Jongeren, geeft er blijk van discipelen van Christus te zijn
„Blijft bewijzen dat gij goedgekeurd zijt.” — 2 Kor. 13:5.
1. Waarom is het voor jonge mensen vaak moeilijk hun Schepper te dienen?
JONGE mensen die het hebben verkozen hun Schepper te dienen, bemerken dat dit in deze veelbewogen tijd niet gemakkelijk is. Er wordt voortdurend druk op hen uitgeoefend om zich aan de zondige mensenwereld gelijkvormig te maken. In hun contacten met andere jonge mensen op school en in hun omgeving zien zij hoe de geest van opstand bezit neemt van wereldse jongeren. Zij zien hoe andere jonge mensen zich in buitenissige kleding steken en er een vreemdsoortige haarstijl op na houden, en zij voelen zich opvallen omdat zij anders zijn. Zij horen spraak die niet van goede smaak getuigt. Zij zien hoe er met verachting op goede morele maatstaven wordt neergekeken. Zij zien hoe jonge mensen zichzelf schaden door narcotica en zinsbegoochelende drugs te gebruiken. Zij voelen de voortdurende druk die op hen wordt uitgeoefend om met deze andere jongelui gelijke tred te houden. Door dit te doen, zouden zij er stellig geen blijk van geven discipelen van Christus te zijn.
2. Wat betekent het een van Christus’ discipelen te zijn, en waarom moet een jeugdig persoon die dit is, anders zijn?
2 Een van Christus’ discipelen te zijn, betekent zijn leringen te aanvaarden en mee te helpen deze te verbreiden. Jonge mensen die dit doen, moeten noodzakelijkerwijs verschillen van de jonge mensen die deel uitmaken van de wereld, aangezien de denk- en handelwijze van laatstgenoemden met Christus’ leringen in strijd zijn. Aantonend hoe iemand er blijk van kan geven dat hij Christus’ leringen heeft aanvaard en heeft toegelaten dat ze zijn levenswijze omvormen, vermeldt de Schrift dat hij zijn lichaamsleden moet doden met betrekking tot immorele daden, schadelijke begeerten en andere slechte handelingen, waardoor deze van God vervreemde mensenwereld wordt gekenmerkt. „Maar doet ze nu werkelijk alle van u weg, gramschap, toorn, slechtheid, schimpend gepraat en ontuchtige taal uit uw mond. Liegt niet tegen elkaar. Legt de oude persoonlijkheid met haar praktijken af en bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid, die door middel van nauwkeurige kennis wordt vernieuwd naar het beeld van Degene die ze schiep.” — Kol. 3:5-10.
TWEE WEGEN
3, 4. Beschrijf de weg die zich voor christelijke jongeren en die welke zich voor wereldse jongeren uitstrekt.
3 Er strekken zich voor de jongeren van thans twee wegen uit. De weg die christelijke jongeren hebben verkozen te volgen, is een smalle en moeilijke weg. De grenzen ervan zijn door de wetten en beginselen van Gods geschreven Woord vastgesteld. Als gevolg daarvan is de breedte ervan beperkt. Evenals Jezus Christus binnen die grenzen bleef, trachten ook zij dit te doen.
4 De andere weg is een brede weg, zonder grenzen, omdat de jonge mensen die deze weg bewandelen, geen respect hebben voor de wetten van God. Zij verbeelden zich dat zij vrij zijn om te doen waar zij zin in hebben en zij denken dat zij zelf kunnen beslissen wat goed en verkeerd is. In werkelijkheid behoudt God zichzelf het recht voor dit voor de mensen te beslissen. Zij verkeren dientengevolge in een geestestoestand die door God wordt afgekeurd. Velen van hen zijn „haters van God, onbeschaamd, hoogmoedig, aanmatigend, uitvinders van schadelijke dingen, ongehoorzaam aan ouders, zonder verstand, ontrouw aan overeenkomsten, geen natuurlijke genegenheid hebbend, onbarmhartig” (Rom. 1:28-31). De toekomst van de jonge mensen die deze weg bewandelen, is eeuwige dood, maar de toekomst van degenen die als Christus’ discipelen de smalle weg bewandelen, is precies tegenovergesteld — eeuwig leven. — Matth. 7:13, 14.
