De doop van hen die discipelen zijn
„Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — Matth. 28:19, 20.
1, 2. Hoe kan er met betrekking tot water gezegd worden dat de schepping meer is aanbeden dan de Schepper?
ZUIVER, verfrissend water — een van de vele zegeningen van het leven die de grootse Schepper aan de mens heeft gegeven. De ingelichte, eerbiedige persoon schenkt de Schepper van rivieren, Jehovah, de Gever van leven en van elke goede gave, lof en dank. Veel volken uit de oudheid, die de Schepper niet kenden, hebben hun aanbidding echter aan de wateren geschonken. Een voorbeeld hiervan treffen wij aan in de religie van de Egyptenaren uit de oudheid, die de rivier de Nijl aanbaden, zoals blijkt uit hun hymne aan de Nijl: „Gezondheid aan u, die naar dit land komt om Egypte leven te schenken . . . wanneer u goedgunstig naar de gebeden van mensen luistert . . . schepper van alle goede dingen, heer der zaden . . . lopen de graanschuren over, de pakhuizen zijn vol en de bezittingen der armen worden vermenigvuldigd.”
2 Hoewel de Nijl al lang niet meer door deze mensen als god wordt aanbeden, blijft rivieraanbidding tot op de huidige dag bestaan. India en naburige landen hebben talloze „heilige rivieren” en „riviergoden” die een belangrijke plaats in het leven van de mensen innemen. Een bijzondere plaats onder de „heilige rivieren” wordt ingenomen door de machtige Ganges die volgens de overtuiging van sommigen is voortgekomen uit het haar van Siva, een god van de Hindoe-drieëenheid. Merk op dat elke goede hindoe vurig gelooft dat baden in het water van de Ganges geestelijke kracht en deugd schenkt. Men neemt zelfs aan dat een enkele druppel van het „heilige water” op de tong of oogleden van een stervende hem van zonde reinigt.
3. Verklaar de overeenkomst tussen het ceremoniële gebruik van water in de christenheid en dat in niet-christelijke religies.
3 Rivieraanbidding trekt u misschien niet aan. U zult het wellicht niet als een redelijk religieus vereiste beschouwen dat u water moet aanbidden. Misschien erkent u dat water een zegen voor de mens is, zonder het evenwel als een bron van zegen te beschouwen. Wist u echter dat het gebruik van water over het algemeen in alle religies bijna net zo wordt bezien als door de menigten die in de wateren van de rivier de Ganges baden om geestelijke kracht en deugd te verwerven? De overeenkomst is hierin gelegen dat er verdienste wordt toegeschreven aan de daad van het baden en, in het geval van andere religies, aan de daad van besprenkeling, begieting of onderdompeling; onderdompeling is dopen of indopen.
4. Hoe wordt religieus, ceremonieel gebruik van water genoemd?
4 Deze zienswijze, dat zonden in een bepaald opzicht in water oplosbaar zijn en dat het gebruik van water in allerlei religieuze ceremoniën derhalve enige geestelijke verdienste of geestelijk voordeel tot gevolg heeft, blijkt uit het feit dat de kerken der christenheid dit een „sacrament” noemen. Volgens de Grieks- en Rooms-Katholieke religie is de doop de eerste van zeven sacramenten en volgens de meeste protestantse denominaties de eerste van twee. Het woord „sacrament” komt echter niet in de bijbel voor. Er bestaat geen bijbelse basis voor het standpunt van religies in hetzij de christenheid of de niet-christelijke wereld dat degene die wordt ondergedompeld of besprenkeld of degene op wie in een religieuze ceremonie water wordt uitgegoten, genade, heiligheid of geestelijk voordeel ontvangt.
5. Wordt enig gebruik van water in een christelijke religieuze ceremonie door de bijbel goedgekeurd?
5 Wordt enig gebruik van water in een christelijke religieuze ceremonie door de bijbel goedgekeurd? Ja, en uit de tekst die aan het begin van dit artikel is aangehaald, kunt u opmaken dat dit het geval is, omdat Christus Jezus, de stichter en leider van het christendom, het bevel heeft gegeven: ’Gaat en doopt.’ Hij heeft degenen die in overeenstemming met zijn gebod gedoopt moesten worden, bovendien geïdentificeerd en beschreven als personen die ervoor in aanmerking kwamen „discipelen” te worden.
