Vrees voor Gods toorn is wijsheid
VEEL mensen in de christenheid vinden het maar een vreemde gedachte dat God vertoornd zou kunnen raken. Zij maken er zelfs bezwaar tegen als christelijke getuigen van Jehovah hun zeggen dat God in de wereldomvattende oorlog van Armageddon zijn toorn tot uitdrukking zal brengen. „Hoe kan dat nou?” vragen zij. „Zegt de bijbel ons niet dat God liefde is?”
Dat zegt de bijbel inderdaad, in 1 Johannes 4:8, 16. God is liefde, dat wil zeggen, hij is de personificatie van ware liefde. Dit kunnen wij zowel opmaken uit de overvloed van de schepping overal om ons heen als uit zijn geïnspireerde Woord, de bijbel. Maar het feit blijft bestaan dat er van Exodus tot en met Openbaring ongeveer tweehonderd maal over Gods toorn wordt gesproken, om nog niet eens te spreken over de keren dat er melding wordt gemaakt van zijn woede, zijn gramschap, zijn verbolgenheid en zijn verontwaardiging.
Hier komt nog bij dat Gods toorn beslist iets is waarmee rekening gehouden dient te worden, vooral met het oog op zulke waarschuwingen als: „Voordat over ulieden de brandende toorn van Jehovah komt, voordat over u de dag van Jehovah’s toorn komt, zoekt Jehovah” (Zef. 2:2, 3). Ook zegt de bijbel ons dat ’God een verterend vuur is’ voor degenen die zijn gramschap verdienen. — Deut. 4:24.
Het is daarom in ons belang de aard, dat wil zeggen, de kenmerken of fundamentele beginselen van Gods toorn te beschouwen, hoe hij deze tot uitdrukking brengt en waarom en hoe Gods toorn in overeenstemming gebracht kan worden met het feit dat hij liefde is. Dan kunnen wij ook beter beseffen waarom de vrees voor God, dat wil zeggen, de vrees hem te mishagen of zijn rechtvaardige toorn op te wekken, werkelijk de handelwijze van wijsheid is. — Ps. 111:10; Spr. 9:10.
BEGINSELEN DIE GODS TOORN BEHEERSEN
In de eerste plaats wordt Gods toorn altijd tot uitdrukking gebracht in overeenstemming met wijsheid welke op een volledige kennis van alle feiten is gebaseerd: „Geen schepping is voor zijn ogen niet openbaar, maar alle dingen liggen naakt en openlijk tentoongesteld voor de ogen van hem aan wie wij rekenschap hebben af te leggen.” — Hebr. 4:13.
Menselijke schepselen kunnen een fout maken wanneer zij toorn tot uitdrukking brengen, maar Jehovah God niet. Als gevolg van zijn oneindige wijsheid kan hij zijn toorn op de best mogelijke manier en op de juiste tijd en plaats ervoor, tot uitdrukking brengen. Het feit dat hij nooit een fout maakt, dient een troost voor ons te zijn. Toch is dit ook vreesinboezemend, want er is niets dat wij voor hem verborgen kunnen houden. Achan uit Jozua’s tijd kwam dit tot zijn grote droefheid te weten toen hij tijdens de verwoesting van Jericho in het geheim wat van de buit nam, hetgeen in strijd was met Gods instructies. Anderen die zich gedroegen alsof zij iets voor Gods ogen verborgen konden houden en die bedrogen uitkwamen, waren Ananías en Saffira in de dagen van de christelijke apostelen. — Joz. 7:16-26; Hand. 5:1-11.
In de tweede plaats wordt Gods toorn altijd in overeenstemming met zijn gerechtigheid tot uitdrukking gebracht. Ja, „de Rots, volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij” (Deut. 32:4). Toen God op het punt stond zijn toorn tegen de goddeloze steden Sodom en Gomorra tot uitdrukking te brengen, trok Abraham de juistheid ervan in twijfel door te zeggen: „Het is van u niet denkbaar . . . om de rechtvaardige met de goddeloze ter dood te brengen . . . Zal de Rechter van de gehele aarde geen recht doen?” Maar Abraham besefte dat als er nog niet eens tien rechtvaardigen gevonden konden worden, God die steden werkelijk terecht vernietigde. — Gen. 18:25.