5. Waarom moeten degenen die de smalle weg bewandelen, waakzaam zijn?
5 Voor de jonge mensen die deze smalle weg bewandelen, is waakzaamheid noodzakelijk. Zij worden alleen maar van de neergaande, brede weg gescheiden door de beschermende grenzen van Gods wetten en beginselen. Het is mogelijk dat een jeugdig persoon die zich op deze weg bevindt, er door de slechte invloed van wereldse jonge mensen toe wordt gebracht die grenzen te overschrijden en op de brede weg terecht te komen. Het kan heel erg moeilijk zijn weer op de smalle weg terug te komen. Wanneer hij deze eenmaal heeft verlaten, kan hij met de van God vervreemde menigte worden meegesleurd en steeds verder van de smalle weg ten leven worden weggetrokken, totdat deze helemaal uit het zicht is verdwenen. Zou het niet beter zijn wanneer hij van een vooruitziende blik blijk zou geven en niet zou toelaten dat de slechte invloed van wereldse jonge mensen hem ertoe brengt een verkeerde stap te doen?
6. Hoe zou een jeugdige christen er op onverstandige wijze mee kunnen beginnen als wereldse jongeren te handelen, en hoe luidt Gods raad voor hem?
6 Hij zal erop moeten toezien hoe hij wandelt, zodat hij niet ongemerkt als de wereldse jongeren begint te handelen. Dit zou hij kunnen doen door er herhaaldelijk blijk van te geven dat hij zijn ouders niet respecteert en hen niet wenst te gehoorzamen, hetgeen in strijd zou zijn met Gods raad aan jonge mensen. In Kolossenzen 3:20 zegt Jehovah’s Woord: „Gij kinderen, weest uw ouders gehoorzaam in alles, want dit is de Heer welgevallig.” Merk op dat hier staat „in alles” aan ouders gehoorzaam te zijn. Er wordt hier van uitgegaan dat zulke ouders „in eendracht met de Heer” zijn, zoals in Efeziërs 6:1-4 staat. Anders zou „alles” dingen kunnen omvatten die de Heer zouden kunnen mishagen.
7. Hoe dient hij te reageren op beperkingen die zijn christelijke ouders hem opleggen? Waarom?
7 Indien christelijke ouders een minderjarig kind onaangename beperkingen opleggen, zoals de tijd wanneer het ’s avonds thuis moet zijn, de manier waarop het zijn uiterlijk verzorgt, zijn kleding, zijn omgang, enzovoort, zal het er blijk van geven een christen te zijn door zijn ouders „in eendracht met de Heer” te gehoorzamen. Het zal Gods regeling erkennen op grond waarvan ouders autoriteit over hun nakomelingen hebben en het zal het feit aanvaarden dat zijn ouders het wettelijke recht hebben beslissingen voor hem te nemen totdat het de leeftijd heeft bereikt dat het vrij is deze beslissingen zelf te nemen. Tegen hun autoriteit in opstand komen, zou erop neerkomen Gods specifieke instructies om gehoorzaam te zijn, in de wind te slaan. Men kan bezwaarlijk zeggen dat dit het gedrag is dat men bij een jeugdige volgeling van Jezus Christus verwacht aan te treffen.
8, 9. Welke denkwijze die door vele jonge mensen in de wereld wordt gevolgd, zal een jeugdige christen trachten te vermijden? Waarom?
8 Uit liefde voor wat rechtvaardig is, zal de jeugdige persoon er oprecht naar streven datgene te doen wat juist is in Gods ogen. Hij zal het derhalve vermijden de denkwijze te volgen van de jongeren die de wet trotseren en die geloven dat men best iets verkeerds kan doen als men maar niet wordt gezien of op heterdaad wordt betrapt. Onder velen van hen zijn winkeldiefstallen bijvoorbeeld heel gewoon geworden. Het gebeurt in bijna elke stad en plaats in de Verenigde Staten. Tien jaar geleden werden er elke week slechts een paar winkeldiefstallen door tieners gepleegd; nu is dit aantal opgelopen tot ongeveer 100.000 per week. De meeste tieners die hierbij zijn betrokken, beschouwen het als een sport zonder in te zien dat het moreel verkeerd is. Eén rechter merkte op dat „het er een aanwijzing van vormt hoe hun morele waarden in verval zijn geraakt”.