6. Waarom is het zo belangrijk om volledig en juist over de schriftuurlijke waterdoop te worden ingelicht?
6 Strikt genomen leert de bijbel dat de waterdoop een eerste stap van gehoorzaamheid is welke volgens de Schrift door iedereen gedaan moet worden die zich aan Jehovah God opdraagt. Aangezien dit het geval is, dienen wij graag te willen weten waarom dit zo is, terwijl wij het verlangen dienen te bezitten de werkelijke betekenis ervan te begrijpen. Eerst nog een paar andere punten over wat de christelijke doop, zoals deze in de bijbel wordt beschreven, niet is. De valse leer dat de doop een sacrament is, behoort tot de grote religieuze onrechtvaardigheden die de mensen zijn aangedaan. Waarom? Omdat zulk een leer mensen ertoe brengt te geloven dat de doop verdienste heeft en genade en voordeel afwerpt voor degene die wordt gedoopt, wegens de bewering dat gedoopt of met water besprenkeld te zijn, verbazingwekkende dingen tot gevolg heeft voor de persoon die aldus is ondergedompeld of zelfs maar besprenkeld of op wie water is uitgegoten.
WAT DE BEWERING BETREFT DAT DE DOOP EEN SACRAMENT IS
7. Wat beweert de katholieke religieuze sekte over de doop?
7 De volgende inlichtingen zijn genomen uit De Katholieke Encyclopædie, Deel 9, en wij halen ze hier aan ten einde aan te tonen wat de katholieke sekte omtrent de doopceremonie beweert. „Door het doopsel bekomt men 1° uitdelging van de erfzonde; 2° vergiffenis van de zonden, voor het doopsel bedreven; 3° kwijtschelding van al de zondestraffen, tijdelijke en eeuwige; . . . 7° het lidmaatschap van de heilige Kerk en meteen van het mystieke lichaam van Christus, met de geschiktheid om andere sacramenten geldig te ontvangen.”
8. Stel de bijbelse waarheid tegenover de beweringen van de christenheid betreffende (a) kwijtschelding van zonden, (b) bevrijding van zonde en dood, (c) straf voor opzettelijke zonde en (d) het lidmaatschap in de geestelijke gemeente.
8 Deze leer houdt in dat degene die wordt ondergedompeld of met water wordt begoten, leven in de hemel zal ontvangen omdat, volgens de katholieke bewering, „de oorspronkelijke zonde het mensengeslacht van een onverdiend recht op de hemel heeft beroofd”. Het is duidelijk dat door het standpunt dat de waterdoop vergeving van de erfzonde tot gevolg heeft en derhalve een sacrament is, veel waarheden uit Gods Woord worden verduisterd. Kwijtschelding van zonden valt iemand niet ten deel omdat hij nat wordt van water, en dat geldt zowel voor de oorspronkelijke erfzonde als voor de andere zonden. Kwijtschelding komt alleen door middel van Jehovah’s voorziening van het slachtoffer van Christus Jezus. Het slachtoffer van Jezus’ volmaakte menselijke leven bevrijdt de mensheid van zonde en dood, zoals staat opgetekend in Johannes 1:29, 2 Korinthiërs 5:21, Hebreeën 9:24-26 en 1 Johannes 2:1, 2. Ook kan indopen in water de persoon die tot deze verdorven wereld behoort niet redden van de straf die op opzettelijke zonde staat, zoals in Johannes 15:19, Galáten 1:3, 4 en Openbaring 18:3-8 wordt uiteengezet. Door onderdompeling in water wordt iemand geen lid van de kerk, het lichaam van Christus, de geestelijke gemeente. — 2 Thess. 2:13; Joh. 17:6; Rom. 8:30.