In de derde plaats wordt Gods toorn altijd door zijn oneindige macht geschraagd. Hij beschikt over alle middelen die noodzakelijk zijn om welke mate van toorn maar ook op elke door hem gewenste wijze tot uitdrukking te brengen. Hij zal nooit gefrustreerd geraken doordat hij zijn gerechtvaardigde toorn in zich voelt opkomen en er niets aan zou kunnen doen. Het is zoals koning Josafat over Jehovah zei: „Is er in uw hand geen kracht en macht, terwijl niemand zich krachtig tegen u staande kan houden?” — 2 Kron. 20:6.
En in de vierde plaats wordt Gods toorn altijd in overeenstemming met zijn liefde tot uitdrukking gebracht. Hoewel hij beval dat de opzettelijke doodslager gedood moest worden, trof hij door middel van „toevluchtssteden” ook een liefdevolle voorziening voor onopzettelijke doodslagers (Num. 35:9-34). Soms wordt zijn misnoegen minder streng tot uitdrukking gebracht, zodat er alleen kastijding uit voortvloeit waardoor de persoon, als een bewijs van Gods liefde, streng onderricht ontvangt en een beter mens wordt (Hebr. 12:5-11). Het is waar dat God de goddelozen verdelgt, maar daardoor toont hij liefde voor de rechtvaardigen, die hij op barmhartige wijze verlichting en bevrijding schenkt. — Ps. 145:20; 2 Thess. 1:6-9.
DOOR VERSCHILLENDE MIDDELEN TOT UITDRUKKING GEBRACHT
God heeft een aantal manieren gebruikt om zijn toorn tot uitdrukking te brengen. Zo heeft hij zich soms van bovennatuurlijke verschijnselen bediend, zoals toen hij de goddelozen in Noachs tijd door een wereldomvattende vloed verdelgde. Hij gebruikte vuur uit de hemel om de goddeloze steden Sodom en Gomorra te vernietigen. Hij gebruikte verscheidene bovennatuurlijke middelen om de Egyptenaren tien maal door een plaag te treffen en om Farao en zijn leger in de Rode Zee te verdelgen. — Gen. 6:5-7; 7:1, 11-23; 19:24, 25; Ex. 7:1–15:21.
Verder wordt zijn toorn als het ware indirect tot uitdrukking gebracht door de natuurlijke vergeldingswetten, de wetten van oorzaak en gevolg, die hij in werking heeft gesteld. Wanneer personen Gods morele wetten overtreden, moeten zij hier ook de gevolgen van ondergaan. Zij ’oogsten wat zij zaaien’ (Gal. 6:7, 8). Zo berokkenen mensen die zich overgeven aan overmatig drankgebruik, vrij geslachtelijk verkeer en het gebruik van marihuana en andere drugs zichzelf in fysiek en geestelijk opzicht schade. Dit is in werkelijkheid een indirecte uitdrukking van Gods toorn. Dat deze dingen zo bezien moeten worden, blijkt uit de geïnspireerde verklaring dat lesbiennes en andere homoseksuelen „in zichzelf de volledige vergelding [ontvangen] die hun voor hun dwaling toekwam”. — Rom. 1:24-27.
God kan ook van verscheidene menselijke tussenpersonen gebruik maken om zijn toorn tot uitdrukking te brengen. De legers van Israël onder Jozua brachten Gods toorn tot uitdrukking tegen de goddeloze en ontaarde Kanaänieten, aangezien hun ’goddeloosheid tot voltooiing was gekomen’. Mozes herinnerde zijn volk hier als volgt aan: „Het [is] om de goddeloosheid van deze natiën dat Jehovah, uw God, ze van voor uw aangezicht verdrijft.” — Deut. 9:5; Gen. 15:16.
Maar eeuwen later staken de Israëlieten zelf „de draak met de boden van de ware God en [zij] verachtten zijn woorden en dreven de spot met zijn profeten, totdat de woede van Jehovah zich tegen zijn volk verhief”. Hij bracht zijn toorn tot uitdrukking door middel van de buitenlandse legers van Nebukadnezar. Zij verwoestten het land, vernietigden Jeruzalem en zijn tempel en voerden de bevolking in ballingschap weg. — 2 Kron. 36:16-21.
God staat de plaatselijke regeringen, „Caesar”, toe als een middel te dienen waardoor hij zijn toorn tot uitdrukking brengt tegen individuele overtreders van juiste menselijke wetten die in harmonie zijn met Gods wetten. Zo lezen wij over de autoriteit van deze regeringen: „Indien gij het slechte doet, vrees dan; want niet voor niets draagt ze het zwaard; want ze is Gods dienares, een wreekster voor het tot uitdrukking brengen van gramschap jegens degene die het slechte beoefent.” — Rom. 13:1-4.