9 Ondanks het verdraaide inzicht van de jongelui die stelen goedpraten, weet een jeugdige christen dat het verkeerd is. Hij weet dat Gods geschreven Woord het uitdrukkelijk verbiedt door het gebod te geven: „Gij moogt niet stelen” (Ex. 20:15). Hij weet ook dat het schriftuurlijke gebod voor mensen die christenen worden luidt: „Wie steelt, stele niet meer” (Ef. 4:28). Vandaar dat hij weigert aan welke jeugdige rage maar ook deel te nemen waarbij stelen is betrokken of iets anders wat in strijd is met de goede moraal van Gods Woord.
10, 11. (a) Hoe zal een jeugdig persoon door liefde voor rechtvaardigheid worden geholpen? (b) Wat is goed in gedachten te houden wanneer men ertoe wordt verleid in het geheim iets slechts te doen?
10 Elke jeugdige persoon die liefde heeft voor wat in Gods ogen juist is, zal niet de gedachte koesteren iets verkeerds te doen omdat het er niet naar uitziet dat iemand het hem zal zien doen of dat hij betrapt zal worden. Hij laat zich te allen tijde door Jehovah’s rechtvaardige wetten leiden, of hij nu in iemands gezelschap verkeert of alleen is, of iemand hem ziet of niet. De enige vraag waar hij zich over bekommert is, of het goed is of verkeerd.
11 Hij houdt in gedachten wat in Jesaja 29:15 staat: „Wee hun die zeer diep gaan in het verbergen van raad voor Jehovah zelf, en wier daden in een duistere plaats zijn geschied, terwijl zij zeggen: ’Wie ziet ons en wie weet van ons?’” Ook al ziet niemand dat een persoon iets verkeerds doet, God ziet het en hij zal het in aanmerking nemen wanneer hij hem oordeelt. Iemand kan niets in het geheim doen dat voor God verborgen kan blijven. Wanneer een jeugdige christen dit in gedachten houdt, zal het hem helpen de verleiding te weerstaan zich bij wereldse jonge mensen aan te sluiten in een populaire gewoonte die niet goed is in Gods ogen.
GEESTESHOUDINGEN
12. Welke slechte geesteshouding dient een jeugdige christen te vermijden?
12 Veel wereldse jongeren beelden zich egotistisch in dat zij een gezonder en praktischer kijk op het leven hebben dan hun ouders, die hen hebben verwekt en opgevoed. Dit is een verkeerde geesteshouding waardoor zij in tal van moeilijkheden geraken, zoals politieberichten over de gehele wereld duidelijk aantonen. Is dat echter de houding die van jeugdige christenen verwacht kan worden? Hoe zou dat mogelijk kunnen zijn? Ze weerspiegelt de opstandige geest de wereld en niet de geest van Christus. Gods Woord gebiedt christenen hun ouders gehoorzaam te zijn, en dat houdt tevens in, respect te hebben voor het oordeel en de beslissingen van hun ouders. Een jeugdige christen dient dus niet toe te laten dat zijn houding door de slechte geesteshoudingen van de wereld wordt beïnvloed. Hij dient ontvankelijk te zijn voor alles wat zijn christelijke ouders hem onderwijzen.
13. Waarom is meer dan oppervlakkige gehoorzaamheid noodzakelijk om Gods goedkeuring te verwerven?
13 Het is echter mogelijk dat een jeugdig persoon die een christen belijdt te zijn, voorgeeft gehoorzaam te zijn aan zijn ouders en aan Gods wetten terwijl hij in zijn hart opstandig is. Deze oppervlakkige gehoorzaamheid maakt hem niet tot een christen. Wat hij uiterlijk lijkt te zijn, telt niet bij Jehovah God maar veeleer wat hij van binnen is, en Jehovah is in staat zijn hart te doorzoeken. Hij zou er goed aan doen zichzelf aan een onderzoek te onderwerpen en nu, terwijl er nog tijd voor is, stappen te doen om zijn verkeerde geesteshouding te corrigeren. Hij moet om meer geloof bidden en dient ijverige krachtsinspanningen in het werk te stellen om dit geloof aan te kweken.
14. Welke eigenschappen dient iemand te bezitten om ontvankelijk te kunnen zijn voor het onderricht dat hij nodig heeft om geloof in en liefde voor God te ontwikkelen?
