„Dient Jehovah met verheuging”
„Gelukkig het volk welks God Jehovah is!” — Ps. 144:15, NW.
1. Leiden Jehovah’s dienstknechten een ongelukkig leven?
„EINDELIJK gelukkig.” Een Zweedse gouverneur heeft eens gelast dat zijn grafschrift die woorden (in Latijn Tandem felix) moest bevatten. Men zou zich, hoe hij die woorden ook heeft opgevat, kunnen afvragen of zo iemand in het leven werkelijk geluk heeft gekend. Velen, zelfs enkelen die zich aan religieuze bezigheden hebben gewijd, hebben veel verdriet ondervonden en zijn wellicht gestorven in het gevoel dat hun leven weinig goeds heeft opgeleverd. Dat gaat echter niet op voor hen die God tot de dood toe getrouw dienen. Door hun godvruchtige werken bouwen zij een goede naam bij Jehovah op en kunnen zij zeker zijn van een opstanding uit de doden. — Pred. 7:1; Joh. 5:28, 29; Hand. 24:15.
2. Wat is het resultaat als men zijn rechtschapenheid jegens Jehovah bewaart?
2 Heródotus (een Griekse historicus uit de vijfde eeuw v.G.T.) heeft gezegd: „Noem geen mens gelukkig tot u het eind van zijn leven kent. Tot dan toe kan men hoogstens zeggen dat hij fortuinlijk is geweest.” Inderdaad, tijdens iemands leven kunnen er goede en kwade dingen gebeuren. Degenen die God werkelijk liefhebben, zullen echter, ongeacht waaraan zij het hoofd moeten bieden, hun getrouwheid jegens hem bewaren, evenals Job uit de oudheid, die resoluut zei: „Totdat ik de laatste adem uitblaas, zal ik mijn rechtschapenheid niet van mij laten wijken!” (Job 27:5, NW) Job is in Jehovah’s gunst gestorven en in latere bijbelboeken is er gunstig over hem gesproken (Job 42:12; Ezech. 14:14, 20; Jak 5:11). David van Israël heeft eens verklaard: „Wat mij betreft, ik zal in mijn rechtschapenheid wandelen” (Ps. 26:11, NW). Hij was een man aangenaam naar Gods hart en ook hij is gestorven als iemand die zijn rechtschapenheid bewaarde (Hand. 13:22, 23; Hebr. 11:32-34). Zowel Job als David zullen tijdens de duizendjarige regering van Jezus Christus een opstanding ten leven hier op aarde ontvangen (Openb. 20:11-14). Ook getrouwe, godvruchtige personen in deze tijd die ’Jehovah met verheuging dienen’, zal het goed vergaan. — Ps. 100:2, NW.
3. Door middel waarvan schenkt Jehovah de kracht die nodig is om als een van zijn dienstknechten zelfs de dood onder de ogen te zien? Haal voorbeelden aan die dit aantonen.
3 Door middel van zijn heilige geest of werkzame kracht schenkt Jehovah de moed en kracht die nodig zijn om als een van zijn dienstknechten zelfs de dood onder de ogen te zien (Fil. 4:13). Dit wordt te kennen gegeven door uitdrukkingen die men vindt in brieven die Jehovah’s getuigen in nazi-concentratiekampen hebben geschreven. Eén jonge christen, die tot de dood door onthoofding was veroordeeld, schreef aan zijn ouders:
„Het is reeds na middernacht. Ik heb nog steeds de tijd van gedachten te veranderen. Ach! zou ik in deze wereld weer gelukkig kunnen zijn als ik onze Heer had verloochend? Stellig niet! Nu hebben jullie echter de zekerheid dat ik deze wereld in geluk en vrede verlaat.”
Een andere Getuige schreef aan zijn vrouw:
„Dit is mijn laatste nacht. Men heeft mij mijn vonnis voorgelezen en ik heb mijn laatste maaltijd gegeten. Als deze brief je bereikt, zal mijn leven dus volbracht zijn. Wij weten dat de angel die de dood veroorzaakt, verwijderd is en dat de overwinning over het graf is behaald. Voor de meeste mensen lijkt dit natuurlijk volkomen dwaas en belachelijk, maar dat doet er weinig toe. Het uur zal komen dat de naam van de Almachtige God gerechtvaardigd zal worden, en de mensheid zal het zien. . . . Ik kijk dus nog eenmaal in je serene, stralende ogen en wis het laatste verdriet uit je hart weg; hef, ondanks het leed, je hoofd op en verheug je, niet over de dood, maar over het leven dat God zal geven aan hen die Hem liefhebben.”