9-11. Hoe wordt de vals-religieuze bewering ten aanzien van ceremoniële afwassing verder als niet-christelijk aan de kaak gesteld?
9 In De Katholieke Encyclopædie lezen wij verder nog over de kwestie van de waterdoop: „Rituele afwassing van het lichaam is een passend zinnebeeld van de zuivering der ziel.” The Catholic Encyclopedia merkt hier verder nog over op: „Hoezeer men erkende dat de uiterlijke afwassing een natuurlijk en veelzeggend symbool was waardoor innerlijke reiniging te kennen werd gegeven, blijkt duidelijk uit het feit dat de heidense religieuze stelsels het gebruik eveneens kennen. Het gebruik van wijwater wordt aangetroffen onder de Babyloniërs, Assyriërs, Egyptenaren, Grieken, Romeinen, Hindoes en andere volken.” De hier aangehaalde autoriteit merkt terecht op dat onder de heidense religies afwassing en doop in water eveneens als een sacrament wordt beschouwd dat veel verdienste afwerpt. Niet-katholieke autoriteiten zijn het er met deze katholieke autoriteit over eens dat dit het geval is, en aldus wordt er door twee autoriteiten eenstemmig bewezen dat de niet-christelijke bewering of theorie dat de waterdoop een sacrament is, van demonische of duivelse oorsprong is.
10 The Two Babylons door Hislop verklaart in dit verband: „Deze leerstelling van de Wedergeboorte door de doop is in wezen eveneens Babylonisch. Sommigen nemen misschien aanstoot aan het idee dat de wedergeboorte als zodanig bekend zou zijn in de heidense wereld; maar als zij slechts naar India zouden gaan, zouden zij tot op de huidige dag bemerken dat [personen] die hun oren nog nooit voor christelijk onderricht hebben geopend, net zo vertrouwd zijn met de uitdrukking en het idee als wijzelf. . . . Wij treffen verschillende schrijvers uit de oudheid aan die rechtstreeks getuigenis afleggen van deze [Babylonische] doop en het doel ervan. . . . Aan hen die aldus werden gedoopt, werd, zoals Tertullianus ons verzekert, beloofd dat het gevolg van zulk een doop ’WEDERGEBOORTE en de vergeving van al hun meineden’ zou zijn. Het is bekend dat onze eigen heidense voorouders, de aanbidders van Odin, doopriten hebben beoefend welke, wanneer ze worden beschouwd in verband met het doel waarvoor deze riten volgens hun openlijke bewering werden beoefend, aantonen dat zij ten minste oorspronkelijk geloofd moeten hebben dat de natuurlijke schuld en verdorvenheid van hun pasgeboren kinderen weggewassen konden worden door hen met water te besprenkelen of door hen, zodra zij waren geboren, in meren of rivieren onder te dompelen. Ja, aan de andere zijde van de Atlantische Oceaan, in Mexico, bemerkten Cortez en zijn soldaten toen zij op hun kusten landden dat dezelfde leerstelling van wedergeboorte door de doop over het algemeen vurig door de inboorlingen werd geloofd. . . . De lezer heeft reeds vernomen hoe getrouw Rome de heidense bezwering in verband met de doop heeft nagebootst. Alle andere bijzonderheden die gepaard gaan met de Roomse doop, zoals het gebruik van zout, speeksel, chrisma of zalving met olie en het maken van het kruisteken op het voorhoofd, zijn evenzeer heidens.”
11 Verschillende kerkelijke doopceremoniën van de christenheid omvatten thans de volgende bijzonderheden: peterschap, blazen op het gezicht van de doopkandidaat ten einde boze geesten te bezweren, het maken van het kruisteken, handoplegging, het leggen van „gezegend” zout in de mond van de doopkandidaat, het aanraken van de oren en neusvleugels met speeksel van de priester, het zalven met olie, de drievoudige ablutie, de witte sluier, brandende kaarsen en andere toebehoorselen van aanbidding die niet in de bijbel worden genoemd. Deze worden door The Catholic Encyclopedia en andere religieuze autoriteiten geïdentificeerd als toebehoorselen van demonengebruiken of duivelaanbidding, die derhalve onchristelijk zijn.