14 Een kind wordt niet met een goede geesteshouding en liefde voor God geboren. Deze eigenschappen moeten, te zamen met geloof, worden ontwikkeld. Christelijke ouders helpen het hierbij, maar als het kind de wereldse geesteshouding heeft dat het meer weet dan zij, zal het geen vorderingen maken. De nederigheid die Jezus ten toon spreidde, vormde het voorbeeld voor zijn volgelingen. Mensen die deze eigenschap bezitten, zijn ontvankelijk voor onderricht en zullen derhalve in kennis en verstand groeien. Hoe zou iemand die meer van zichzelf denkt dan hij behoort te denken, echter zon vooruitgang kunnen maken? Hoe kan hij er blijk van geven een van Christus’ volgelingen te zijn? — Micha 6:8; Rom. 12:3.
OP ONS GEDRAG LETTEN
15. Waarom zijn enkele jonge mensen in Gods organisatie in moeilijkheden geraakt?
15 Er zijn in Jehovah’s organisatie enkele jonge mensen geweest die er niet waakzaam op hebben toegezien het te vermijden tot de levenswijze van wereldse jongeren te vervallen. Doordat deze jongelui nauwe omgang met hen hadden, begonnen zij net als zij te denken en te handelen. Zij slaagden er niet in de bijbel als onjuist aan de kaak te stellen wanneer deze zegt: „Slechte omgang bederft nuttige gewoonten” (1 Kor. 15:33). Hun christelijke gewoonten werden bedorven. Zij staakten met de gewoonte Gods Woord te bestuderen en geestelijk voedsel van zijn theocratische organisatie tot zich te nemen. Zij staakten met de gewoonte geregeld de vergaderingen te bezoeken en zij hielden ermee op overeenkomstig christelijke beginselen te leven. Wegens gedrag dat niet betamelijk is voor een christen, brachten zij smaad over zichzelf, hun ouders en de christelijke organisatie.
16. Wat heeft slecht gedrag voor sommige jonge mensen die beleden christenen te zijn, tot gevolg gehad?
16 In sommige gevallen was het gedrag van enkele jonge mensen die beleden volgelingen van Christus te zijn zo slecht dat zij uit Gods organisatie uitgesloten moesten worden. Door hun slechte gedrag gaven zij er blijk van dat zij niet in harmonie waren met de hoge morele maatstaven waardoor Jehovah’s opgedragen dienstknechten worden geleid. Zij moesten uit de organisatie gezet worden, zoals de apostel Paulus gelastte, ten einde de organisatie rein en vrij van smaad te houden. Hij zei: „Maar nu schrijf ik u, niet langer in gezelschap te verkeren van iemand, een broeder genoemd, die een hoereerder of een hebzuchtig persoon of een afgodendienaar of een beschimper of een dronkaard of een afperser is, en met zo iemand zelfs niet te eten.” — 1 Kor. 5:11.
17. Welke uitwerking heeft hun gedrag op Gods organisatie gehad, en wat is hun vooruitzicht op de toekomst?
17 Zulke personen hebben smaad gebracht op de naam van het christendom, net zoals vele belijdende christenen van de christenheid dit hebben gedaan. Zij hebben het verkozen hetzelfde onreine gedrag aan de dag te leggen. De schriftplaats in 2 Petrus 2:2, waar over zulke personen wordt gesproken, vermeldt: „Bovendien zullen velen hun daden van losbandig gedrag navolgen, en door hun toedoen zal er schimpend over de weg der waarheid worden gesproken.” Wanneer deze jonge mensen zich niet omkeren door hun handelwijze te veranderen en berouw te hebben over hetgeen zij hebben gedaan, zullen zij buiten Gods organisatie blijven. Hun staat dezelfde toekomst te wachten als de wereldse jongeren, die de brede weg naar de vernietiging volgen.
18. Welke handelwijze hebben de meeste jonge mensen in Jehovah’s organisatie gevolgd?
18 De meeste jonge mensen in Gods organisatie hebben echter een andere handelwijze gevolgd. Evenals Jezus’ discipelen uit de eerste eeuw streven zij ernaar zich zodanig te gedragen dat hierdoor een gunstig licht wordt geworpen op het ware christendom. Zij willen er niet de oorzaak van zijn dat er van de zijde van buitenstaanders schimpend over Jehovah’s organisatie en de waarheid wordt gesproken. Wanneer er toch schimpend wordt gepraat, dan willen zij dat dit gebeurt in verband met de waarheden en de voortreffelijke beginselen die zij hoog houden en niet in verband met slecht gedrag van hun zijde. Te allen tijde doen zij er moeite voor er door goed gedrag, gezonde spraak en gepaste manieren en kleding blijk van te geven discipelen van Christus te zijn. Zij willen dat duidelijk aan de dag treedt dat zij niet als de wereldse jongeren zijn maar dat zij personen zijn die door Gods organisatie zijn onderwezen.
