Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w57 1/3 blz. 109-116
  • Van dag tot dag het goede nieuws vertellen

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Van dag tot dag het goede nieuws vertellen
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DE REDDENDE REGERING MOET AANGEKONDIGD WORDEN
  • „Het goede nieuws van zijn redding”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • De tijd om het nieuwe lied te zingen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • Wanneer God over de gehele aarde als koning regeert
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
  • De schare lofprijzers der Nieuwe Wereld
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehova’s koninkrijk 1951
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
w57 1/3 blz. 109-116

Van dag tot dag het goede nieuws vertellen

1. Waartoe dienen wij gedurende deze „korte tijd” de grootste krachtsinspanningen te doen?

ER REST ons tot aan de universele oorlog van Armageddon nog slechts een „korte tijd.” Gedurende deze periode bestaat er de gelegenheid nog zoveel mogelijk mensen van goede wil in de door Jehovah God mogelijk gemaakte geredde toestand te brengen. Wij dienen voordat deze periode ten einde loopt, de grootst mogelijke krachtsinspanningen te doen overal de mensen er van op de hoogte te stellen dat alleen Jehovah, de grote Redder, hun eeuwige redding kan bewerkstelligen. Het hangt hoofdzakelijk van hem af. Hoe dat zo?

2, 3. Waarom moet Jehovah bekendgemaakt worden, en wie beseffen het dat hij ten zeerste te loven is?

2 „Want Jehovah is groot en zeer te loven. Meer dan alle andere goden dient hij gevreesd te worden. Immers alle goden der volken zijn waardeloze goden; Jehovah echter heeft de hemelen gemaakt. Waardigheid en luister zijn voor zijn aangezicht, kracht en pracht zijn in zijn heiligdom.” — Ps. 96:4-6, NW.

3 Voor het overgrote deel der aardse bevolking is Jehovah thans evenals in de dagen van de apostel Paulus, ’de onbekende God’ (Hand. 17:23). Hij verdient het echter door allen gekend te worden en opdat er redding zal zijn, dient hij bekendgemaakt te worden, hetgeen ook aan alle levenden zal gebeuren. Door een eed op zijn bestaan heeft hij dit bevestigd: „Zo waar ik leef, de gehele aarde zal met de heerlijkheid van Jehovah worden vervuld” (Num. 14:20, NW; vs. 21, St.vert.). Degenen die thans weigeren hem als vriend te kennen, zullen in Armageddon zijn vernietigende kracht leren kennen. Over die laatste oorlog sprekend, verklaart hij: „Ik zal Mij groot en heilig betonen en Mij doen kennen ten aanschouwen van vele volken; en zij zullen weten, dat Ik de HERE [Jehovah] ben” (Ezech. 38:23, NBG). Hierdoor zal men hem volledig leren kennen; daarom hebben zijn getuigen op aarde zich gedurende dit gehele geslacht zo hard ingespannen, om de mensen deze kennis over hem bij te brengen. Steeds meer leren deze getuigen kennen hoe groot Jehovah is. Daar zij zelf in kennis groeien, verdiept hun waardering voor zijn lofwaardigheid zich. Alles wat met hem in verband staat, is het loven waard, en er is dan ook elke reden toe Jehovah, de God van de nieuwe wereld te loven, evenals er alle reden toe is Satan de Duivel, de god van dit samenstel van dingen, te veroordelen.

4, 5. (a) Wie vrezen de mensen op aarde? (b) Waarom is het dringend noodzakelijk de mensen tot het besef te brengen dat zij Jehovah dienen te vrezen?

4 In het hart van alle mensen op de gehele aarde leeft vrees, welke echter niets heeft uit te staan met de vreze Jehovah’s. Zij vrezen datgene wat volgens hun verwachtingen de aarde binnenkort zal overkomen, en hun zichtbare goden, de machtigen die zij verafgoden in de politiek, de zakenwereld, het militaire systeem en de populaire religie. Deze verafgoodden boezemen het hart van de mensen vrees in om zelf prominente en toonaangevende figuren te blijven. Hun schrijven de mensen de macht, werken en verheerlijking toe welke slechts aan de enig levende en waarachtige God, Jehovah, behoren. Deze door de mensen gevreesde aardse goden, zijn slechts ontzagwekkende mensen, slechts sterfelijke menselijke schepselen. Jehovah dient echter ’meer dan alle andere goden gevreesd te worden.’ Evenals hij destijds het oordeel aan alle valse goden van Egypte voltrok, oordeelt hij thans deze aardse goden en stelt hun volslagen onvermogen en bedrog aan de kaak. „God staat in de vergadering der goden. Hij houdt gericht te midden der goden.” Tot de machtigen en vereerden in de christenheid die belijden zonen van de God des hemels te zijn, wordt de volgende boodschap gericht: „Wel heb Ik gezegd: Gij zijt goden, ja, allen zonen des Allerhoogsten; nochtans zult gij sterven als mensen, als een der vorsten zult gij vallen.” — Ps. 82:1, 6, 7, NBG; Joh. 10:34, 35.

