Wat de duizendjarige regering tot stand zal brengen
DE SCHRIFT verheerlijkt boven al het andere de oppermacht van Jehova God. „Zoo worden zij ’t gewaar, dat Gij, wiens naam JEHOVA is, dat Gij alleen zijt Opperheer der gansche aarde!” „Macht behoort God toe.” Er is niemand gelijk hij, „Die van den beginne aan verkondigt het einde.” Wat hij zich ook voorneemt, volbrengt hij. Hij maakt nimmer een verkeerde berekening; hij maakt nooit een fout. Hij verkeert nimmer in een hachelijke positie of in verlegenheid wegens datgene wat enkelen van zijn schepselen doen of niet doen. Hij behoeft zijn voornemens nooit te veranderen. Daarom kan hij zo vol vertrouwen zeggen: „Ja, ik heb gesproken, ik zal het ook doen geschieden; ik heb het mij voorgenomen, ik zal het ook doen.” — Ps. 62:11, KJ; 62:12, Statenvert.; 83:19, Pa, en Jes. 46:10; 46:11, AS.
De duizendjarige regering van Christus zal een treffend voorbeeld verschaffen van Jehova’s bekwaamheid zijn voornemens uit te voeren, en wel op tijd, overeenkomstig zijn programma, ongeacht wat enigen van zijn schepselen wellicht doen of niet doen. Zijn voornemen met betrekking tot de aarde aan de mens bekendmakend, zegt Jehova: „Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de [lagere dieren].” En opdat de mens Jehova’s oppermacht steeds indachtig zou zijn, werd zijn leven van gehoorzaamheid afhankelijk gesteld. „Maar van den boom der kennis van goed en kwaad zult gij niet eten. Want ten dage als gij daar van eet, zult gij den dood sterven”. — Gen. 1:28; 2:17, Belg. PB.
Jehova voorzag Adam en Eva van alles wat zij nodig hadden. Zij hadden een mate van de goddelijke eigenschappen wijsheid, gerechtigheid, liefde en macht, en daarom konden zij een verstandige en liefderijke heerschappij voeren over de lagere onderworpen dieren. En opdat de aarde gevuld zou worden en één uitgestrekt paradijs zou worden, gaf God de mens, en ook de lagere dieren, de macht nakomelingen voort te brengen, en hij voorzag de planten van zaad zodat ze zich konden vermenigvuldigen. Nadat Jehova de aarde en de mens had geschapen en hem had voorzien van alles wat voor het uitvoeren van Gods geboden nodig was, hield Jehova er mee op verdere scheppingswerkzaamheden te verrichten. Nu was het de plicht van de mens Jehova’s voornemen met betrekking tot de aarde verder uit te voeren, en aan de hand van de Bijbelse chronologie stellen wij vast dat hem zeven duizend jaar werden gegeven waarin hij dat voornemen kon verwezenlijken. — Gen. 2:1-3, AV.
JEHOVA’S VOORNEMEN ONVERANDERD
Maar Adam en Eva stelden hun zegeningen en hun voorrecht met Jehova samen te werken in het uitvoeren van zijn voornemen betreffende de aarde, niet op prijs, anders zouden zij hem niet ongehoorzaam zijn geweest in zake het eten van de verboden vrucht. Veranderde hun ongehoorzaamheid Jehova’s voornemen met betrekking tot de aarde en de mens? Neen. „Hij heeft [de aarde] niet tevergeefs geschapen, hij heeft ze geformeerd om bewoond te worden.” Hij verandert niet (Jes. 45:18, KJ; Mal. 3:6). Indien enkele schepselen hun voorrechten niet waarderen, kiest God anderen uit. Zijn voornemens zullen volgens programma worden uitgevoerd.
Waarom heeft Jehova hen die de oorzaak waren van die eerste opstand, Satan, Adam en Eva, niet onmiddellijk vernietigd en is hij niet opnieuw begonnen? Omdat zijn naam er bij was betrokken — wiens schuld was het dat de mens had gezondigd, de schuld van Jehova of van de mens? — en wegens zijn liefde voor mensen die onkreukbaar zouden blijven. Daarom stond hij de mens toe te blijven leven en nakomelingen voort te brengen en aan dezen zou hij vervolgens de gelegenheid geven te tonen aan welke kant zij stonden, en voor allen die rechtvaardigheid liefhebben, trof hij de voorziening dat zij eeuwig leven zouden kunnen verwerven door Christus’ rantsoenoffer.