HET JUISTE WENSEN TE DOEN
19. Welk verlangen dienen christelijke jonge mensen te hebben, en hoe zullen zij hier elke dag door worden geholpen?
19 Als wij ons tot het schriftuurlijke verslag van Christus’ getrouwe volgelingen in de eerste eeuw wenden, bemerken wij dat zij personen waren die datgene wensten te doen wat juist was in Gods ogen. Dit is dus het verlangen dat christelijke jongeren altijd dienen te hebben. Wanneer zij tegenover situaties komen te staan waarvan zij weten dat deze schriftuurlijk bezien verkeerd zijn, zullen zij als gevolg van dit verlangen niet toelaten dat zij erin verwikkeld geraken. Wanneer wereldse leerlingen of studenten hen er derhalve toe aansporen aan protestdemonstraties of vandalistische daden of een losbandige fuif deel te nemen, zullen zij de moed hebben dit te weigeren, omdat zij datgene willen doen wat juist is in Jehovah’s ogen. Wanneer zij in zulke dingen verwikkeld zouden geraken, zou dit hem niet kunnen behagen. Zij zouden dan niet vrede, rechtvaardigheid en zachtmoedigheid zoeken. — 1 Petr. 3:11; Zef. 2:3.
20. Wat kunnen zij tonen door de metgezellen die zij kiezen?
20 Door de metgezellen die christelijke jongeren kiezen, tonen zij dat zij het juiste wensen te doen en dat zij derhalve ware christenen zijn die overeenkomstig christelijke beginselen leven. Zou u zich kunnen voorstellen dat de jongeman Timótheüs, die door de apostel Paulus in zijn geïnspireerde brieven wordt genoemd, het gezelschap zou zoeken van jonge, losbandige en vuile taal uitbrakende Romeinen? Zou hij het gezelschap hebben opgezocht van personen die geen respect hadden voor de wetten van Jehovah God en die valse goden aanbaden? Absoluut niet! Hij gaf de voorkeur aan het gezelschap van mensen die Jehovah liefhadden en die zijn wetten en voortreffelijke beginselen respecteerden. Dienen jonge mensen die er in deze tijd blijk van wensen te geven dat zij discipelen van Christus zijn, niet eveneens deze voorkeur te tonen?
21. Waarom is het onverstandig het gezelschap van wereldse personen te zoeken of met een van hen te trouwen?
21 Zij zullen datgene willen doen wat aangenaam is in Gods ogen door het gezelschap te vermijden van wereldse jonge mensen die geen respect hebben voor wat rechtvaardig is. Indien een van deze wereldse jongeren wel volgens goede morele maatstaven zou leven, hoe zou hij dan een goede invloed kunnen vormen als hij geen liefde voor Jehovah God heeft of in een valse religie is verwikkeld? Dat Jehovah de natie Israël verbood met zulke personen te trouwen, vormt een goede gids voor jonge mensen in deze tijd als zij vrienden en een huwelijkspartner zoeken: „Gij moogt geen echtverbintenis met hen aangaan. Uw dochter moogt gij niet aan zijn zoon geven, en zijn dochter moogt gij niet voor uw zoon nemen. Want hij zou uw zoon van het volgen van mij afkeren, en zij zullen stellig andere goden dienen” (Deut. 7:3, 4). Aangezien dit de wijze koning Salomo overkwam, dient een jeugdige christen niet te denken dat het hem niet kan overkomen (Neh. 13:26). In 2 Korinthiërs 6:14 wordt nog meer raad gegeven: „Komt niet onder een ongelijk juk met ongelovigen.”
22. Waarom handelen christelijke jongeren onverstandig wanneer zij wereldse personen uit de amusementswereld imiteren, en wie zouden zij terecht moeten navolgen?