5 Jehovah dient meer gevreesd te worden dan deze sterfelijke, aardse goden. Deze goden kunnen slechts iemands lichaam gewelddadig doden, maar Jehovah kan zowel iemands ziel als lichaam in de eeuwige dood vernietigen, waaruit geen opstanding meer mogelijk is (Matth. 10:28). Hoe dringend noodzakelijk is het dus dat zij die willen leven, tot het besef worden gebracht dat zij Jehovah dienen te vrezen.

6. Wie zijn de „waardeloze goden” van de mensen, en waarom zijn zij waardeloos?

6 De volken der aarde plaatsen echter ook denkbeeldige schepselen in de ongeziene wereld, het onzichtbare rijk, waarvoor zij dodelijk verschrikt zijn en afgodsbeelden oprichten. Weinig beseffen de mensen dat zij demonen aanbidden, die zich de door de mensen in blind geloof gebrachte verering toeëigenen. De apostel Paulus, die de heidense filosofen bekendmaakte wie hun onbekende God was, zei over hun afgoden: „Wat zal ik dan zeggen? Dat hetgeen een afgod wordt geofferd, iets is, of dat een afgod iets is? Neen, ik zeg dat hetgeen de natiën offeren, zij aan demonen offeren, en niet aan God, en ik wil niet dat gij deelgenoten met de demonen wordt” (1 Kor. 10:19, 20, NW). Deze goden zijn „waardeloze goden.” Afgodsbeelden noch de daardoor voorgestelde demonen kunnen redding bewerkstelligen. Deze demonen zijn tezamen met Satan, hun heerser, vergramd tegen de waarachtige God en zijn op aarde verblijvende volk. Daar zij vast besloten zijn Jehovah God niets op aarde te laten redden, voeren zij alle koningen dezer bewoonde aarde aan tegen God te Armageddon, waar zij vernietigd zullen worden. Wanneer men naar door demonen geïnspireerde propaganda luistert, moet men dit met de dood of uitroeiing bekopen (Openb. 16:13-16). Hun door mensen gemaakte afgoden kunnen hun aanbidders niet te hulp komen om hen van die vernietiging te redden. In plaats dat de afgoden dus in religieuze zin werkelijk tot zegen zijn doordat ze ’s mensen geloof in het waarachtige sterken, is hun invloed schadelijk. Zij verblinden de natiën en volken voor Jehovah God en zijn koninkrijk, de exclusieve bron van eeuwige redding. Het zijn inderdaad „waardeloze goden”!

7. Welke zichtbare aanwijzingen zijn er dat God is omgeven met waardigheid en luister en dat zijn heiligdom wordt gekenmerkt door kracht en pracht?

7 De hemelen getuigen van het bestaat van Jehovah God. Hij heeft ze door zijn macht en in zijn wijsheid gemaakt. Zijn onnaspeurlijke geest heeft al de heerlijkheid van de zichtbare hemelen en hun orde en harmonie tot stand gebracht, en slechts één geest kon dit alles gerangschikt hebben — de Zijne. Onmetelijk ver verheven boven die hemelen oefent de Allerhoogste God zijn universele soevereiniteit uit. Indien de ons omringende zichtbare hemelen al zo indrukwekkend, luisterrijk en prachtig zijn, met hoeveel grotere waardigheid en pracht moet Jehovah dan wel niet zijn bekleed in de geestelijke hemelen! Van welk een kracht en schoonheid moet die allerheiligste verblijfplaats getuige zijn! Wij kunnen ons dit maar heel zwakjes voorstellen op grond van hetgeen wij zien, hoewel wij bij lange na niet weten hoe glorierijk hij zelf is, omdat ’geen enkel mens ooit God heeft gezien’ en niemand zijn gestalte heeft waargenomen, daar hij heeft bepaald: „Niemand kan mij zien en nochtans leven” (Joh. 1:18; 5:37 en Ex. 33:20, NW). De kunstmatige heerlijkheid en grootsheid van aardse goden valt hierbij in het niet. Hoe dwaas is het dan te eisen dat men Jehovah eerst wil zien voordat men in hem gelooft! Geloof het door zijn scheppingswerken afgelegde getuigenis; geloof het waarachtige, in zijn geschreven Woord, de heilige bijbel, opgetekende getuigenis.