Deze beide getuigen van Jehovah, en vele anderen, waren tot de dood door nazi-handen loyaal jegens God. Of iemands rechtschapenheid ten opzichte van God nu echter beproefd wordt tot de dood of niet, getrouwheid jegens Jehovah loopt altijd goed af, hetgeen een ware tegenstelling vormt met het lot der goddelozen, zoals te kennen wordt gegeven door de woorden: „Wegens zijn slechtheid zal de goddeloze neergestoten worden, maar de rechtvaardige zal een toevlucht vinden in zijn rechtschapenheid.” — Spr. 14:32, NW.
GOEDE REDENEN ZICH TE VERHEUGEN IN HET DIENEN VAN JEHOVAH
4. Waarom is het feit dat men een dienstknecht van Jehovah is, een reden om gelukkig te zijn?
4 Hoewel Jehovah zijn loyale dienstknechten zelfs met de dood voor ogen kracht geeft en hun de opstanding in het vooruitzicht stelt, zijn er nog vele andere redenen waarom gezegd kan worden: „Gelukkig het volk welks God Jehovah is!” (Ps. 144:15, NW) In de eerste plaats is het een onschatbaar en vreugdevol voorrecht Jehovah, „de Allerhoogste over de ganse aarde”, te dienen (Ps. 83:19 18). Het is stellig niets drukkends zijn dienstknecht te zijn, want „God is liefde” (1 Joh. 4:8). Getuigen van Jehovah kunnen zich beslist verheugen omdat hun in deze tijd van grote ellende „het glorierijke goede nieuws van de gelukkige God” is toevertrouwd (1 Tim. 1:11). En hoe gelukkig kunnen zij zijn dat zij door hun getrouwe dienst voor God Jehovah’s hart verheugen. — Spr. 27:11.
5. Omdat christenen wàt omtrent de toekomst weten, kunnen zij zich, in tegenstelling tot de mensheid in het algemeen, verheugen?
5 Christenen kunnen zich bovendien verheugen omdat zij weten wat de dag van morgen zal brengen, in tegenstelling tot de mensheid in het algemeen, voor wie de toekomst somber of volslagen duister is. God heeft hun door profetieën in zijn Woord, de bijbel, en door middel van zijn geest, die „alle dingen [onderzoekt], zelfs de diepe dingen Gods”, liefdevol de toekomst geopenbaard (1 Kor. 2:10). Dientengevolge weten Jehovah’s dienstknechten dat zij in de laatste dagen van dit samenstel van dingen leven, en zij kunnen ’hun hoofd omhoog heffen, omdat hun bevrijding nabijkomt’ (Luk. 21:25-28; Matth. 24:3-14, 34; 2 Tim. 3:1-5). Juist in dit geslacht zullen de woorden van Psalm 37:37, 38 (NW) zelfs nog meer betekenis krijgen: „Let op de onberispelijke en houd de oprechte in het oog, want de toekomst van die man zal vredig zijn. Maar de overtreders, díe zullen stellig te zamen worden verdelgd; de toekomst der goddelozen zal inderdaad worden afgesneden.” Wie op God vertrouwt en Jehovah met verheuging dient, is zeker van een gelukkige toekomst. Hoe waar zijn dus de woorden: „O Jehovah der legerscharen, gelukkig is de mens die op u vertrouwt.” — Ps. 84:12 [13], NW.