Nog een menselijk werktuig waarvan God zich soms bedient om zijn toorn tot uitdrukking te brengen, is het rechterlijke comité van een plaatselijke christelijke gemeente, welk comité verantwoordelijk is voor het geestelijke welzijn van die gemeente. Wanneer dit comité zich van zijn taak kwijt door een opzettelijke boosdoener uit de gemeenschap te sluiten, brengt het Gods toorn tegen een kwaaddoener tot uitdrukking. Een schriftuurlijk precedent voor zulk een optreden staat opgetekend in 1 Korinthiërs 5:1-13, waar de gemeente Korinthe wordt opgedragen: „Verwijdert de goddeloze man uit uw midden.”
Jezus Christus en zijn leger van engelen vormen de belangrijkste instrumenten die door Jehovah God worden gebruikt om zijn toorn tegen de goddelozen tot uitdrukking te brengen. Zij zullen dit in het bijzonder doen in „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige”, die te Har–mágedon gestreden zal worden (Openb. 16:14, 16; 19:11-21). Jehovah God heeft stellig veel doeltreffende middelen om zijn toorn tot uitdrukking te brengen, hetgeen voor ons reden te meer is er wijselijk voor te vrezen ons zijn misnoegen op de hals te halen.
OORZAKEN VAN GODS TOORN
Tot de belangrijkste redenen waarom Jehovah God zijn toorn tot uitdrukking brengt, behoren valse aanbidding en afval. Aangezien hij de Universele Soeverein is, de Allerhoogste en de Schepper van alle zichtbare en onzichtbare dingen, heeft hij recht op de exclusieve toewijding van zijn gehele met verstand begiftigde schepping. Zelf zegt hij hierover: „Ik, Jehovah, uw God, ben een God die exclusieve toewijding eis.” Degenen die in gebreke blijven hem exclusieve toewijding te schenken, wekken terecht zijn toorn op. — Ex. 20:5.
Alle wetteloosheid en alle immoraliteit — zowel op seksueel gebied als anderszins — wekken eveneens Gods toorn op. En zo lezen wij dat „wegens die dingen”, dat wil zeggen, wegens „hoererij, onreinheid, seksuele begeerte, schadelijke verlangens en begerigheid . . . de gramschap van God” komt (Kol. 3:5, 6; Ef. 5:3-6). Wegens Gods grote respect voor bloed en voor menselijk leven kunnen degenen die menselijk leven nemen en/of bloed misbruiken, ook verwachten Gods toorn te ondergaan. — Gen. 9:3-6; Lev. 17:10; Jes. 26:21; Hand. 15:20, 29; Openb. 16:6; 18:24.
Nog een oorzaak van Gods toorn is oppositie tegen zijn dienstknechten, hetzij door hen te onderdrukken of door in opstand te komen tegen degenen aan wie God autoriteit heeft geschonken. Doordat Egypte Gods volk had onderdrukt, zond hij tien plagen over die natie, terwijl hij Farao en zijn leger ten slotte in de Rode Zee verdronk (Ex. 14:26-28; 15:7). Gedurende Israëls tocht door de wildernis stonden Korach, Dathan en Abiram openlijk tegen Gods dienstknecht Mozes op. God bracht zijn toorn tegen die opstandelingen tot uitdrukking door te bewerkstelligen dat de aarde beneden hen zich opende en de opstandelingen Dathan en Abiram, te zamen met hun gezinnen, verslond, terwijl Korach en tweehonderd vijftig van zijn ondersteuners door vuur werden verdelgd. — Num. 16:1-35; 26:9-11.
Dat degenen die Christus’ volgelingen vervolgen, eveneens Gods toorn zullen ondergaan, wordt ook in de Schrift te kennen gegeven: „Het [is] van Gods zijde rechtvaardig . . . verdrukking te vergelden aan hen die voor u verdrukking veroorzaken.” — 2 Thess. 1:6-9; 1 Thess. 2:16.
Wanneer men in gebreke blijft geloof in Jehovah God te oefenen, geeft men hiermee feitelijk te kennen dat men Gods waarachtigheid in twijfel trekt of niet gelooft dat hij de macht en bereidheid bezit zijn beloften te vervullen. Dus ook al neemt een christen niet deel aan afgoderij of maakt hij zich niet schuldig aan afval of geeft hij zich niet over aan immorele „werken van het vlees” en staat hij Gods aangestelde dienaren niet tegen, als hij niettemin „terugdeinst” van het volgen van de weg van het ware geloof, verdient ook hij Gods toorn en de vernietiging. — Hebr. 10:38, 39.