De Bijbelse profetieën. tonen aan dat wij op de drempel van de nieuwe wereld staan (Matth. 19:28; 24:1-51; Openb. 11:15-18). In die nieuwe wereld zullen Christus en zijn bruid duizend jaar lang regeren, gedurende welke tijd Satan en zijn demonen gebonden zullen zijn. En, zoals wij in het voorgaande artikel hebben gezien, in plaats dat de aarde gedurende die tijd woest is, zullen juist gedurende die tijd alle geslachten der aarde worden gezegend. Aldus zullen Jehova’s voornemens met betrekking tot de aarde worden volbracht. — Gen. 22:17, 18.
In die nieuwe wereld zal er in plaats van honderden tegenstrijdige religiën, die verwarring en twist veroorzaken, slechts één ware aanbidding zijn. De mens zal de vreze van Jehova leren, dat is het kwade te haten, en deze vrees is het beginsel van wijsheid. Dan zal de ganse ’aarde vol zijn van de kennis des HEREN [van Jehova], gelijk de wateren de bodem der zee bedekken’. — Spr. 8:13; 9:10; Jes. 11:9; Mal. 1:11.
DE GODDELIJKE OPDRACHT VERVULD
In die nieuwe wereld zal Jehova’s opdracht aan de mens, vruchtbaar te zijn, zich te vermenigvuldigen en de aarde te vullen, hetgeen in rechtvaardigheid moest worden gedaan terwijl zij die in vervulling van deze opdracht werden geboren, het vooruitzicht op leven hadden, voor de eerste maal worden vervuld. Het is waar dat de mens zich tot de tegenwoordige tijd heeft vermenigvuldigd, maar het is in onrechtvaardigheid geschied en allen worden geboren met de dood in het vooruitzicht. Dan zullen de ouders „niet tevergeefs arbeiden, noch baren ter verstoring; want zij zijn het zaad der gezegenden des HEREN [van Jehova]”. — Jes. 65:23.
Dan zal Jehova de heerschappij van de mens over de lagere dieren herstellen. „De wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske zal ze drijven”. — Jes. 11:6, 7.
De mens werd wegens zijn ongehoorzaamheid weggezonden naar een vervloekte aarde, een aarde die doornen en distels voortbrengt. Maar in de nieuwe wereld zal de aarde haar gewas geven en „voor een doorn zal een denneboom opgaan, voor een distel zal een mirteboom opgaan”. Evenals Eden een groene plaats was, met een overvloed van allerlei soorten planten, bomen, heesters, bloemen, enz., zo zal ook de nieuwe aarde zijn. En evenals Jehova de geestelijke toestand van zijn dienstknechten in de tegenwoordige tijd heeft hernieuwd, zo ook op de nieuwe aarde: „De woestijn en de dorre plaatsen zullen hierover vrolijk zijn, en de wildernis zal zich verheugen, en zal bloeien als een roos”. — Gen. 3:17, 18; Ps. 67:7, 8; Jes. 35:1, 2, 7; 55:13.
Jehova’s voornemen betreffende Adam en Eva sloot geen ledigheid en ook geen harde arbeid in. Zo zal ook op de nieuwe aarde de mens werken maar niet in het zweet zijns aangezichts. En evenals Jehova in Eden de mens begiftigde met volmaakte gezondheid en het vooruitzicht op eindeloos leven, zo ook in de nieuwe wereld. Wat in geestelijk opzicht thans voor alle getrouwen geldt, geldt ook dan: „geen inwoner zal zeggen: Ik ben ziek.” Christus zal regeren totdat de dood, de laatste vijand, is vernietigd. — Jes. 33:24; 1 Kor. 15:24-26.
Op de nieuwe aarde zullen de mensen evenals de mens in de hof van Eden, volledig profijt trekken van de vruchten van hun arbeid. In plaats van corrupte politici en hebzuchtige partijen die de mensen onderdrukken en uitbuiten, wat hun reden geeft te treuren, zullen de mensen zich verheugen, want dan zullen rechtvaardige „nieuwe hemelen” over de gehoorzame mensheid regeren. Ja, „Zij zullen huizen bouwen en bewonen, en zij zullen wijngaarden planten, en derzelver vrucht eten”. — Spr. 29:2; Jes. 65:21, 22.