6. Waarom is het een vreugde christelijke omgang te hebben?
6 Aan Jehovah God opgedragen personen kunnen ook verheugd zijn dat zij de beste omgang hebben. Hoewel het voor sommige christenen noodzakelijk is geweest vader, of moeder, of andere familieleden te verlaten, omdat dezen grote tegenstand tegen hun schriftuurlijke bezigheden boden, zijn zulke dienstknechten van God gelukkig, want zij hebben persoonlijk de vervulling ondervonden van Jezus Christus’ verklaring: „Er is niemand die ter wille van mij en ter wille van het goede nieuws huis of broers of zusters of moeder of vader of kinderen of velden heeft verlaten, die niet nu, in deze tijdsperiode, honderdvoudig zal ontvangen, huizen en broers en zusters en moeders en kinderen en velden, mét vervolgingen, en in het komende samenstel van dingen eeuwig leven” (Mark. 10:29, 30). Daar getrouwe christenen Gods Woord in hun leven toepassen, zijn zij moreel rein en oprecht (Rom. 12:2). Zij hebben de oude persoonlijkheid afgelegd en de nieuwe aangedaan (Kol. 3:8-11). Hun gedrag toont aan dat zij het eens zijn met de christelijke apostel Petrus, die zei: „Het is voldoende dat gij in de voorbijgegane tijd de wil van de natiën hebt volbracht, toen gij u overgaaft aan daden van losbandig gedrag, wellusten, overdaad van wijn, brasserijen, drinkpartijen en onwettige afgoderijen” (1 Petr. 4:3). Daar christenen zich niet langer overgeven aan de werken van het gevallen vlees, kweken zij de vruchten van Gods heilige geest aan en spreiden deze tentoon, en zij nemen de raad ter harte „door geest ordelijk [te] blijven wandelen” (Gal. 5:19-26). Wat een vreugde is het een dergelijke omgang te hebben!
7. (a) Waarom ontstaat er door wereldse ideologieën of politieke verschillen geen kloof tussen christenen? (b) Waarom hebben ware christenen geen rassenvooroordeel?
7 Maar al te vaak ontstaat er door ideologische of politieke verschillen een kloof tussen wereldse kennissen. Dit komt echter niet voor onder hen die ’Jehovah met verheuging dienen’. In alle wereldse aangelegenheden blijven zij neutraal en passen op zichzelf de woorden toe van Jezus Christus: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben” (Joh. 17:16). Hoewel christenen in relatieve onderworpenheid aan de „superieure autoriteiten” van de regering zijn en ’caesar terugbetalen wat van caesar is’, geven zij ook „God wat van God is” (Rom. 13:1; Mark. 12:17). In elk wilsconflict — de wil van Jehovah tegenover die van de mens — „moeten [zij] God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Hand. 5:29). Bovendien hebben ware christenen geen wereldse vooroordelen, zoals rassenvooroordeel, want zij weten dat Jehovah „uit één mens elke natie van mensen [heeft] gemaakt om op de gehele oppervlakte der aarde te wonen” en dat „God niet partijdig is, maar in elke natie is de mens die hem vreest en rechtvaardigheid werkt, aanvaardbaar voor hem” (Hand. 17:26; 10:34, 35). Het is werkelijk een vreugde met personen om te gaan die er zulke schriftuurlijke opvattingen op na houden.
8. Waarom kan iemand zich verheugen als zijn gedrag in overeenstemming is met de Schrift?
8 Iemand heeft reden zich te verheugen als zijn gedrag in overeenstemming is met de Schrift en Jehovah behaagt. De christelijke apostel Paulus heeft verklaard: „In dit opzicht oefen ik mijzelf voortdurend om een bewustzijn te bezitten dat ik geen overtreding tegen God en de mensen bega” (Hand. 24:16). Hedendaagse christenen doen hetzelfde en behoeven daarom niet in vrees te leven voor de goddelijke vergelding die onberouwvolle overtreders stellig zal overkomen (Matth. 12:22-32; Hebr. 10:26-31). Christenen nemen bovendien de raad ter harte die in Spreuken 3:21-26 wordt gegeven en verwezenlijken aldus ook de vervulling van de verzekeringen die men daar vindt in de woorden: „Bewaar overleg en bedachtzaamheid, dan zullen zij het leven voor uw ziel zijn, een sieraad voor uw hals. Dan zult gij uw weg veilig gaan, zonder dat uw voet zich stoot. Indien gij u nederlegt, zult gij niet opschrikken, maar gij zult u nederleggen en uw slaap zal zoet zijn. Vrees niet voor plotselingen schrik, noch voor den ondergang der goddelozen, als hij komt. Want de HERE zal uw betrouwen zijn, Hij zal uw voet bewaren, zodat hij niet gegrepen wordt.” Welk een zegeningen vloeien eruit voort als men Jehovah met verheuging dient!
