Uw ziel is niet onsterfelijk!
GELOOFT u wat de dichter Longfellow schreef: „Als edele levens ten onder gaan, blijft iets onsterfelijks voortbestaan”? Of wat Shakespeare schreef: „En wat van haar onsterfelijk is, leeft bij de engelen”? Als u lid bent van een van de vele kerken van de christenheid, is het waarschijnlijk dat u dit inderdaad gelooft. Maar wat is er de oorzaak van dat u denkt dat de ziel onsterfelijk is?
U gelooft beslist niet dat de pennevruchten van een dichter of toneelschrijver voldoende redenen verschaffen om te geloven dat u een onsterfelijke ziel hebt. Zij schreven alleen maar op, wat hun persoonlijke zienswijze was. Hetzelfde kan gezegd worden van filosofen die geloof in een onsterfelijke ziel tot uitdrukking gebracht hebben. De oude Griekse filosoof Plato schreef bijvoorbeeld: „De ziel van de mens is onsterfelijk en onvergankelijk.” Als dat ook uw standpunt is, is het goed te bedenken dat de mening van Plato beïnvloed werd door zijn heidense religie.
Het is het meest waarschijnlijk dat u zult zeggen dat uw geloof in de onsterfelijkheid van de ziel het gevolg is van de onderwijzingen van uw kerk. De meeste kerken van de christenheid onderwijzen deze leerstelling. Kardinaal Gibbons van de Rooms-Katholieke Kerk gaf in zijn boek Our Christian Heritage (Onze christelijke erfenis) uiting aan zijn geloof in deze leerstelling. Hij schrijft: „Laten wij nu de geestelijke natuur van de mens eens beschouwen. Hij draagt een onsterfelijke ziel in een sterfelijk lichaam.” Bisschop G. Bromley Oxnam van de methodistenkerk stemde hiermee in toen hij zei: „De mens is onsterfelijk.” Het joodse standpunt stemt hiermee overeen. In het boek The Jewish People, Faith and Life, geschreven door L. Newman, wordt de volgende bewering gedaan: „Het judaïsme gelooft in de werkelijkheid en in de onsterfelijkheid van de ziel.” Wij zouden wel verder kunnen gaan en zeggen dat dit ook met aanhangers van het hindoeïsme, de islam en de vele stamreligies van primitieve volken het geval is. Ondanks het feit dat dit geloof zo wijdverbreid is, is de waarheid hierover dat uw ziel niet onsterfelijk is.
EEN BEWIJS UIT BETROUWBARE BRON
De enige bron van inlichtingen die over dit onderwerp de waarheid verschaft, is de bijbel. Degene die dit boek heeft geïnspireerd is onze Schepper, en hij weet stellig of uw ziel wel of niet onsterfelijk is. Niet eenmaal in de zesenzestig boeken van de bijbel inspireert hij een bijbelschrijver om ervan te getuigen dat de menselijke ziel onsterfelijk is. Integendeel, de bijbel zegt herhaaldelijk dat de ziel sterft. In Leviticus 23:30 (NW; SV) zegt Jehovah God: „En iedere ziel die enig soort van werk zal verrichten op diezelfde dag, die ziel moet ik uit het midden van zijn volk verdelgen.” In Ezechiël 18:4 zegt hij eveneens: „De ziel die zondigt, die zal sterven.” Jezus Christus vroeg: „Is het geoorloofd op de sabbat goed te doen of schade te berokkenen, een ziel te redden of te vernietigen?” (Luk. 6:9) Klinkt dat alsof de ziel onsterfelijk is?
Het Hebreeuwse woord dat in het Nederlands met „ziel” is vertaald, is nèfesj, en dit woord brengt geenszins de gedachte tot uitdrukking als zou het iets zijn dat uw bewuste bestaan, afgescheiden van het lichaam, kan doen voortduren. Nèfesj betekent een levend wezen. Dit wordt toegegeven door de baptistische geestelijke R. Laurin van het Baptistisch Theologisch Seminarie van Californië. Hij merkte op: „De nèfesj kan niet van het lichaam worden gescheiden, evenmin als dit van de geest gezegd kan worden.” De joodse uitgever van een nieuwe bijbelvertaling, Dr. H. M. Orlinsky, merkte op: „Nèfesj is de persoon zelf.”