NU NAAR HET BOEK VAN DE CHRISTELIJKE DOOP
12, 13. (a) Hebben wij een gids in deze aangelegenheid? Welke is dit? (b) Wanneer is Jezus’ gebod in Matthéüs 28:19, 20 van toepassing? (c) Waarom heeft het thans speciale kracht?
12 Om vast te stellen wat de christelijke doop werkelijk betekent, wenden wij ons niet tot traditie of heidendom, maar tot de bijbel, het Heilige Woord van God, de religieuze gids van christenen (Matth. 15:1-9; Mark. 7:1-8). In Matthéüs 28:19, 20 komt een duidelijke verwijzing voor naar de doop voor christenen.
13 Jezus’ woorden (Matth. 28:19, 20), die instructies met betrekking tot de doop bevatten, werden enige tijd voordat hij in het jaar 33 G.T. op de veertigste dag na zijn opstanding uit de doden naar de hemel opsteeg, uitgesproken. Zulke woorden vormen een algemeen gebod dat vanaf de tijd dat hij het gaf, door de eeuwen heen van kracht is gebleven tot het besluit van het samenstel van dingen. Sinds het jaar 1914 G.T. bevindt de mensheid zich in de periode van het besluit van het samenstel van dingen. Zolang er in deze tegenwoordige tijd dus mensen leven die ervoor in aanmerking komen discipelen te zijn — hetgeen zij door middel van de christelijke bediening van het Woord van God zijn geworden — is het juist en in gehoorzaamheid aan het bevel van Christus Jezus dat dezulken worden gedoopt. Dit bevel van Matthéüs 28:19, 20 heeft thans, gedurende deze „tijd van het einde”, zelfs nog meer kracht dan ooit tevoren, omdat Jehovah’s getrouwe getuigen het werk dat erin bestaat te onderwijzen en te prediken, tot de „mensen uit alle natiën” hebben uitgebreid, met het gevolg dat discipelen uit al deze verschillende natiën der aarde, werkelijk overal ter wereld, er gunstig op hebben gereageerd! Het afgelopen jaar werden er over de gehele aarde 120.905 discipelen gedoopt. — Mark. 13:10.
14. (a) Toon aan dat Jezus’ gebod in de vroege christelijke organisatie werd gehoorzaamd. (b) In hoeveel natiën gebeurt dit thans?
14 Op de dag van het pinksterfeest, tien dagen na Jezus’ hemelvaart, kort nadat hij het gebod had gegeven discipelen te maken en hen te dopen, werden ongeveer drieduizend joden en besneden joodse proselieten tot het geloof in Jezus Christus bekeerd. In gehoorzaamheid aan Christus’ gebod begonnen zijn apostelen daar in Jeruzalem onmiddellijk deze duizenden besneden gelovigen „in de naam van Jezus Christus tot vergeving van [hun] zonden” in water te dopen (Hand. 2:1-41). Zoals in het verslag van Handelingen 10:1-48 wordt aangetoond, werd er later een begin mee gemaakt personen te dopen die geen joden waren en die nooit in de Israëlitische regeling van het wetsverbond opgenomen waren geweest — eveneens in de naam van Jezus Christus. Deze handeling van de doop, waartoe Jezus opdracht had gegeven, werd dus verricht toen de christelijke gemeente haar begin vond, en dit dopen is in de loop der jaren doorgegaan totdat het zich in deze huidige tijd van „het besluit van het samenstel van dingen” zover heeft uitgebreid dat het discipelen uit alle natiën omvat. Dit is een door de bijbel ingesteld gebruik van water in verband met de christelijke religieuze ceremonie van indompeling, onderdompeling of doop. Jezus’ instructies worden nog steeds opgevolgd.