In die nieuwe wereld zal een ieder zitten „onder zijn wijnstok, en onder zijn vijgeboom, en er zal niemand zijn, die ze verschrikke” (Micha 4:4). Geen misdaad, georganiseerd of niet georganiseerd, geen afpersing, geen enkele soort van geweld. En geen oorlog meer! Nu wordt elke nationale economie overgeschakeld op de productie van oorlogsbenodigdheden, maar dan „zullen [zij] hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer leren”. „Des vredes zal geen einde zijn.” Dit alles is verzekerd want „de mond des HEREN [van Jehova] der heirscharen heeft het gesproken”. — Jes. 9:6; Micha 4:3, 4.
Denkt u eens in, een wereld zonder begrafenisondernemers, zonder doctoren, zonder verzekeringsagenten, zonder advocaten, zonder politieagenten, zonder gevangenissen! Wie zou zich met zulke toestanden in het vooruitzicht niet naar het nieuwe samenstel van dingen willen voegen en doen wat goed is? Zouden enigen opzettelijk opstandig worden, dan zullen zij ruim voldoende tijd hebben blijk te geven van hun geestestoestand voordat zij als onverbeterlijk worden vernietigd. — Jes. 65:20.
Dan zal er, ten einde er zeker van te zijn dat alle gehoorzamen uit liefde, uit beginsel, en niet enkel uit berekening handelen, één laatste beproeving op onkreukbaarheid zijn. Satan en zijn demonen zullen uit de afgrond of doodstoestand worden teruggebracht ten einde hen toe te staan te trachten allen van Jehova God af te keren. Zij wier hart niet volledig in overeenstemming is met Jehova’s rechtvaardige regeling, zullen door Satan en zijn demonen worden verstrikt en zullen deelnemen in zijn opstand tegen de rechtvaardige gestelde machten op aarde aan het einde van de 1000 jaar. Daar zij ontrouw zijn, zal er vuur nederdalen uit de hemel en hen verslinden. Dan zullen alle gehoorzamen leven verkrijgen in de volle betekenis van het woord, daar hun het recht op leven wordt gegeven, hetgeen wordt afgebeeld doordat hun namen in het boek des levens worden geschreven. — Openb. 20:6-10, 15.
Wanneer de Zoon heeft geregeerd totdat alle vijanden zijn vernietigd, „dan zal de Zoon zelf zich ook onderwerpen aan degene die alles aan hem onderwierp, opdat God voor iedereen alles moge zijn” (1 Kor. 15:28, NW). Dit feit toont verder aan dat Christus’ regering een regering vol activiteit is in het belang van Jehova’s naam, de mens en de aarde, en geen heerschappij over een woeste aarde. Terloops zij hier het volgende opgemerkt: Indien zij die deze zegeningen zullen genieten, een tussenperiode van 1000 jaar in de hemel zouden hebben, die zou liggen tussen hun ondervindingen met de tegenwoordige boze toestanden en de zegeningen van de nieuwe wereld, zoals door enkelen wordt beweerd, dan zouden de tegenstellingen die de Schrift maakt tussen de twee toestanden al hun kracht verliezen. Zouden bovendien de heiligen aan het einde van de 1000 jaren naar een woeste aarde terugkeren, zou dat dan niet betekenen dat Gods scheppingswerk helemaal opnieuw moest beginnen, daar de mensen moesten worden voorzien van alle dingen die nodig zijn voor leven op aarde?
De Schriften verheerlijken inderdaad de oppermacht van Jehova en, wanneer ze worden begrepen, blijken ze consequent en redelijk te zijn. Ze tonen aan dat aan het einde van de duizendjarige regering van Christus al Jehova’s voornemens met betrekking tot de aarde tot volledige verwezenlijking zullen komen. Zijn Sabbat van 7000 jaar zal eindigen doordat de aarde aan hem wordt overgegeven, een paradijs van Eden dat zich over de aardbol uitstrekt. Daar zijn voornemens en oppermacht gedurende deze sabbat volledig zijn gerechtvaardigd, zal het inderdaad een dag zijn geweest die is geheiligd. — 1 Kor. 15:24; Gen. 2:3.