8. Wat dienen de mensen in plaats van te lasteren, met het oog op de dringende noodzaak voor redding te doen?

8 De mensen dienden zich in hun zoeken naar waarheid en redding thans toch zeer zeker op de hoogte te stellen van de Enige Bron van redding, door er mee op te houden de enige waarachtige God te lasteren en door er mee te beginnen hem datgene toe te schrijven waardoor wij er van overtuigd worden dat hij de Bron van onze redding is en de Enige die slechts onze van harte gegeven aanbidding waardig is. Tot leiding van ons zingt de geïnspireerde psalmist luide: „Schrijft Jehovah, o gij geslachten der volken, schrijft Jehovah heerlijkheid en kracht toe. Schrijft Jehovah de heerlijkheid toe welke zijn naam betaamt. Draagt een gave aan en komt in zijn voorhoven. Buigt u voor Jehovah in heilige tooi, weest in smartelijke pijn wegens hem, gij [mensen der] ganse aarde.” — Ps. 96:7-9, NW.

9. (a) Welke dienst moet er worden verricht eer de mensen zulke dingen aan Jehovah kunnen toeschrijven? (b) Wat is de grootste gave die wij hem kunnen brengen?

9 Opdat de „geslachten der volken” dit aan Jehovah kunnen toeschrijven, dienen zijn getuigen eerst Jehovah, zijn voornemens en zijn werkzaamheden aan de mensen bekend te maken, hun over zijn naam en alles waarvoor deze instaat, te vertellen, hun zijn geschreven Woord te verklaren en hun aan te tonen hoe zij deze heilige, sterke en glorierijke God Jehovah kunnen aanbidden. Daar Jehovah in de hemelen woont en de mens heeft geschapen, is hij te groot dat hij in aardse tempels met door mensenhanden gemaakte voorhoven zou verblijven. Door zijn geest of onzichtbare werkzame kracht woont hij bij het volk dat zich aan hem heeft opgedragen, vooral het overblijfsel van Christus’ medeërfgenamen, die een levende, geestelijke tempel vormen. Men kan Jehovah daarom in liefderijke waardering en aanbidding geen grotere gave brengen dan zich door bemiddeling van zijn koninklijke Hogepriester Jezus Christus aan hem op te dragen. Daardoor geeft u er blijk van dat u zich zowel in volledige onderwerping als in aanbidding voor hem buigt.

10. In welke heilige tooi moet Jehovah aanbeden worden?

10 Jehovah moet aldus in heilige tooi worden aanbeden, niet in morele onreinheid of door middel van de stoffelijke of zichtbare goden, waaraan men, volgens zeggen, alleen maar zogenaamde relatieve aanbidding geeft, doch door welke handeling men in Jehovah’s ogen toch tot een onreine afgodenaanbidder wordt gemaakt (Jes. 42:8). Hij kan niet worden aanbeden in aan de heidense aanbidding ontleende tooi, terwijl men zich zelf bedriegt door te zeggen dat een religieus stelsel dit toebehoren van de demonenaanbidding geschikt kan maken en kan heiligen tot een heilig en evangelisch gebruik ten behoeve van de ware God. Neen, hij moet in geestelijke tooi worden aanbeden, waardoor wordt getuigd dat men Jehovah als de enige waarachtige God liefheeft, aanbidt en dient; voorts dat men zijn Zoon Jezus Christus aanvaardt als de thans door hem aangestelde en regerende Koning en als de Hogepriester, die God het rantsoenoffer heeft aangeboden waardoor de op ons rustende goddelijke veroordeling wordt weggenomen en wij worden bevrijd van de macht der zonde en de daarop staande straf, de dood, en dat men bovendien het voorrecht en de verantwoordelijkheid heeft aanvaard om evenals zijn Voornaamste Zoon Jezus een getuige van Jehovah te zijn.