NIET IEDEREEN KOMT ERVOOR IN AANMERKING
15. Wie komen voor de christelijke doop in aanmerking?
15 Er blijkt duidelijk uit Jezus’ woorden wie er voor de doop in aanmerking komen: „Maakt discipelen . . . hen dopende” (Matth. 28:19). Discipelen zijn leerlingen, mensen die inlichtingen hebben ontvangen en zich een oordeel vormen over dat waarover zij zijn ingelicht, hetgeen in dit geval verband houdt met Christus Jezus, zijn Hemelse Vader Jehovah God, Gods Woord, Zijn voornemens en de verhouding van zulke personen tot Jehovah door bemiddeling van Jezus Christus. Misschien zult u nu vragen: „Als dit waar is, hoe kunnen kleine kinderen, baby’s, dan worden gedoopt? Komen zij voor de christelijke doop waartoe Jezus opdracht heeft gegeven, in aanmerking?”
16, 17. (a) Waarom is de kinderdoop in strijd met Matthéüs 28:19? (b) Waarom is deze niet van apostolische oorsprong?
16 Kunnen kleine kinderen berouw hebben, kennis verwerven, geloof oefenen en Jehovah toegewijd dienen? Neen, dat kunnen zij niet. Met andere woorden, zij kunnen geen discipelen worden. En aangezien de doop geen sacrament is, ontvangt de dopeling geen enkele verdienste door de doop op zich, hetgeen betekent dat de kinderdoop geen enkele waarde heeft. Ze vindt dan ook geen ondersteuning in Gods Woord. Leest u het verslag maar in Handelingen 10:44-48 over de bekering van Cornelius en merk dan op dat de heilige geest op degenen viel die het woord van God hoorden; deze personen kwamen voor de doop in aanmerking en werden ondergedompeld. Er kan niet van kleine kinderen worden gezegd dat zij het Woord van God met begrip kunnen horen, zodat het een goede uitwerking op hen heeft en zij voor de christelijke doop in aanmerking komen.
17 De belangrijkste geschiedschrijver die over de eerste christelijke gemeente onmiddellijk na de tijd van de apostelen schreef, is waarschijnlijk Neander, en hij heeft het volgende over de kinderdoop te zeggen: „Geloof en doop waren altijd nauw met elkaar verbonden, en daarom is het uiterst waarschijnlijk dat de doop alleen werd voltrokken in gevallen waar beide konden samengaan en dat de kinderdoop in die periode onbekend was.” „Maar pas in zo’n late periode als die van Irenaeus (in ieder geval zeker niet vroeger) verschijnt er een spoor van de kinderdoop, en dat deze pas in de loop van de derde eeuw als een apostolische traditie werd erkend, is eerder een bewijs tegen dan vóór de erkenning van de apostolische oorsprong.” — Geschichte der Pflanzung und Leitung der christlichen Kirche durch die Apostel.
18. Welke volwassenen komen voor de doop in aanmerking?
18 Gezien het vereiste dat een kandidaat voor de juiste christelijke onderdompeling een discipel moet zijn, komen niet alleen kleine kinderen er niet voor in aanmerking, maar ook andere personen niet, zoals volwassenen die niet met Gods Woord op de hoogte zijn en er niet gunstig op reageren. In Jezus’ gebod werd niet alleen de nadruk gelegd op het feit dat aanvaardbare doopkandidaten tot discipelen gemaakt moeten worden, maar wordt ook met klem gezegd wat zij geleerd moeten hebben, omdat hij zei: „Leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matth. 28:20). Dat hun is geleerd de geboden van Jezus te onderhouden, houdt meer in dan dat zij er alleen maar over zijn ingelicht welke geboden dat zijn. Men kan iemand iets vertellen of ergens over inlichten zonder dat hij er gunstig op reageert; wanneer zulke dingen hem echter zijn geleerd, zal dit uit zijn reactie blijken.