UW ZIEL BENT UZELF
Als de bijbel over de schepping van de mens vertelt, spreekt hij erover dat de mens een levende ziel werd, niet dat hem een ziel werd gegeven. „En de HERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel [nèfesj]” (Gen. 2:7, SV). Maar wellicht vraagt u: „Zegt de bijbel niet dat, wanneer iemand sterft, de geest naar God terugkeert?” Dat is waar, maar de bijbel geeft niet aan dat de geest een onsterfelijk deel van de mens is waardoor zijn bewuste bestaan voortduurt.
De geest is de werkzame levenskracht die van God komt. In Prediker 3:19 (NW) staat geschreven: „Want er is een afloop met betrekking tot de mensenzonen en een afloop met betrekking tot de beesten, en zij hebben dezelfde afloop. Zoals de één sterft, zo sterft de ander, en zij allen hebben slechts één geest.” Deze geest geeft de aardse, zichtbare, zowel dierlijke als menselijke zielen het leven. Hij zet hen tot daden aan en kan vergeleken worden met elektriciteit, waardoor allerlei soorten van elektrische motoren in werking gesteld kunnen worden. Het is daarom deze onpersoonlijke kracht die tot God terugkeert als er een einde komt aan het bewuste bestaan van de mens. Daarom zegt Prediker 12:7 (NW): „Dan keert het stof terug tot de aarde net zoals het geweest is en de geest zelf keert terug tot de ware God die hem gegeven heeft.”
The New Bible Dictionary, door J. D. Douglas, erkent dat de bijbel niet leert dat de mens afgescheiden van zijn lichaam kan bestaan, en zegt: „Maar nergens in de bijbel wordt ons de mening voorgehouden dat de mens afgescheiden van zijn lichaam kan bestaan, zelfs niet na zijn dood in een toekomstig leven.” Het blijkt dus dat de hoop die de geestelijken van de christenheid de mensen voorhouden op leven na de dood, namelijk als een onsterfelijke ziel, een valse hoop is. Ze is gebaseerd op menselijke fantasie en niet op schriftuurlijke feiten. Maakt dat enig verschil? Beslist! Mensen die zich bij hun aanbidding laten leiden door fantasierijke, traditionele, menselijke geloofsovertuigingen die de waarheden van Gods geïnspireerde Woord tegenspreken, hebben een vorm van aanbidding die nutteloos is. Jezus Christus maakte dat in zijn tijd duidelijk aan mensen die hetzelfde deden. Hij haalde een uitspraak van Jehovah God in het bijbelboek Jesaja voor hen aan: „Tevergeefs blijven zij mij aanbidden, omdat zij mensengeboden als leerstellingen onderwijzen” (Matth. 15:9). Aanbidding die aanvaardbaar is voor de Schepper, moet noodzakelijkerwijs in overeenstemming zijn met de waarheid van zijn Woord.
Maar wellicht zegt u: „Als de ziel niet onsterfelijk is, wat gebeurt er dan met iemand als hij sterft?” De bijbel geeft hier in Psalm 146:4 heel duidelijk antwoord op: „Gaat zijn adem uit, dan keert hij weder tot zijn aarde, te dien dage vergaan zijn plannen.” Zijn plannen vergaan omdat hij niet langer meer een levende ziel is. De hoop op toekomstig leven is in een opstanding uit de doden gelegen, als hij wederom tot leven gebracht wordt, zoals de bijbel belooft: „Verwondert u hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen” (Joh. 5:28, 29). Waarom zou u vasthouden aan de valse hoop die men verkrijgt uit het geloof in een onsterfelijke ziel — iets dat niet bestaat — als God u de hoop geeft op een opstanding uit de doden?
Ondanks wat dichters, filosofen en veel religieuze leiders beweren, is uw ziel niet onsterfelijk. Uw ziel bent uzelf, en de betrouwbare, schriftuurlijke hoop voor degenen die dood zijn en zich in Hades, of de bijbelse hel, bevinden, is een opstanding, waardoor men tot leven wordt teruggebracht om wederom een levende ziel te zijn (Openb. 20:13). Bouw uw hoop op de schriftuurlijke waarheid, niet op de verbeeldingskracht van onvolmaakte mensen.