GODS TOORN MET GODS LIEFDE IN OVEREENSTEMMING BRENGEN
De Schrift toont duidelijk aan dat Gods toorn met zijn liefde in overeenstemming gebracht kan worden. In de allereerste plaats is dit zo omdat toorn niet een overheersende hoedanigheid van God is. Zijn Woord geeft ons zelfs de raad: „Heb geen omgang met iemand die snel toornig is” (Spr. 22:24). God is niet „snel toornig”; hij is dit bij uitzondering in plaats dat dit regel is. Hij is een „gelukkige God” (1 Tim. 1:11). Men kan niet toornig en tegelijkertijd gelukkig zijn. Liefde is zijn overheersende eigenschap en het maakt hem gelukkig deze tot uitdrukking te brengen. Hij is „langzaam tot toorn”. Aangezien hij een volmaakte zelfbeheersing bezit, kan hij het uitstellen toorn tot uitdrukking te brengen zolang zijn beginselen hem hiertoe in staat stellen. — Neh. 9:17; Jes. 42:14.
Daarom zegt zijn Woord ons: „Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, . . . waarom zoudt gij sterven, o huis van Israël?” En tot troost van berouwvolle personen zegt hij door bemiddeling van een andere profeet: „Hij zal stellig niet voor eeuwig aan zijn toorn vasthouden, want hij schept behagen in liefderijke goedheid. Hij zal ons wederom barmhartigheid betonen.” — Ezech. 33:11; Micha 7:18, 19.
Dat dit zo is, blijkt wel uit het feit dat God de dierbaarste schat van zijn hart, zijn eniggeboren Zoon, heeft gegeven om voor de zonden van de mens te sterven. Door middel van dit slachtoffer kon God allen die geloof in zijn Zoon oefenen eeuwig leven en ontvluchting aan Gods toorn aanbieden. — Joh. 3:16, 36; Rom. 6:23.
Dat liefde, en niet toorn, Gods in het oog springende eigenschap is, blijkt ook uit het volgende: Het tot uitdrukking brengen van zijn toorn duurt slechts kort vergeleken bij de duur van zijn liefderijke goedheid en goede wil. Zo lezen wij over de dag van zijn wraak maar over het jaar van zijn goede wil (Jes. 61:1, 2). Op overeenkomstige wijze zei de psalmist koning David, die bij drie gelegenheden het voorwerp van Gods toorn was geweest terwijl hij ook unieke uitingen van Gods gunst, barmhartigheid en liefderijke goedheid had ontvangen: „Onder [Gods] toorn te zijn, is voor een ogenblik, maar onder zijn goede wil te zijn, is voor het leven.” — Ps. 30:5.
Koning David had de juiste zienswijze ten aanzien van Gods toorn. En hij wist dat God zijn toorn niet „koestert” noch er behagen in heeft, maar dat hij behagen schept in het tonen van goede wil en liefderijke goedheid. Maar David besefte ook dat vrees voor Gods toorn werkelijk van wijsheid getuigde, zoals door zijn verdere woorden wordt aangetoond:
„Jehovah is barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid. Hij zal niet voor altijd aanmerkingen blijven maken, noch zal hij tot onbepaalde tijd gebelgd zijn. Hij heeft ons zelfs niet naar onze zonden gedaan; noch naar onze dwalingen over ons gebracht wat wij verdienen. Want zoals de hemel hoger is dan de aarde, is zijn liefderijke goedheid superieur jegens hen die hem vrezen. Zoals een vader barmhartigheid toont jegens zijn zonen, heeft Jehovah barmhartigheid getoond jegens hen die hem vrezen. Maar de liefderijke goedheid van Jehovah is van onbepaalde tijd, ja, tot onbepaalde tijd jegens hen die hem vrezen, en zijn rechtvaardigheid voor de zonen der zonen, jegens hen die zijn verbond houden en jegens hen die aan zijn bevelen denken, om die te volbrengen.” Wanneer wij wijselijk Gods toorn vrezen en hem tegelijkertijd wegens zijn goedheid liefhebben, kunnen wij met David instemmen en zeggen: „Zegent Jehovah, al gij werken van hem, op alle plaatsen van zijn heerschappij. Zegen Jehovah.” — Ps. 103:8-11, 13, 17, 18, 22.