19. Vermeld wat de juiste reactie op Gods Woord is en de voortreffelijke resultaten ervan.
19 Zo lezen wij in Handelingen 2:41 dat degenen „die zijn woord van harte aanvaardden, werden gedoopt”. Andere personen van de eerste christelijke gemeente werden gedoopt „toen zij Filippus geloofden”. Zulke gelovigen „werden . . . gedoopt, zowel mannen als vrouwen” (Hand. 8:12). Dat een discipel gunstig op het Woord van God reageert, blijkt uit het feit dat hij de handelwijze gaat volgen welke door alle mensen gevolgd moet worden die leven zullen verwerven en welke werkelijk de hoogste en edelste is van alle menselijke ambities en aspiraties (Joh. 17:2, 3; Ps. 119:1, 2). Wij doelen op de handelwijze die een menselijk schepsel in de juiste verhouding tot zijn Schepper brengt, de enige manier om God op juiste wijze te aanbidden. Wordt dit niet gedaan, dan kan er niet werkelijk gezegd worden dat mensen in deze tijd God aanbidden; bovendien is het de handelwijze die tot eeuwig leven leidt. Wij spreken hier over de persoonlijke opdracht aan Jehovah.
EERST DE OPDRACHT
20. Wat omvat de christelijke opdracht?
20 Zoals u weet, heeft opdracht de betekenis van belijden, bevestigen, plechtig verklaren, toewijden. Ze heeft betrekking op de handeling welke erin bestaat iets af te zonderen voor of te wijden aan een bepaald gebruik. Ze is de handeling waardoor een persoon of ding in de een of andere handelwijze, loopbaan of het een of andere gebruik wordt ingewijd. Wanneer wij dit op een discipel van Christus Jezus van toepassing brengen, kunnen wij gemakkelijk inzien dat de opdracht voor zo iemand betrekking heeft op zijn exclusieve toewijding aan Jehovah God en derhalve op zijn dienst of aanbidding. De opdracht is iets persoonlijks. Ze heeft betrekking op de handelwijze van iemand die de beslissing neemt zonder voorbehoud en onvoorwaardelijk de wil van Jehovah God door bemiddeling van Christus Jezus te doen (Spr. 14:27). Door zich op te dragen, geeft de persoon er blijk van volledig op Jehovah te vertrouwen en toont hij dat hij weet dat Jehovah Gòd is, dat God juist handelt, dat Jehovah’s zaak zal zegevieren, dat er in zijn hart en geest geen twijfel bestaat en dat hij blij en vreugdevol zijn standpunt inneemt aan de zijde van Jehovah. Paulus zegt „dat gij de oude persoonlijkheid, die met uw vroegere levenswandel overeenkomt en die naar haar bedrieglijke begeerten wordt verdorven, dient weg te doen, maar dat gij nieuw gemaakt dient te worden in de kracht die uw denken aandrijft, en de nieuwe persoonlijkheid dient aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit” (Ef. 4:22-24). Christenen zijn volgelingen van Christus Jezus en als zodanig dienstknechten van Jehovah God, en daarom dienen zij hem, aangezien zij hem zijn toegewijd en zich aan hem hebben opgedragen. — Hand. 11:26.
21. Wie staan nu in een intieme verhouding tot Jehovah God?
21 Door Jezus’ gebod wordt beklemtoond dat het de opdracht is waardoor de discipelen in een intieme verhouding tot Jehovah God komen te staan. Er zijn op het ogenblik honderdduizenden getrouwe christelijke getuigen van Jehovah op aarde die deze stap van de opdracht hebben gedaan, dit door middel van de onderdompeling in water of de doop hebben gesymboliseerd en Jehovah getrouw dienen, waarbij zij zijn woord, tot zijn lof en tot zegen van hun medemensen, bekendmaken.
