratische”, ontstaan welke aan kinderen het onderricht door ouders die Jehovah God vrezen, onthouden (Openb. 13:16, 17). Doch waakzame theocratische ouders zullen weerstand bieden aan het binnendringen van de staat op dit terrein van gezinsrechten. Zij zullen de superieure autoriteit van God gehoorzamen door hun nakomelingen te blijven leren dat het gehoorzamen van Gods wetten en het leren kennen van God, dingen zijn die van het hoogste belang zijn (Mark. 12:17). Bovendien hebben theocratische ouders van tegenwoordig strijd te voeren tegen een opkomend getij van propaganda der oude wereld, welke propaganda er op berekend is de geest der jeugd gevangen te nemen en te verderven. De radio, de televisie, de bioscoop, de beeldromans en de pers in het algemeen zijn alle vol van ontheocratische, ongezonde onderwijzingen. Bedachtzame ouders moeten deze bronnen van door demonen geïnspireerde uitspraken tot een minimum beperken en de geest van hun kinderen tegen hun kwade invloed beschermen (1 Joh. 4:1, NW). Indien en wanneer men gebruik maakt van de radio, de televisie en de bioscoop, dan dienen verstandige ouders selectief te zijn.
22. Wat is „gezinsverantwoordelijkheid”? Hoe belangrijk is het tegenwoordig om „gezinsverdienste” te ontwikkelen?
22 Nu wij op dit punt zijn aangeland, moeten wij de aangelegenheid van „gezinsverantwoordelijkheid” beschouwen, zoals deze aangelegenheid wettelijk wordt weergegeven in de Schrift. Het Bijbelse beginsel „gezinsverantwoordelijkheid” houdt in dat waar de vader of moeder of beiden onrechtvaardig worden, een ongunstig oordeel komt over het gehele huisgezin van minderjarige kinderen. Neem het voorbeeld van Achan, die een noodlottige overtreding tegen Jehovah beging. Door deze handelwijze bracht Achan veroordeling over zijn gehele gezin van kinderen en zij werden allen met hem doodgestenigd (Joz. 7:1, 24, 25). Paulus spreekt over het tegenovergestelde van dit beginsel, wat „gezinsverdienste” genoemd zou kunnen worden. Indien de vader of de moeder van een gezin een gelovige Christen is en het Christendom in praktijk brengt, is hij of zij voor het gehele gezin van kinderen tot verdienste. Paulus schrijft: „Want de ongelovige echtgenoot wordt geheiligd met betrekking tot zijn vrouw, en de ongelovige vrouw wordt geheiligd met betrekking tot de broeder; anders zouden uw kinderen werkelijk onrein zijn maar nu zijn zij heilig” (1 Kor. 7:14, NW). Hierdoor wordt derhalve bewezen dat minderjarige kinderen van Christelijke ouders indirect worden geheiligd of in Gods ogen waardig worden geacht bescherming te genieten totdat zij de leeftijd hebben bereikt waarop zij persoonlijk verantwoordelijk zijn. In deze dag van het laatste oordeel sedert 1918 zijn ouders dus verantwoordelijk voor de definitieve bestemming van hun minderjarige kinderen. Wanneer het uur van Armageddon slaat, zullen alle minderjarige kinderen die niet in zulk een „gezinsverdienste”-regeling zijn opgenomen, worden vernietigd zonder hoop op een opstanding. Dit wordt uitdrukkelijk te kennen gegeven in Ezechiël 9:6, waar staat geschreven: „Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderkens en vrouwen, tot verdervens toe; maar genaakt aan niemand, op denwelken het teken is.”
23. Geef enige raadgevingen die in de Christelijke Griekse Geschriften worden gevonden met betrekking tot het grootbrengen van kinderen.
23 Theocratische ouders zijn bekend met datgene wat in de Christelijke Griekse Geschriften wordt gezegd over het grootbrengen van kinderen. Paulus toont aan dat een verstandige vader ’op een juiste wijze de leiding over zijn eigen huisgezin dient te hebben, en kinderen met alle ernst in onderworpenheid dient te hebben’ (1 Tim. 3:4, NW). Verder schrijft Paulus: „Vaders, irriteert uw kinderen niet” (Ef. 6:4, NW). Dat wil zeggen, plaag een kind niet onbarmhartig of ontmoedig het in geen enkel opzicht. Over dit punt zegt de Bijbel ook: „Vaders, verbittert uw kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden” (Kol. 3:21, NW). Dan staat er nog geschreven: ’Gaat voort uw kinderen groot te brengen in het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah’ (Ef. 6:4, NW). Ten einde een kind op de juiste wijze streng te onderrichten, moet de „roede der terechtwijzing” worden gebruikt (Spr. 22:15, AV). Indien ouders onverstandig handelen en nalaten het tot dwaasheid neigende hart of de tot dwaasheid neigende geest van kinderen terecht te wijzen terwijl zij nog jong en handelbaar zijn, dan zullen die kinderen bij de zekere verwezenlijking van Gods voornemens plotseling een terechtwijzing ontvangen. De „roede der terechtwijzing” die wordt gebruikt om de kinderen af te keren van de weg des doods, die in ongehoorzaamheid aan God wordt gevolgd, behoeft geen letterlijke stok te zijn. De roede stelt zinnebeeldig de ouderlijke autoriteit en macht voor, en de „roede der terechtwijzing” toepassen, betekent voor ouders dat zij de macht en autoriteit die hun is toevertrouwd, aanwenden op elke wijze die volgens de Schrift verstandig moge schijnen om het kind terecht te wijzen. De greep waarmede een ouder de roede van zijn macht, autoriteit en verantwoordelijkheid omklemt, dient nooit losser te worden. De jonge geest en het jonge hart dient achting voor deze roede te worden ingeprent. Dit leidt voor hen tot eeuwig leven in de nieuwe wereld.