11. Hoe moeten de mensen wegens Jehovah in smartelijke pijn zijn?

11 Allen die weigeren Jehovah aldus in heilige tooi te aanbidden, hebben er reden toe wegens hem in smartelijke pijn te verkeren. Aan het begin van de grote verdrukking over Satans organisatie in 1914 beleefden al zulke mensen slechts het „begin van smarten der ellende,” het „begin der geboorteweeën,” ten gevolge van de wereldoorlog en de daarmee gepaard gaande hongersnoden, pestilentiën en aardbevingen (Matth. 24:8, NW; Ro). Destijds beefden alle volken en verkeerden ze in smartelijke pijn, niet omdat zij Jehovah God met die gebeurtenissen in verband brachten, maar wegens de verschrikkingen van de gebeurtenissen zelf. In de naderende „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” zullen echter alle op aarde wonende mensen die zich niet aan hem hebben opgedragen maar tegen hem gekant zijn, wegens Jehovah in hevige smart verkeren, daar het in hun geest gegrift zal worden dat Hij, die zij hebben getart, deze wereld-vernietigende verdrukking over hen zal brengen. Hij heeft bevolen dat zij dan in smartelijke pijn moeten verkeren, wat ook zo zal zijn.

DE REDDENDE REGERING MOET AANGEKONDIGD WORDEN

12. Waarom werd er in 1914 een koninkrijk van God opgericht, aangezien Jehovah God toch reeds ten tijde van Eden de regeerder over de aarde was?

12 Jehovah God was bij de schepping van de mens in de paradijstuin van Eden de enige Regeerder over deze aarde en hemel. Door de opstand van Satan de Duivel werd deze een mededingende god, die eveneens aanspraak maakte op de heerschappij over de mens en de aarde. Tijdens de wereldomvattende vloed in Noachs dagen werd het bewijs geleverd dat Jehovah nog steeds de universele Soeverein is en dat de aarde nog immer de voetbank van zijn troon is. Geslachten na de Vloed deed Satan, de mededingende regeerder, het eerste menselijke koninkrijk te Babel of Babylon ontstaan. Jehovah werd echter vertegenwoordigd door de door hem aangestelde aardse koning Melchizedek. Lang nadat deze priester-koning van het toneel was verdwenen, liet Jehovah God David van Bethlehem zalven om koning over Israël te zijn en deed hem de „troon van Jehovah” te Jeruzalem bestijgen, waarna de regerende koningen lange tijd uit de nakomelingen van Davids geslacht voortkwamen. Voordat de laatste hieruit, Jezus Christus, kwam, zette God de op de aardse „troon van Jehovah” regerende koning af en liet de hoofdstad Jeruzalem omverwerpen. Destijds eindigde dat aardse voorbeeldige zichtbare koninkrijk en hield Jehovah op door bemiddeling van een onvolmaakte koning uit Davids geslacht te regeren. Jezus Christus leerde ons er echter om bidden of Gods koninkrijk wederom op aarde mocht komen en of de wil van de hemelse Vader hier op aarde evenals in de hemel volbracht mocht worden. Jezus predikte het goede nieuws van dat komende koninkrijk en zette zijn leven er voor in. Doordat God Jezus uit de doden opwekte, herstelde hij hem tot het leven, deed hem aan zijn rechterhand in de hemel plaats nemen en beval hem tot het einde van de „bestemde tijden der natiën” in 1914 te wachten, op welk tijdstip Jehovah zijn koninkrijk zou voortbrengen en de uitvoerende macht er van op de schouders van Jezus Christus zou leggen.

13. Waarom moet er onder de natiën worden gezegd „Jehóvah is koning geworden”?

13 Thans leven wij meer dan tweeënveertig jaar na 1 oktober 1914 en de te Armageddon te voeren strijd van het Koninkrijk nadert met rasse schreden. Er moeten echter nog talloze mensen van goede wil profijt trekken van Jehovah’s voorziening voor redding. Meer dan ooit tevoren is het thans de tijd voor actie, dat deze actuele boodschap wordt uitgebazuind. „Zegt onder de natiën: ’Jehovah is koning geworden. Het vruchtbare land is ook vast bevestigd zodat het niet aan het wankelen gebracht kan worden. Hij zal de zaak van de volken in oprechtheid bepleiten.’ Dat de hemelen zich verheugen en de aarde vreugde bedrijve. Dat de zee en haar volheid buldere. Dat het open veld en al wat daarop is, jubele. Dat alle bomen van het woud terzelfder tijd in vreugdezang losbarsten voor het aangezicht van Jehovah. Want hij is gekomen; want hij is gekomen om de aarde te oordelen. Hij zal het vruchtbare land met rechtvaardigheid oordelen en de volken in zijn trouw” (Ps. 96:10-13, NW). Hoe groots wordt door dit van de hemel klinkende en onder inspiratie gegeven bevel aangetoond dat Gods koninkrijk onder Christus van het allergrootste belang is; het beslecht immers voor altijd de strijdvraag over de universele soevereiniteit ten gunste van Jehovah en zal redding brengen aan hen die loyaal opkomen voor zijn soevereiniteit!