9. Waarom kunnen christenen ondanks het bestaan van Babylon de Grote verheugd zijn?
9 Beschouw echter nog een belangrijke reden voor christelijke vreugde. Babylon de Grote, het wereldomvattende rijk van valse religie, „zit op vele wateren”, hetgeen „volken en scharen en natiën en talen” betekent. Ze „zit” echter niet figuurlijk op, of beïnvloedt en beheerst niet op religieuze wijze degenen die Jehovah aanbidden (Openb. 17:1, 15). Aangezien zij de waarschuwing uit de hemel ter harte hebben genomen, zijn zij uit haar gevlucht, terwijl zij beseffen dat ze weldra vernietigd zal worden (Openb. 18:4, 5, 8). Daar zij uit haar klauwen zijn, zijn zij niet het slachtoffer van haar onreine valse religie. Zij kennen geen religieuze leugens, doch de schriftuurlijke waarheid welke hen die haar bezitten werkelijk vrijmaakt (Joh. 8:31, 32). Dat zij deze vrijheid bezitten, is nog een reden waarom christenen zich kunnen verheugen.
HET VREUGDEVOLLE LEVEN VAN JEHOVAH’S GETUIGEN IN HET VERLEDEN
10. (a) Wat zou Mozes verkregen kunnen hebben als hij steun had verleend aan Egyptische belangen? (b) Welke zegeningen vloeiden er in Mozes’ geval uit voort dat hij God op de eerste plaats stelde?
10 Personen uit de oudheid, die hun leven aan Jehovah hebben toegewijd, hebben heel veel geluk ondervonden. Mozes was een van hen. Over Mozes’ jonge jaren in Egypte zei Stéfanus: „Maar toen hij te vondeling werd gelegd, nam de dochter van Farao hem op en bracht hem als haar eigen zoon groot. Dientengevolge werd Mozes in alle wijsheid der Egyptenaren onderricht. Ja, hij was krachtig in zijn woorden en daden” (Hand. 7:21, 22). Volgens de overlevering, leidde Mozes eens een succesvolle militaire veldtocht tegen Ethiopië en keerde als overwinnaar naar Egypte terug (Josephus’ Joodsche Oudheden, Boek II, Hoofdstuk X). Dit is slechts een overlevering. Het staat niet in de bijbel, ofschoon Mozes zich waarschijnlijk wel militair of politiek had kunnen onderscheiden of materiële voordelen had kunnen verkrijgen door zijn steun te verlenen aan Egyptische belangen. De Schrift zegt evenwel: „Door geloof heeft Mozes, toen hij opgegroeid was, geweigerd de zoon van de dochter van Farao genoemd te worden en verkoos hij liever met het volk van God slecht behandeld te worden dan de tijdelijke genieting der zonde te hebben.” Waarom? „Omdat hij de smaad van de Christus [het voorrecht Gods gezalfde te zijn] een grotere rijkdom achtte dan de schatten van Egypte, want hij hield het oog oplettend gericht op de beloning” (Hebr. 11:24-26). God kwam bij Mozes op de eerste plaats. Wegens zijn getrouwe handelwijze heeft Mozes een lang leven, een leven dat de moeite waard was, genoten en het voorrecht gehad door Jehovah gebruikt te worden om Gods volk uit Egyptische slavernij te leiden. Mozes is stellig niet gestorven met het gevoel dat zijn leven vruchteloos, verspild was. En omdat hij Jehovah getrouw heeft gediend, zal hij in de in de Schrift beloofde nieuwe ordening worden opgewekt, waarin hij onder Gods Messiaanse Bevrijder, de Grotere Mozes, Jezus Christus, als een van de „vorsten . . . over het ganse land” zal dienen. — Ps. 45:17 16; 72:1, 4, 12-14.