22 Wat valt er te zeggen over de populaire gewoonte onder wereldse jongeren om mensen uit de amusementswereld te imiteren? Is dat iets voor christelijke jongeren? Is het niet net zo onverstandig als het kiezen van slechte metgezellen? Het hart van zulke mensen houdt zich niet bezig met de hoge maatstaven van Gods Woord maar met het geld dat zij als tieneridolen verdienen. Zou het niet meer in overeenstemming met voortreffelijke christelijke beginselen zijn wanneer een jeugdige christen personen zou imiteren die Gods goedkeuring genieten in plaats dat hij personen imiteert die de goedkeuring genieten van wereldse jongeren? De Schrift geeft verstandige raad wanneer deze zegt: „Houdt hen in gedachtenis die onder u de leiding nemen, die het woord van God tot u hebben gesproken, en volgt hun geloof na” (Hebr. 13:7). Zulke personen hebben een voortreffelijk voorbeeld in godvruchtige toewijding gegeven.
BIJBELSE RAAD TOEPASSEN
23. Wat zijn enkele situaties waarin jeugdige personen wellicht een schriftuurlijke reden moeten geven voor wat zij doen of niet doen, en waardoor zal worden bepaald of zij hiertoe de bekwaamheid bezitten?
23 Er kunnen zich allerlei situaties voordoen waarin christelijke jonge mensen hun daden door bijbelse raad moeten laten leiden ten einde het te vermijden iets te doen wat verkeerd is in Gods ogen. Vandaar dat zij het noodzakelijk kunnen achten aan buitenstaanders een schriftuurlijke reden te geven voor de handelwijze die zij volgen of die zij weigeren te volgen. Dit kan op school gebeuren, wanneer hun door een onderwijzer of leraar wordt gevraagd iets te doen wat in strijd is met de Schrift en hun christelijke geweten, en het kan ook noodzakelijk zijn in hun contacten met medeleerlingen. Hun bekwaamheid om een schriftuurlijke reden te geven voor wat zij doen of weigeren te doen, zal afhankelijk zijn van de mate waarin zij het bijbelse onderricht dat hun door hun ouders en Gods organisatie is gegeven, tot zich hebben genomen. Bij deze gelegenheden kunnen zij er blijk van geven discipelen van Christus te zijn, aangezien zij dan een deugdelijke en schriftuurlijke ’reden voor hun hoop’ kunnen geven. — 1 Petr. 3:15.
24. Wanneer jeugdige christenen in het gezelschap verkeren van iemand van de andere sekse, hoe kunnen zij er dan blijk van geven discipelen van Christus te zijn?
24 Een situatie waarin zij zich een hoop moeilijkheden op de hals zouden kunnen halen als zij in gebreke blijven de bijbelse raad op te volgen, doet zich voor als zij zich helemaal alleen in het gezelschap bevinden van iemand van het andere geslacht. Door respect voor christelijke morele wetten en beginselen ten toon te spreiden, kunnen zij er in deze situatie blijk van geven christenen te zijn. Zij zullen die beginselen derhalve niet onder de druk van vleselijke begeerten vergeten. Ook zullen zij niet proberen te weten te komen hoe dicht zij bij immoraliteit kunnen komen zonder een morele wet te overtreden. Als de andere persoon hen tracht te verleiden tot daden van seksuele onreinheid of immoraliteit, zullen zij die persoon net zo snel proberen te ontvluchten als Jozef dit heeft gedaan (Gen. 39:7-12). Het zal hun niet kunnen schelen hoe die persoon hierover denkt en of zij zullen worden uitgelachen omdat zij anders zijn dan wereldse jongeren. Het bewaren van hun morele rechtschapenheid is belangrijker voor hen dan persoonlijke trots.
25, 26. Waarom zullen jeugdige christenen het vermijden net zo roekeloos auto te rijden als vele wereldse jongeren dit doen, en waarom zullen zij te allen tijde voorzichtig rijden?
25 Nog een situatie waarin hun bewering christelijk te zijn op de proef wordt gesteld, doet zich voor als zij in een auto rijden. Veel wereldse jongeren zoeken opwinding en sensatie door roekeloos en snel te rijden, waardoor het leven van anderen in gevaar wordt gebracht. Sommigen hebben een gevaarlijk spel gespeeld door twee auto’s met een hoge snelheid op elkaar af te laten rijden om te zien wie als eerste het stuur zou omgooien. Maar al te vaak is dit spel op een verschrikkelijke botsing uitgelopen. Hoe zouden jonge mensen zichzelf als discipelen van Christus kunnen beschouwen als zij het leven van anderen op deze wijze in gevaar zouden brengen? Christus’ ware volgelingen doen geen dingen waardoor andere mensen worden verwond, verminkt en gedood. Zij hebben respect voor het menselijke leven. Zij willen hun handen geen van allen met bloedschuld bevlekken. — Hand. 20:26.