14. Waarom wordt ons gezegd geen dag te laten voorbijgaan waarin wij het goede nieuws van redding door Gods koninkrijk niet zouden vertellen?

14 Jehovah’s opgerichte koninkrijk geeft het gehele universum reden tot vreugde. Hemel en aarde worden er door gered en dit is reeds begonnen door het goede nieuws dat de getuigen, zoals hun is bevolen, van dag tot dag vertellen. Er wordt ons gezegd geen dag te laten voorbijgaan zonder er over gesproken te hebben. Waarom? Omdat de dagen waarin wij het kunnen vertellen, voor het losbreken van Armageddon beperkt zijn, en met het verstrijken van elke dag steeds minder worden. Geen enkele dag mogen wij het uit onze gedachten laten daar Jezus ons zei dat wij juist het redding verschaffende koninkrijk als eerste dienen te zoeken, tezamen met de van God afkomstige rechtvaardigheid. Waarom het dus thans, meer dan in enige andere tijd, niet gezocht nu het werkelijk is opgericht? Elke dag doen er zich gelegenheden voor wanneer wij kunnen spreken over de redding die het reeds heeft bewerkstelligd of nog zal bewerkstelligen, en hierdoor zullen ook anderen er toe aangespoord worden het Koninkrijk te zoeken. Daar het de enige rechtmatige regering voor hemel en aarde is, de enige waardoor Jehovah’s universele soevereiniteit gerechtvaardigd en de mensheid gered zal worden, is de daardoor te bewerkstelligen redding het waard aan anderen verteld te worden die eveneens redding nodig hebben. Met het oog op de komende vernietiging van dit goddeloze samenstel van dingen is het iets hoogst passends dat er dagelijks wordt gesproken over de middelen waarin Jehovah heeft voorzien voor redding, zoals thans het enige „goede nieuws.” Indien wij ons dagelijks over het Koninkrijk verheugen, indien wij in de stemming verkeren Hallelujah! te roepen bij het besef dat het thans te midden van zijn vijanden heerst, zullen wij tot overvloeiens daarvan vervuld zijn en telkens weer spreken over de redding die het zal brengen. Ja, wij moeten Jehovah elke dag aanbidden, en het spreken over zijn redding is daar een onderdeel van. Vertel het daarom van dag tot dag. Indien wij Jehovah niet bezingen door hierover te vertellen, bezitten wij niet de „vreugde van Jehovah.” In zijn vreugde te delen, is onze kracht. — Neh. 8:10, NW; vs. 11, St.vert.

15. Hoe moeten wij dit goede nieuws vertellen, en waar en in welke hoedanigheden?

15 Afzonderlijk en in schitterende eenheid tezamen met alle andere geredden moeten wij het goede nieuws van redding vertellen. Gods liefde is zo groot dat zijn liefde zich niet slechts tot één, maar tot velen uitstrekt. Het is een gemeenschappelijke redding, waarin velen kunnen delen, en in deze tijd zelfs een grote schare „andere schapen,” die nog door niemand geteld kan worden. Wij kunnen dit goede nieuws vertellen met onze mond of door de gedrukte bladzijde voor ons te laten spreken. Voor de prediking met gedrukte publikaties verschaft het Wachttorengenootschap ons bijbels, bijbelverklarende boeken en brochures, de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt!, gratis traktaten en strooibiljetten voor openbare lezingen. Wij zijn hiervoor niet aan één plaats gebonden. Wij kunnen het dagelijks vertellen, thuis aan onze gezinsleden, in de deuropeningen van andere mensen door van huis tot huis te gaan, op het podium en op nog andere openbare plaatsen, en in totalitaire en onder dictators staande landen zelfs ondergronds of in gevangenissen en concentratie- en werkkampen; hetzij in geïsoleerde plaatsen of als een lid van een grote of kleine gemeente, dat wil zeggen, als een gemeenteverkondiger. Nog beter is het het te vertellen als een volle-tijd-verkondiger of pionier, of zelfs als een zendeling in vreemde landen. Wellicht heeft men het voorrecht het als een spreker van openbare lezingen in een gemeente te vertellen, of als een zonedienaar in een van de tien zones waarin de „Watch Tower Bible & Tract Society” de aarde en de vele zich daarop bevindende bijkantoren heeft onderverdeeld. Daar het onder elk bijkantoor ressorterende gebied is verdeeld in districten en vervolgens in kringen en deze wederom in gemeenten van Jehovah’s getuigen, hebben sommigen wellicht het voorrecht ontvangen het goede nieuws als districts- of kringdienaren te mogen vertellen. Welke positie men ook bekleedt, men kan het vertellen en elk dient dan ook in zijn hoedanigheid getrouw te zijn.