11. Welke religieuze beslissing nam Ruth, en hoe had dit geluk tot gevolg?
11 Ruth, de Moabitische, nam de juiste religieuze beslissing, hetgeen geluk tot gevolg had. Tijdens een hongersnood in de dagen van Israëls rechters, werden Elimelech uit Bethlehem, zijn vrouw Naomi en hun twee zonen, inwoners van Moab. Elimelech stierf en zijn zonen namen de Moabitische vrouwen Orpa en Ruth tot vrouw. Later stierven ook deze mannen en toen waren de drie weduwen alleen. Na verloop van tijd gingen zij op weg naar Juda. Toen Naomi er sterk bij de jonge vrouwen op aandrong naar hun volk terug te keren, gaf Orpa onder tranen toe en ’keerde terug naar haar volk en haar goden’. Ruth weigerde evenwel haar schoonmoeder in de steek te laten en zei: „Waar gij zult heengaan, zal ik heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten: uw volk is mijn volk en uw God is mijn God” (Ruth 1:1-16). Hoewel het voor de hand ligt dat Ruth, althans in haar prille jeugd, heidense religie was bijgebracht, voelde zij niets voor de aanbidding van valse goden. Na verloop van tijd werd deze getrouwe Moabitische de vrouw van Boaz en de moeder van Obed. Davids grootvader (Ruth 4:13-17). Denkt u echter eens in! Ruth kreeg het voorrecht een van de voorouders van Jezus, de Messías te zijn! (Matth. 1:1-16) Als zij tijdens Christus’ duizendjarige regering op aarde wordt opgewekt, zal hij stellig verheugd zijn dat zij vasthield aan haar woorden: „Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God.”
12. Welk gewijzigde standpunt hebben sommigen betreffende demonisme moeten innemen ten einde Jehovah te dienen?
12 Sommigen hebben openlijk demonisme de rug toegekeerd ten einde Jehovah met verheuging te dienen. Betreffende de bediening van de apostel Paulus in Éfeze wordt bericht: „Velen van hen die gelovigen waren geworden, kwamen openlijk hun praktijken belijden en berichten. Ja, vrij velen van hen die magische kunsten hadden beoefend, brachten hun boeken bijeen en verbrandden ze ten aanschouwen van iedereen. En men berekende de gezamenlijke prijs ervan, die een waarde van vijftigduizend zilverstukken bleek te vertegenwoordigen. Aldus bleef het woord van Jehovah op machtige wijze groeien en de overhand nemen” (Hand. 19:18-20). Demonische praktijken horen niet bij Jehovah’s dienstknechten en „zij die spiritisme beoefenen” behoren tot de goddelozen wier deel zal zijn „in het meer dat met vuur en zwavel brandt”. Aldus ondergaan zij de „tweede dood”, waaruit geen opstanding mogelijk is (Openb. 21:8; Deut. 18:10-12; Jes. 8:19, 20). Denk echter eens aan het nieuwe en gelukkige leven dat zich opende voor de Efeziërs die demonisme de rug toekeerden, hun magische boeken verbrandden en „Jehovah met verheuging [gingen] dienen”.
13. Wat had het tot gevolg dat sommige Korinthiërs grote morele veranderingen in hun leven aanbrachten?
13 Het oude Korinthe in Griekenland is beschreven als „een vermaarde en wellustige stad, waar de verdorvenheden van Oost en West elkaar ontmoetten”. De christelijke apostel Paulus predikte er en stichtte er in de eerste eeuw G.T. een christelijke gemeente (Hand. 18:1-11). Toen de apostel later aan zijn medegelovigen in die stad schreef, wees hij erop dat hoereerders, afgodendienaars, dieven, dronkaards en dergelijken Gods koninkrijk niet zouden beërven. Hij merkte vervolgens op: „Toch zijn sommigen van u dat geweest. Maar gij zijt rein gewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt rechtvaardig verklaard in de naam van onze Heer Jezus Christus en met de geest van onze God” (1 Kor. 6:9-11). Ja, Jehovah had velen van hen geholpen grote morele veranderingen aan te brengen en op deze wijze begonnen zij een gelukkiger en gezonder leven. Bovendien hebben zij, door God tot de dood toe getrouw te blijven, de vreugde gesmaakt in gezelschap met Jezus Christus tot onsterfelijk hemels leven te zijn opgewekt. — 1 Kor. 15:42-57.
14. Welke belangrijke verandering had er in Paulus’ leven plaatsgevonden?
14 Ook in Paulus’ eigen leven had een verandering plaatsgevonden. Als een krankzinnige vervolger van Christus’ volgelingen was hij eens op weg naar Damaskus om daar zijn tegenstand voort te zetten, toen de miraculeuze verschijning van de verheerlijkte Jezus Christus een eind aan zijn tegenstand maakte. Door Gods onverdiende goedheid werd de vroegere vervolger een van de vervolgden, een getrouwe volgeling van Christus en „een apostel der natiën” (Rom. 11:13; Hand. 9:1-20). Als zodanig heeft hij ter wille van Jezus veel lijden te verduren gehad (2 Kor. 11:23-27; 12:10). Saulus is met Gods hulp veranderd en heeft Jehovah met verheuging gediend. Die apostel bezit thans, te zamen met andere getrouwe gezalfde christenen in de hemel, de „kroon van rechtvaardigheid”. — 2 Tim. 4:6-8.
