Vragen van lezers
● Ik heb De Wachttoren nu een paar maanden gelezen, en ik zou graag raad van u willen hebben. Kort geleden heb ik een eis tot echtscheiding ingediend op gronden waarvan ik heb begrepen dat ze in overeenstemming met de bijbel zijn. Is het schriftuurlijk bezien verkeerd als ik afspraken maak met iemand van het andere geslacht die niet mijn vroegere huwelijkspartner is en die persoon het hof maak voordat de scheiding definitief is? — V.S.
Het zou in de allereerste plaats goed zijn duidelijk in de geest vast te leggen wat de bijbel over echtscheiding te zeggen heeft. Volgens Gods Woord is de enige reden voor echtscheiding waardoor iemand weer vrij is om te hertrouwen, overspel door de huwelijkspartner (Matth. 19:9). Jezus zei niet dat men van zijn huwelijkspartner kan scheiden als men ’het sterke vermoeden heeft’ dat er overspel bedreven is. Er moet werkelijk bewijs van overspel zijn, zoals een bekentenis van de huwelijkspartner, of het bewijs dat hij of zij de hele nacht onder onbetamelijke omstandigheden met iemand van het andere geslacht samen geweest is. — Spr. 5:8-11.
Wellicht wordt een huwelijk door een wettelijke scheiding, die verkregen wordt zonder dat er een bewijs van overspel is, voor zover het de wet betreft ontbonden, maar vanuit Gods standpunt staat het iemand dan nog niet vrij te hertrouwen (Mark. 10:9). Als men wettig gescheiden is zonder bewijs dat de huwelijkspartner overspel heeft gepleegd, dan zou hertrouwen in Jehovah’s ogen op overspel neerkomen. Wij lezen: „Al wie zich van zijn vrouw laat scheiden [zonder bewijs van overspel] en een ander trouwt, pleegt overspel jegens haar, en indien een vrouw, nadat zij zich van haar man heeft laten scheiden, ooit een ander trouwt, pleegt zij overspel.” — Mark. 10:11, 12; vergelijk ook Matthéüs 19:9.
Wanneer wij nu aannemen dat iemand werkelijk een schriftuurlijke basis heeft voor de wettige scheiding die hij tracht te verkrijgen, dan nog is hij niet in een positie om „afspraakjes te maken” met iemand anders, of iemand „het hof te maken” als de scheiding nog niet definitief is. Hij is nog steeds getrouwd. Echtscheidingswetten verschillen van plaats tot plaats. In sommige landen en staten zijn de partijen in een echtscheidingsproces volgens de wet onmiddellijk volkomen vrij. In andere plaatsen wordt de scheiding niet van kracht voordat er zes maanden verstreken zijn. In weer andere plaatsen wordt de scheiding niet definitief voordat er een flinke periode verstreken is, bijvoorbeeld een jaar, nadat er een tijdelijk of interlocutoir vonnis uitgesproken is.
Wat dit laatste soort van vonnis in een bepaalde staat betreft, zegt een wetboek: „Er wordt na het verhoor een interlocutoir vonnis uitgesproken als het hof van mening is dat er een scheiding toegestaan dient te worden. . . . Dit duurt één jaar, gedurende welke tijd de beide partijen nog steeds man en vrouw zijn. . . . Door de definitieve uitspraak verkrijgen de partijen wederom de ongehuwde status.” Er wordt dus een tijdsperiode toegestaan waarin, indien mogelijk, weer een verzoening tot stand zou kunnen komen. Als dat niet lukt worden de partijen wettelijk gesproken vrij, doch pas nadat het definitieve vonnis uitgesproken is.
In het geval dat de aanleiding vormde tot bovenstaande vraag, is de scheiding nog niet definitief; beide partijen zijn dus nog steeds wettig gehuwd, en het hof heeft hun een bepaalde tijd gegeven om te zien of zij zich niet kunnen verzoenen. Het is dus wel duidelijk dat iemand die zich in een dergelijke positie bevindt, niet vrij is om te doen alsof hij een ongehuwd persoon is die iemand anders „het hof kan maken” en trouwen. Dit te doen zou alleen maar moeilijkheden uitlokken, zowel wettelijk als schriftuurlijk (Hebr. 13:4). Pas nadat de scheiding definitief geworden is, en het slotvonnis uitgesproken is als dat volgens de wet vereist wordt, zal men de vrijheid hebben zich als een ongehuwd persoon te gedragen, en te hertrouwen.
Iemand die in deze omstandigheden verkeert en er belang in stelt datgene te doen wat Gods goedkeuring zal genieten, zou er goed aan doen op te merken welke raad Jehovah omtrent het huwelijk gegeven heeft, ingeval hij zou willen hertrouwen nadat het tegenwoordige huwelijk zowel wettelijk als schriftuurlijk ontbonden is. God gebood zijn dienstknechten niet toe te stemmen in een huwelijk tussen een ware aanbidder en iemand die Jehovah niet in overeenstemming met de waarheid van zijn Woord aanbad (Deut. 7:3; Neh. 10:30). Men kan zich Gods misnoegen op de hals halen wanneer men een ongelovige trouwt, zoals dat het geval was met koning Salomo van Israël (1 Kon. 11:4, 9). Gods Woord zegt dat ware christenen „alleen in de Heer” dienen te trouwen, of alleen maar met een andere ware christen (1 Kor. 7:39). Hoewel iemands omgang met het oog op een huwelijk hierdoor beperkt wordt, kan het een uitwerking hebben die tot zijn eeuwig welzijn is, doordat hij erdoor wordt geholpen zich van een plaats te verzekeren in het paradijs dat God spoedig op aarde zal vestigen.
Door ermee voort te gaan de bijbel en schriftuurlijke publikaties te bestuderen, kunnen wij te weten komen wat Jehovah’s wil is en hoe wij Hem samen met zijn Getuigen op aanvaardbare wijze kunnen dienen. Op het ogenblik is degene die de vraag stelde nog steeds getrouwd en hij dient weerstand te bieden aan elke mogelijke verleiding om een emotionele band met de een of andere ongehuwde persoon tot ontwikkeling te laten komen. En als hij na de definitieve scheiding graag zou willen hertrouwen, dient hij zich ervan te vergewissen een huwelijkspartner te zoeken die Jehovah getrouw zal willen dienen. Op een dergelijke handelwijze zal Gods zegen rusten. — Spr. 10:22.