16. (a) Is het noodzakelijk dat men een volle-tijd-verkondiger is om gemachtigd te zijn het goede nieuws te vertellen? (b) Moeten wij het er toe beperken dat wij het alleen maar vertellen?

16 Niet alleen verkondigers die al hun tijd aan dit werk besteden, mogen het goede nieuws van dag tot dag in het veld vertellen, maar Jehovah heeft alle geredden gemachtigd hierover zoveel in hun vermogen ligt, te spreken. Niet alleen door buren en vreemden het goede nieuws bekend te maken, zullen er meer gelovigen komen, maar ook door geïnteresseerde mensen aan te bieden ten minste eens per week het goede nieuws door een bijbelstudie bij hun thuis te bestuderen. Het gaat er niet alleen om het zelf te vertellen maar ook om anderen ertoe te bewegen het met kracht en doeltreffend te vertellen. Wij dienen ons moeite te geven anderen op te leiden zodat zij dit werk samen met ons doen.

17. Om welke persoonlijke reden dienen wij het goede nieuws te vertellen, en waarom zelfs wanneer het wordt verboden door hen die redding tegenstaan?

17 Wat zal er gebeuren wanneer wij het goede nieuws van Jehovah’s redding in 1957 alle zeven dagen van elke week vertellen? Dit vreugdevolle geluid moet dan nog veel meer oren bereiken die lange tijd doof waren omdat het niet tot ze doordrong, en die ontsloten zullen worden wanneer het goede nieuws ze ten slotte bereikt. Er zullen vele bedroefde harten vertroost worden, die graag iets anders willen horen, namelijk, een waarlijk opwekkend lied met een blij thema, hetgeen een tegenwicht kan vormen voor het jammeren en klagen dat alle natiën thans bij het zien van het „teken van de Zoon des mensen” in de hemel aanheffen (Matth. 24:30). Aldus zullen er meer mensen van goede wil in de geredde toestand worden gebracht en zullen er meer een theocratische opleiding ontvangen om het te zingen en bekend te maken. Een van de gezegende resultaten van al dit werk vóór Armageddon zal zijn, dat Jehovah God nog meer bekend zal worden, meer gewaardeerd, er nog meer in hem zullen geloven, dat hij door meer aanvaard, aanbeden, geloofd en gediend zal worden. Hoe komt hem dit alles toe!

18, 19. Wat zegt de psalmist tot de aarde, zee en lucht in plaats dat hij ze vertelt te verdwijnen wegens Jehovah’s komst?

18 Maak daarom overal het goede nieuws van zijn redding bekend, omdat u weet wat het voor u heeft betekend. „Jehovah heeft iets groots gedaan door wat hij met ons gedaan heeft. Wij werden één en al vreugde” (Ps. 126:3, NW; Mark. 5:19). Wees eveneens bereid, klaar en blij u al de moeite te getroosten welke het kost het aan anderen bekend te maken. Wat te doen wanneer vijanden van iemands redding er de voorkeur aan geven zelf om te komen en ook anderen in het verderf trachtten te storten door ons te zeggen onze mond te houden? Wij zullen daar dan geen aandacht aan schenken, omdat het bevel om het bekend te maken van een nog hogere superieur afkomstig is en wij dit superieure bevel moedig moeten en zullen gehoorzamen. Niet alleen op ons maar op al Jehovah’s scheppingen in hemel en op aarde wordt een beroep gedaan hun onweerstaanbare vreugde tot uitdrukking te brengen omdat hij, de God der redding, als Koning en Rechter zijn voornaamste regeringsmacht heeft opgenomen. Daarom dienen de hemelen blij te zijn, de aarde verheugd, de zee met haar volheid dient te bulderen, het open veld en al wat daarin is, dienen te jubelen, en de bomen van het woud dienen in een vreugdezang uit te breken voor het aangezicht van Jehovah, nu hij als Koning en Rechter is gekomen. Want o, hoeveel goeds belooft zijn komst ons te brengen!