EEN VREUGDEVOL LEVEN VAN HEDENDAAGSE GETUIGEN VAN JEHOVAH
15. Hoe heeft één christen zich na tientallen jaren van loyale dienst in de geestelijke oorlogvoering, geuit?
15 Jehovah’s dienstknechten hebben vele redenen om zich te verheugen. In het verleden hebben verschillende soorten van mensen hun leven veranderd ten einde Jehovah te dienen. Zij doen dit nog steeds in groten getale, en in sommige gevallen zijn de veranderingen die zij aanbrengen te vergelijken met de veranderingen die personen in de oudheid hebben aangebracht toen zij hun standpunt voor Jehovah innamen. Eén getrouwe christen uit deze tijd, die in plaats van een militaire carrière en wereldse materialistische belangen na te streven, een soldaat van Jezus Christus verkoos te zijn (2 Tim. 2:3, 4), kon na tientallen jaren loyale dienst in de geestelijke oorlogvoering vreugdevol zeggen: „Ik ben blij dat ik in 1964 op de leeftijd van eenenzeventig jaar de Wachttoren Bijbelschool Gilead in Brooklyn kon bijwonen om een voortgezette theocratische opleiding te krijgen. Ik bid dat ’Jehovah, de God der legerscharen’ en zijn aangestelde Opperbevelhebber, Christus Jezus, al hun geestelijke strijders mogen sterken om tot de laatste overwinning getrouw door te gaan. — Jer. 38:17.”
16, 17. (a) Geef een voorbeeld van een verandering van valse tot ware aanbidding. (b) Welke andere veranderingen hebben sommigen aangebracht om ’Jehovah met verheuging te dienen’?
16 Duizenden hebben een religieuze verandering aangebracht door zich, evenals Ruth, van valse aanbidding tot de ware religie te wenden. Denkt u bijvoorbeeld eens aan dit verslag:
„Vele jaren geleden meende een jonge vrouw die in Duitsland was geboren en die een vrome protestantse en een onderzoekster van de bijbel was, dat zij de armen en behoeftigen beter kon dienen als zij het rooms-katholieke geloof aannam en non werd. Dit deed zij. Zij nam de sluier aan in de orde van de Zusters van het Heilig Hart, waarvan ’moeder’ Cabrini de algemene moeder-overste was. Deze zuster werd de reisgezellin van Cabrini en werd later tot de positie van moeder-overste verheven. . . . Zij kwam naar Amerika en zij en haar secretaresse, een andere non, openden vlak buiten de stad New York een weeshuis. Zij riep tot God haar de waarheid te tonen. Zij kocht een kleine radio en begon naar verschillende religieuze programma’s te luisteren. Op zekere dag stemde zij af op WBBR [het voormalige radiostation van het Wachttorengenootschap], luisterde en er kwam een grote stroom van licht in haar hart en geest. Zij had de waarheid gevonden! Zij liet lectuur komen en begon in haar nonnenkledij getuigenis te geven aan haar buren. Ook haar secretaresse begreep de waarheid en begon getuigenis te geven. Het duurde niet lang of het gewaad van de ritualistische religie ging uit en het gewaad van lof aan de Grote Jehovah werd aangetrokken!”
17 Ten einde ’Jehovah met verheuging te dienen’, hebben sommigen in deze tijd, precies zoals vele beoefenaars van magische kunsten in het oude Éfeze hebben gedaan, occultisme de rug toegekeerd om christenen te worden. Weer anderen hebben, evenals sommigen in Korinthe die zich aansloten bij het christendom, grote morele veranderingen in hun leven aangebracht. Ook hebben velen die thans Jehovah dienen eens, net zoals Saulus van Tarsus voordat hij de apostel Paulus werd, getrouwe christenen vervolgd. Eén christelijke man, die vervolging door nazi-handen heeft ondergaan, heeft laten zien hoe Jehovah’s getuigen in concentratiekampen hun gevangenbewaarders vrijmoedig en openlijk getuigenis gaven, hetgeen zulke veranderingen tot gevolg had, zeggende:
„Door zo onbevreesd te prediken en zulk een naastenliefde ten toon te spreiden, werd dikwijls in het hol van de leeuw geloof geboren. In verschillende kampen verloochenden SS-bewakers hun nazi-eed en maakten hun geloof in Jehovah bekend. Deze ’Saulussen’, onze vervolgers, werden ’Paulussen’, onze medegevangenen!”
TOON UW VREUGDE DOOR JEHOVAH TE DIENEN
18. Welke voorrechten kan men genieten indien men de ware aanbidding beoefent?
18 Het valt niet te loochenen. Mozes heeft de juiste keuze gedaan op het gebied van banden van trouw. Ruth heeft de juiste religieuze beslissing genomen. Zij die zich in het oude Éfeze van magie tot het christendom keerden, handelden met wijsheid, evenals de inwoners van Korinthe die morele veranderingen aanbrachten om dienstknechten van God te worden. En Saulus van Tarsus heeft stellig verstandig en juist gehandeld door zijn leven aan Jehovah toe te wijden, waardoor hij de christelijke apostel Paulus werd. Voor zulke personen en anderen net als zij in recentere tijden, is de deur van zegeningen en onschatbare voorrechten voor het aangezicht van God opengegaan. U maakt misschien reeds deel uit van hun aantallen. Of misschien hebt u besloten van nu af aan de ware aanbidding te beoefenen en ’Jehovah met verheuging te dienen’. Als dit zo is, wachten u rijke zegeningen, want over Jehovah is gezegd: „Gij doet uw hand open en verzadigt met welbehagen al wat leeft” (Ps. 145:16). Het kan bijvoorbeeld alsnog uw vreugdevolle voorrecht zijn andere rechtgeaarde personen te helpen hun leven in overeenstemming met Gods rechtvaardige vereisten te brengen door tot hen te prediken en hen in zijn Woord te onderwijzen.
19, 20. (a) Geef voorbeelden om aan te tonen dat er zegen en vreugde uit voortvloeit als men Jehovah dient. (b) Wat is noodzakelijk wil men volledige voldoening en waar geluk genieten?
19 Getrouwe christelijke bedienaren van het evangelie ondervinden geen verdriet over een onbevredigend of vruchteloos leven. In plaats daarvan werd een van Jehovah’s getuigen, ondanks vervolging, er door jaren van dienst voor God en Zijn in het oog vallende zegeningen op het Koninkrijkspredikingswerk, toe aangespoord te schrijven: „Welk een voldoening schenkt het dit alles te hebben ondervonden! Hoe dikwijls heb ik Jehovah’s hulp en bescherming gevoeld! Herhaaldelijk heeft de dood mij aangegrijnsd, doch ik kan mij aansluiten bij de psalmist door te zeggen: ’Jehovah is mijn herder. Mij zal niets ontbreken.’ . . . Waarlijk, Jehovah zegent ons meer dan wat wij ooit kunnen vragen of bevatten als wij gehoor geven aan zijn oproep en van ganser harte als zijn getuigen de bediening van het evangelie ter hand nemen” (Ps. 23:1). Een andere Getuige, die lange tijd een bedienaar van het evangelie is geweest, kon op drieënnegentigjarige leeftijd verklaren: „Het is de vreugde van mijn leven geweest al mijn tijd in Jehovah’s dienst te besteden en ik zie er naar uit dit in gemeenschap met Jezus Christus en zijn ’heiligen in het licht’, voor altijd voort te zetten. — Kol. 1:12.”
20 Dit is de ondervinding van hen die Jehovah getrouw ’met verheuging dienen’ (Ps. 100:2, NW). Zij kunnen vol vertrouwen over God spreken, evenals David dit heeft gedaan, die zei: „Gij zult mij het pad des levens doen kennen. Verheuging tot verzadiging is bij uw aangezicht; er is aangenaamheid aan uw rechterhand, voor eeuwig” (Ps. 16:11, NW). Ten einde echter volledig voldoening en waar geluk te genieten, moet men een welgevallen hebben in het huis van God.
[Illustratie op blz. 458]
Ware christenen beseffen dat God niet partijdig is, dat hij „uit één mens elke natie van mensen gemaakt” heeft