22. Waarom moet de gehoorzame discipel gedoopt worden?
22 Zij symboliseren hun opdracht door de waterdoop; nu komt het punt van de onderdompeling aan de orde, zoals Jezus heeft gezegd: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende . . . en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matth. 28:19, 20). De discipel moet gedoopt worden om gehoorzaam te zijn aan de vereisten van de bijbel. De doop is een openlijke, openbare en formele ceremonie waardoor te kennen wordt gegeven dat men het besluit heeft genomen Gods wil te doen. Het is voor de opgedragen persoon een vereiste dit in tegenwoordigheid van getuigen te doen. Het is noodzakelijk dat er waarneembare bewijzen van zijn dat de persoon zich heeft opgedragen, want deze opdracht kenmerkt de verandering of het keerpunt in zijn leven en zijn medechristenen hebben er recht op hiervan op de hoogte gesteld te worden, opdat zij kunnen weten wat zij van nu af aan van hem kunnen verwachten.
23. (a) Waarom gebruiken Jehovah’s getuigen het symbool dat passend is voor de omstandigheden, en wat is dit symbool? (b) Wat werd in Jezus’ geval door zijn doop te kennen gegeven? (c) Hoe stond het met zijn joodse discipelen tot aan 36 G.T.? (d) En daarna?
23 Wij behoeven niet te zoeken naar een symbool dat passend zou zijn voor de opdracht en waardoor ze goed zou worden afgebeeld, aangezien de bijbel de onderdompeling als zodanig aanduidt, en er zou geen juister en passender symbool kunnen zijn. Christenen zijn volgelingen van Christus Jezus. „Gij werdt trouwens tot deze loopbaan geroepen, want ook Christus heeft voor u geleden, u een model nalatend opdat gij nauwkeurig in zijn voetstappen zoudt treden” (1 Petr. 2:21). Deze leider, Christus, werd door Johannes de Doper ondergedompeld als een symbool van het feit dat hij zich als een lid van de opgedragen joodse natie aanbood. „Toen kwam Jezus uit Galiléa naar de Jordaan tot Johannes om door hem te worden gedoopt. . . . Jezus gaf hem ten antwoord: ’Laat het deze keer zo zijn, want aldus past het ons alles wat rechtvaardig is te volbrengen.’ . . . Nadat Jezus was gedoopt, kwam hij onmiddellijk omhoog uit het water . . . Zie! Ook kwam er een stem uit de hemelen, die zei: ’Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd’” (Matth. 3:13-17; Ps. 40:7, 8; Hebr. 10:7). Er wordt duidelijk in het verslag te kennen gegeven dat zijn aanbieding en het symbool ervan door zijn Hemelse Vader Jehovah werden goedgekeurd. In navolging van het door Jezus gestelde voorbeeld werden leden van de vroege christelijke gemeente gedoopt (Hand. 10:48; 8:12, 36, 38, 39). In het geval van degenen die deel uitmaakten van de joodse natie, was tot aan het jaar 36 G.T. hun onderdompeling eveneens een symbool van het feit dat zij zich als leden van een opgedragen natie aanboden. Daarna geschiedde de doop van christenen, of zij nu van joodse of niet-joodse afkomst waren, als een symbool van hun opdracht, aangezien Jehovah zich na de dood van Jezus in 33 G.T. en bij het beëindigen van de periode van speciale gunst voor Israël, vlak voordat het christelijke evangelie aan niet-joden werd gebracht, niet meer door middel van het Wetsverbond met de joden bezighield. In de late periode waarin wij thans leven nemen derhalve zowel natuurlijke joden als natuurlijke niet-joden — mensen van alle rassen en natiën — individueel dezelfde positie voor het aangezicht van Jehovah God in, met de gelegenheid zich persoonlijk op te dragen en zich zodoende van de verplichting te kwijten dit door middel van de waterdoop te symboliseren.
[Illustraties op blz. 491]
Hindoes geloven dot baden in hun heilige rivier de Ganges een sacrament is waardoor verdienste wordt meegedeeld en hun zonden worden weggewassen
[Illustratie op blz. 493]
Aangezien baby’s geen discipelen kunnen zijn, heeft hun doop geen enkele waarde
[Illustratie op blz. 495]
De doop is een openbare ceremonie waardoor te kennen wordt gegeven dat de discipel zich heeft opgedragen om Gods wil te doen; vorig jaar werden 120.905 discipelen gedoopt