19 Wanneer wij eenmaal inzien dat de grote, vrees inboezemende, met waardigheid bekleed zijnde, luisterrijke, sterke, prachtige en glorierijke Jehóvah vergezeld van zijn majestueuze Koning Jezus Christus voor het oordeel tot zijn tempel is gekomen, krijgt alles op aarde, in de zee en de lucht een ongekende grandeur. Onder de duizendjarige regering van Christus zal op aarde het paradijs immers worden hersteld en zal dit ten slotte de gehele aardbol omvatten. In plaats dat dus de bomen en de veldvruchten wordt gezegd ineen te schrompelen en de in wijde bekkens bijeenvergaderde zeeën wordt gezegd in stoom over te gaan omdat Jehovah is gekomen om de aarde, de planeten, zonnen en sterren in de hemelen te verbranden, zegt de geïnspireerde jubelende psalmist dat de aarde, zee en de hemel en hun volheid grote vreugde dienen te bedrijven wegens de te verwachten bevrijding, en los te breken in een aangrijpend, harmonieus klankgeschal.

20. Hoe zullen de aarde, zee en lucht niet langer door de mensen worden ontwijd?

20 En terecht! Want niet langer zullen de zeeën worden ontsierd door het afschuwelijke gezicht van met atoomwapens uitgeruste oorlogsschepen en door atoomkracht voortgedreven onderzeeërs, of door atoom- en waterstofbommen worden vergiftigd door de op hun golven en hun bekoorlijke eilanden en atollen neerdalende radioactieve stofdeeltjes (Jes. 33:21-23). De atmosfeer rondom de aarde zal niet langer worden misbruikt door moordende bommenwerpers of lange-afstandsprojectielen of verdorven worden door de dodelijke stofwolken van atoomexplosies. Niet langer zullen de bergen worden gebruikt als geheime onderkomens voor vliegtuighangars of ammunitiefabrieken of om er de voor een atoomoorlog noodzakelijke mineralen te delven. Niet langer zal de maan worden beschouwd als een doel van de ruimtevaart, van waar af de natie die ze het eerst in de bewapeningswedloop bereikt, alle andere natiën zou kunnen beheersen. Niet langer zullen de maagdelijke wouden worden omgehouwen om het pulp te verschaffen voor de nieuwsbladen en tijdschriften die leugenachtige propaganda, smerig nieuws, schunnige verhalen en van handelsgeest doortrokken materialisme uitstrooien.

21. Hoe zal de aardse schepping er voordeel van trekken wanneer Jehovah komt om te regeren en te oordelen?

21 De gehele aardse schepping zal er daarom stellig voordeel van trekken wanneer Jehovah komt om te heersen en te oordelen, want hij heeft beloofd dat allen die de aarde te gronde richten, in de vernietiging van Armageddon zelf te gronde worden gericht en dan zal evenals destijds in Gods hof in Eden, de natuur nog eens ten volle in de gelegenheid zijn de heerlijkheid en lof van haar luisterrijke Schepper te weerkaatsen. Als Koning en Rechter der aarde stelt hij belang in wat hij in de aarde heeft gelegd en geplant en er rondom heeft gevormd toen hij ze schiep om de eeuwige paradijswoning van de mens te zijn. Hij wil niet dat dit alles wordt misbruikt door de zelfzuchtige dienstknechten van de Duivel. Hij verlangt dat alles zijn eerbare, levengevende doel dient. Geen wonder dus dat het woord zelfs tot alle niet met verstand begaafde voorwerpen op aarde en in de hemel wordt gericht en er op hen een beroep wordt gedaan te juichen, bruisen, bulderen en er op hun prachtigst uit te zien!

22. Wat dienen wij te doen wanneer al dergelijke dingen zich bij zijn komst dienen te verheugen?

22 Allen hebben reden om blij en verheugd te zijn omdat hun Schepper Koning is geworden en tot zijn tempel is gekomen om een bevrijding brengend oordeelswerk te verrichten. Hoe staat het echter met ons? Hoeveel te meer dienen wij, de met spraak-begiftigde, bijbellezende en met verstand begaafde levende schepselen, hem te bezingen, te zeggen dat hij koning is geworden en het goede nieuws van zijn redding te vertellen!