26 Aangezien christelijke jongeren niet als de wereldse jongelui willen zijn, zullen zij, als zij autorijden, willen aantonen dat zij zowel de wetten van mensen als de wetten van God respecteren. Uit liefde voor hun medemensen zullen zij voorzichtig rijden en zich om de veiligheid van allen in hun eigen auto en de personen in andere auto’s bekommeren. Zij zullen op zodanige wijze willen rijden dat buitenstaanders hierdoor geen reden hebben verwijtend over de jonge mensen in Jehovah’s organisatie te spreken.
DE CHRISTELIJKE BEDIENING
27. Waarom wordt een jeugdig persoon vooral door de bediening als een van Christus’ discipelen gekenmerkt?
27 Op een in het oog springende wijze kan de christelijke bediening iemand als een volgeling van Christus identificeren. Het is het werk dat Christus deed en het werk dat hij zijn volgelingen heeft opgedragen te doen (Matth. 28:19, 20). De mensen in de omgeving zullen de jeugdige persoon over Gods voornemens horen spreken als hij hen bezoekt en zij zullen hem zien komen en gaan als hij aan de bediening deelneemt. Op deze wijze maakt hij in het openbaar bekend dat hij een volgeling van Jezus Christus en een getuige van Jehovah God is. Zijn goede gedrag en levenswijze in de tijd dat hij niet aan de bediening deelneemt, zullen dit in hun ogen bevestigen.
28. Hoe hebben christenen van de eerste eeuw getoond dat zij volgelingen van Christus waren, en hoe kan dit ook van jeugdige christenen in deze tijd worden gezegd?
28 In de eerste eeuw maakten de volgelingen van Jezus Christus in het openbaar de onderscheidende boodschap bekend die hij hun had geleerd, en hierdoor werden zij als zijn volgelingen gekenmerkt. Als zij het over schriftuurlijke zaken hadden, spraken zij, evenals hij, met autoriteit. Jonge christenen van thans kunnen hetzelfde doen, als gevolg van het voortreffelijke onderricht dat zij van Jehovah’s aardse organisatie van getuigen ontvangen. Doordat zij dus de onderscheidende boodschap over Gods koninkrijk, het einde van de zondige mensenwereld en de opstanding van de doden bekendmaken, en door de wijze waarop zij de bijbel gebruiken om autoriteit te verlenen aan wat zij zeggen, geven zij er in deze twintigste eeuw blijk van volgelingen van Christus te zijn. — Mark. 1:22; Hand. 4:13.
29. Wat moeten jeugdige christenen niet vergeten als zij hun vooruitzicht op de toekomst willen blijven bezitten?
29 Deze jeugdige christenen hebben er goede redenen voor aan de toekomst te denken. Als zij de smalle weg van gehoorzaamheid aan God blijven bewandelen, hebben zij het wonderbare vooruitzicht van een oneindige toekomst voor ogen. Om dat vooruitzicht te blijven bezitten, kunnen zij het zich niet veroorloven ook maar één ogenblik te vergeten dat zij opgedragen, gedoopte dienstknechten van Jehovah God zijn die Christus’ voorbeeld volgen. Zij kunnen niet toelaten dat de rages en onchristelijke denkwijze van wereldse jongeren hun eigen denkwijze en morele maatstaven verdraaien. Te allen tijde zullen zij erop moeten toezien dat hun gedrag een weerspiegeling vormt van het feit dat zij dienstknechten van Jehovah en volgelingen van Christus zijn.
30. Hoe kunnen zij er blijk van blijven geven dat zij discipelen van Christus zijn?
30 In de paar resterende jaren van het oude samenstel van dingen zullen zij datgene willen doen waartoe de Schrift ons aanspoort: „Blijft bewijzen dat gij goedgekeurd zijt” (2 Kor. 13:5). Door hun gedrag, door hun metgezellen, door hun spraak, doordat zij altijd willen doen wat juist is in Gods ogen en hier ook altijd naar streven en door hun activiteit in de bediening kunnen zij bewijzen dat zij goedgekeurd zijn, dat zij discipelen van Christus zijn. Behoor jij tot deze voortreffelijke jonge mensen? Geef jij er blijk van dat je van de wereldse jonge mensen verschilt en dat je „de nieuwe persoonlijkheid” hebt aangedaan, „die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit”? (Ef. 4:24) Indien dit het geval is, staat je een prachtige toekomst te wachten.