23. Hoe is het produktieve land vast bevestigd geworden, en hoe oordeelt Jehovah het en de bewoners er van?

23 Zoals door de bijbelse tijdrekening en de gebeurtenissen welke sinds 1914 in vervulling der profetieën zijn geschied, wordt bewezen, zijn Jehovah en zijn Engel des Verbonds, Jezus Christus, sinds het voorjaar van 1918 in zijn geestelijke tempel aanwezig om dit noodzakelijke oordeel te voltrekken. Het land of de aardse toestand van zijn Nieuwe-Wereldmaatschappij van getuigen is produktief geworden; het zal nooit kunnen wankelen en ineenstorten doch zal onder zijn liefderijke zegen altijd de vruchten van rechtvaardigheid voortbrengen. Het is vast bevestigd als het fundament voor de „nieuwe aarde” van de rechtvaardige nieuwe wereld. Jehovah’s oordeel over dit „land” zal gunstig luiden. Hij rechtvaardigt het als de woonplaats van zijn getrouwe getuigen en hij veroordeelt Gog van Magog en alle anderen die dit theocratische land aanvallen. Hij oordeelt de bewoners van dit „land” in zijn trouw en bepleit de zaak van het overblijfsel van zijn Koninkrijkserfgenamen en de zaak van hun van goede wil zijnde medebewoners, de „andere schapen” van de Koning Jezus Christus.

24. Hoe oordeelt hij de volken op grond van zijn getrouwheid?

24 Zie eens wat hij reeds vanaf zijn oordeelstroon voor het naar hem genoemde volk op aarde heeft gedaan! Hoe getrouw is hij ten aanzien van hen geweest overeenkomstig de voorwaarden van zijn niet te herroepen Abrahamitische verbond, op grond waarvan alle geslachten en natiën der aarde gezegend zouden worden! Hoe waarachtig en getrouw is hij geweest ten opzichte van zijn geschreven Woord, de bijbel, zijn volmaakte wetten en zijn onberispelijke beginselen en ja, ten opzichte van Zich zelf! Door bemiddeling van zijn Mederechter Jezus Christus, scheidt hij de mensen van alle natiën in tegen het Koninkrijk zijnde bokken en voor het Koninkrijk zijnde schapen. In de grote rechtvaardigings- en bevrijdingsoorlog zal hij het oordeel voltrekken. De enorme kudden bokken zullen in zijn vurig tot uitdrukking gebrachte oordelen worden verteerd, maar de vredelievende, verenigde kudde schapen zal onschuldig worden geoordeeld en levend worden overgebracht in het aardse rijk van het koninkrijk van zijn Zoon Jezus Christus. — Matth. 25:31-46.

25. Wie hebben een lied, en wat dienen wij te doen wegens de uitnemendheid daarvan?

25 Hoe kunnen wij bij het aanschouwen van dit alles onze mond houden, temeer daar wij het goddelijke bevel hebben ontvangen Jehovah te bezingen? Indien de hemelse zonen Gods en de morgensterren een lied hadden toen God het fundament van zijn voetbank, de aarde, legde — indien de hemelse legerschare een lied tot eer van God had toen zijn Zoon werd geboren, die de eeuwig over de aarde regerende Koning zou worden — ja, indien iemand ooit in deze tijd een lied heeft gehad, dan zijn wij het wel, getuigen van Jehovah! Ja, wij hebben een lied, een „nieuw lied,” waarvan nog nimmer tevoren de melodieuze tonen over de gehele bewoonde aarde zijn gehoord. In ons lied hoort men het laatste en nieuwste thema. Onze rapsodie van bijbelse melodieën is voor een steeds groter wordende schare van duizenden mensen van goede wil, ongeacht nationaliteit en taal, het topnummer geworden. De gelukkige God Jehovah, die het door zijn heilige geest heeft ingegeven, is er de componist van. Onze Dirigent is zijn koninklijke Zoon, Jezus Christus. Weerhoud uw stem dus niet. Stem onder zijn leiding in bij het over de gehele aarde steeds aanzwellende koor. Zing, zing uit vreugde, in verrukkelijke harmonie met de gehele Nieuwe-Wereldmaatschappij. Vertel eensgezind en in toenemende mate van dag tot dag het goede nieuws van de door Jehovah God bewerkstelligde redding.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen