Stappen tot het leven
IEDER redelijk denkend mens wenst te leven. Eeuwig leven in een staat van volmaakte vrede en geluk, wat kan iemand nog meer verlangen? Voor oprechte mensen is de tijd gekomen om eeuwig op de aarde te leven, indien dezulken zich naar Gods eisen willen schikken. Van Armageddon af en daarna zal het koninkrijk van God volledige heerschappij over de aangelegenheden van de aarde voeren. Over hetgeen hieruit voor gehoorzame menselijke schepselen zal voortvloeien, staat geschreven: „En God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschrei, noch smart zal er meer zijn; want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.” — Openb. 21:4, Luther.
Het menselijke geslacht wordt reeds gedurende zulk een lange periode met ziekte, smart en dood bezocht, dat velen het moeilijk vinden om te geloven dat de toestanden ooit zullen veranderen. Laat een ieder zich over dit punt bevrediging verschaffen door naarstig de waarheid te gaan leren kennen. God heeft het zo geregeld dat er voor alles een tijd is; en thans is het er de tijd voor dat mensen van goede wil de weg tot eeuwig leven leren kennen. — Ps. 16:11.
In de Bijbel staan de onbetwistbare feiten opgetekend die bewijzen dat de dood het gevolg is van zonde, die door overerving op alle mensen komt; dat redding Jehova God behoort; dat de grootste crisis aller tijden nabij is, wanneer de goddelozen in Armageddon zullen worden vernietigd en wanneer zij die gerechtigheid en zachtmoedigheid zoeken, in die grote ramp zullen worden gespaard; dat bevrijding van dood, en eeuwig leven in geluk openstaan voor de gehoorzamen; en dat degenen die de „grote schaar” zullen vormen zich daarom in een toestand bevinden waarin het dringend noodzakelijk is onmiddellijk te handelen. Ten einde eeuwig leven te verkrijgen, moet men zich naar Gods eisen schikken. Wat zijn enige van deze eisen, zoals door de Schrift wordt geopenbaard?
Allen die de genaderijke gave van het leven wensen te ontvangen, moeten God behagen. Geloof is het eerste vereiste. „Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem [ijverig] zoeken” (Hebr. 11:6, King James Vert.). Dat betekent dat zij die wensen te leven, eerst moeten geloven dat God de Almachtige is, wiens naam Jehova is, dat hij de Allerhoogste is, en dat hij de beloner is van hen die hem ijverig zoeken. Hun wens is in overeenstemming met de Almachtige God te zijn.
Zijn voorziening voor het leven is door en door middel van Christus Jezus. Daarom zeide Jezus: „Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij” (Joh. 14:6). „En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt” (Joh. 17:3). Jezus koopt iedereen van het menselijke geslacht die er om vraagt gekocht te worden, en, wanneer zij zijn gekocht, dat wil zeggen, wanneer zij de voordelen ontvangen van de loskoopprijs die hij voor de mensen heeft betaald, worden zij die zijn gekocht, de slaven van de Heer, en daarom zegt Jezus: „Zo iemand Mij dient, die volge Mij” (Joh. 12:26). Het eerste vereiste is daarom te geloven in God, de Almachtige, te geloven in de Here Jezus Christus als de Verlosser of loskoper, en dan Jezus te volgen. De mens bewijst zijn geloof door de handelwijze die hij volgt.
De volgende stap die dient te worden genomen, is de wil van de Almachtige God doen, omdat Jezus die ook altijd doet; zoals er staat geschreven: „Toen sprak Hij: Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God! Hij neemt het eerste [oude verbondsregeling] weg, om het tweede [nieuwe verbondsregeling) te stellen” (Hebr. 10:9). „Uwen wil, mijn God, doe ik gaarne; en uwe wet heb ik in mijn hart” (Ps. 40:9, Luther). De onvolmaakte mens is zelfzuchtig en wenst zijn eigen wil te doen, maar wanneer die mens in God en Christus Jezus gaat geloven, moet hij vrijwillig afstand doen van zijn eigen zelfzuchtige wil, en overeenkomen Gods wil te doen, wat deze wil betreffende hem ook is. Dat betekent dat de mens zich moet wijden door overeen te komen Jehova God door middel van Christus Jezus te dienen; en zulk een wijding moet onvoorwaardelijk zijn, dat wil zeggen, de persoon moet verheugd afstand doen van zijn eigen zelfzuchtige wil en weg en ijverig er naar streven de wil van Jehova God te leren kennen en te doen.
Wat is dan de wil van God met betrekking tot de „andere schapen” des Heren, die thans tot leven worden bijeenvergaderd? Zij moeten zich vergaderen tot de Here God, zich afscheiden van de stelsels dezer tegenwoordige boze wereld van Satan en ze verlaten (Zef. 2:1). Zoals werd aangetoond door de voorbeeldige vrijstad moeten zulke mensen naar Christus, het Hoofd van Gods organisatie, vlieden, en daar toevlucht vinden totdat de crisis van Armageddon voorbij is. Die mensen moeten Christus Jezus erkennen als het „brood des levens”; en zoals het door de honger getroffen volk van Egypte Jozef vroeg hen te kopen opdat zij niet zouden sterven, moeten thans de mensen van goede wil Christus Jezus, de Grotere Jozef, vragen hen te kopen en hen te voeden met het „brood des levens”, opdat zij niet zullen sterven. Zij moeten inzien dat Gods koninkrijk onder Christus de enige plaats van bescherming en redding is. De religieuze instellingen van de Christenheid zijn strikken waarin Satan de mensen lokt en hen vangt, en hij die wenst te leven, moet zulke strikken mijden en zich geheel door Christus Jezus in bezit laten nemen.
De mens die gelooft dat Jehova God de allerhoogste is en dat Christus Jezus Gods Uitvoerende Dienaar, grote Hogepriester en Koning, en Verlosser des mensen is, verlangt er daarom naar de wil van God te leren kennen en te doen. Geloof betekent niet slechts een geestelijk begrip over het feit dat God oppermachtig is en dat Christus Jezus de Verlosser is, maar het betekent dit feit te erkennen en er in overeenstemming mede te handelen: „Want indien gij met uw mond den Heer Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God hem uit de dooden heeft opgewekt, zult gij gered worden; want met het hart wordt geloofd, zoodat men gerechtvaardigd, met den mond wordt beleden, zoodat men gered wordt. De Schrift toch zegt: Niemand die in hem gelooft, zal beschaamd uitkomen.” — Rom. 10:9-11, Leidse Vert.
Wanneer iemand uit Satans organisatie vliedt en toevlucht zoekt onder Christus’ organisatie, betekent dit dat hij de Here Jezus Christus erkent en Christus vraagt hem aan te nemen. Hij schaamt zich niet om voor anderen zijn volledige vertrouwen in God en Christus Jezus te belijden, en derhalve maakt hij aan anderen bekend dat hij zijn plaats aan de zijde van God en Christus heeft ingenomen en vrijwillig is overeengekomen de wil van God te doen. Het hart is de zetel van de beweegreden, en wanneer iemand daarom in de Here gelooft, wordt hij bewogen aan anderen bekend te maken dat hij naar Christus Jezus is gevlucht en zijn plaats aan de zijde van de Heer heeft ingenomen en wenst te erkennen dat hij is overeengekomen de wil van God te doen. Hij zoekt bescherming onder de hand van Christus Jezus en roept de Here God aan voor bescherming en redding: „Ieder die den naam des Heeren aanroept, zal gered worden” (Rom. 10:13, Leidse Vert.). Wanneer zo iemand door de Heer wordt aangenomen en door hem wordt beschermd, komt hij er voor in aanmerking voor de verwoesting van Armageddon te worden beveiligd. Hij wijdt zijn leven aan God.
HEILIGING EN DOOP
Nog een noodzakelijke stap die dient te worden genomen, is heiliging. De woorden „heiliging”, „heiligen”, „geheiligd”, en het woord „heilig” in de Schrift, komen alle van hetzelfde Griekse grondwoord. God zeide tot de Israëlieten, die hij tot zijn voorbeeldige volk had verkozen en met wie hij een verbond had gesloten: „Want Ik ben de HERE, uw God; daarom zult gij u heiligen, en heilig zijn, dewijl Ik heilig ben” (Lev. 11:44). De geïnspireerde apostel haalt deze woorden aan: „Als gehoorzame kinderen, wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden, die te voren in uw onwetendheid waren. Daarom dat er geschreven is: Zijt heilig, want Ik ben heilig” (1 Petr. 1:14, 16). God is heilig, omdat hij uitsluitend aan gerechtigheid is gewijd en daarom is hij geheel, volstrekt en volkomen rechtvaardig, of „heilig”. Tot hen die hun plaats aan de zijde van God hebben ingenomen, wordt de vermaning gericht: „Maar gelijk Hij, Die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gij zelven heilig in al uw wandel [handelwijze].” — 1 Petr. 1:15.
„Geheiligd”, in de betekenis die de Schrift aan dit woord geeft, wil zeggen, volledig aan God en zijn koninkrijk gewijd zijn, daarom heilig, zoals de Here God en Christus Jezus heilig zijn. De Here is volkomen en volledig gewijd aan gerechtigheid; zoals er staat geschreven: „HERE! Gij zijt rechtvaardig, en elkeen Uwer oordelen is recht. Uw gerechtigheid is gerechtigheid in eeuwigheid, en Uw wet is de waarheid” (Ps. 119:137, 142). Christus Jezus is het evenbeeld van zijn Vader, dat wil zeggen, volkomen rechtvaardig. Over hem staat geschreven: „Gij hebt gerechtigheid lief, en haat goddeloosheid; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met vreugdeolie, boven Uw medegenoten” (Ps. 45:8). Christus is, evenals Jehova God, ook heilig: „Die heilig [is], onschuldig, onbevlekt, van de zondaars afgescheiden.” — Hebr. 7:26, Luther, King James Vert.
Ieder schepsel dat God behaagt en Gods goedkeuring ontvangt, moet heilig zijn, dat wil zeggen, zonder voorbehoud zijn toegewijd aan God en zijn koninkrijk, dat rechtvaardig is. Daarom moet een ieder van hen geheiligd worden. Dat betekent niet dat zulk een persoon volmaakt in het vlees is, maar het betekent dat zijn hart zonder voorbehoud aan de Here God is gewijd. Van die tijd af moeten zij die hun plaats aan de zijde van God, zijn Koning en zijn koninkrijk hebben ingenomen, volledig aan God en zijn koninkrijk zijn gewijd en zij moeten het vermijden een compromis te sluiten met de wereld, die de organisatie van de Duivel is.
„Heiliging” is de daad van het heiligen. De mens die is overeengekomen de wil van God te doen en zijn standpunt heeft ingenomen door zich voor God en zijn koninkrijk te verklaren, moet vervolgens stappen doen zich te heiligen, hetgeen betekent dat hij zich tot taak stelt zijn overeenkomst om de wil van God te doen, geheel te volbrengen. Het zal niet voldoende zijn slechts een overeenkomst aan te gaan; hij moet zijn overeenkomst volbrengen. Het is het getrouw nakomen van de overeenkomst dat God goedkeurt. Geheiligd zijn, betekent daarom dat hij die is overeengekomen Gods wil te doen, zich tot taak stelt zijn overeenkomst te volbrengen, zich zelf dus op zij zet en zich volledig wijdt aan datgene wat recht en rechtvaardig is. Hij die de stap doet zich tot taak te stellen Gods wil te doen, wordt door de Here aan het werk gezet om Gods wil te doen en aldus zijn onkreukbaarheid tegenover God te handhaven.
Hoe wordt iemand geheiligd? Jezus antwoordt met de volgende woorden, die tot Jehova zijn gericht: „Heilig ze in Uw waarheid; Uw woord is de waarheid” (Joh. 17:17). Het is daarom onmogelijk dat iemand door een of andere ritualistische religieuze plechtigheid voor God wordt geheiligd. De geestelijken van de orthodox-religieuze organisaties kunnen niets doen om iemand voor God te heiligen. Heiliging is uitsluitend een kwestie tussen de persoon die is overeengekomen de wil van God te doen, en de Here God, die hem aan het werk zet om zijn overeenkomst te bewijzen. Zo iemand moet leren wat de wil van God jegens hem is: „Want dit is de wil van God, uw heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij.” — 1 Thess. 4:3.
Het woord „hoererij” in deze tekst houdt veel meer in dan wat er letterlijk onder wordt verstaan en omvat niet alleen ongeoorloofde sexuele betrekkingen tussen personen, maar ook een onjuiste betrekking tussen een Christen en deze wereld. Iemand die is overeengekomen Gods wil te doen, dient zich niet in te laten of een compromis te sluiten met de wereld, of de organisatie van de Duivel; dit wel te doen, betekent het hebben van ongeoorloofde betrekkingen, hetgeen wordt omschreven als hoererij of overspel. „Overspelers en overspeleressen, weet gij niet, dat de vriendschap der wereld een vijandschap Gods is? Zo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gesteld” (Jak. 4:4). De gewijde en geheiligde persoon moet geheel of volkomen aan de zijde van God en zijn koninkrijk staan en volkomen of volledig tegen de Duivel en zijn organisatie zijn.
En hoe staat het met de doop? Is de doop ook een vereiste stap tot het leven? Ja, omdat de doop of onderdompeling in water een symbool is waardoor een uiterlijk getuigenis wordt afgelegd van het feit dat de persoon die aldus wordt ondergedompeld, zijn zelfzuchtige wil heeft afgelegd, opdat hij de wil van God zal kunnen doen. Aan dezulken verleent God bescherming. De onderdompeling wil symbolisch zeggen: ’Ik heb mij geheel onder het bevel van de Almachtige God geplaatst, en door zijn genade zal ik zijn wil doen.’ Aan zo iemand verleent God zijn bescherming en leiding. Voordat Jezus met zijn, werk begon, kwam hij tot Johannes de Doper om gedoopt te worden; Johannes had er bezwaar tegen, maar Jezus gaf ten antwoord: „Laat nu af; want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen” (Matth. 3:15-17). Toen werd Jezus gedoopt, en toen hij uit het water opklom, gaf God een openlijk bewijs dat hij Jezus had aangenomen.
Zij die met Noach in de ark gingen, toonden hierdoor aan dat zij waren overeengekomen Gods wil te doen, zoals deze hun door Noach was bekendgemaakt. Zij werden in Noach gedoopt, en werden aldus van de vloed gered. „Wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte, in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water. Waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt, niet die een aflegging is der vuiligheid des lichaams, maar die [het antwoord] is van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus.” — 1 Petr. 3:20, 21, King James Vert.
Toen de Israëlieten onder leiding van Mozes Egypte verlieten, waren zij allen overeengekomen Mozes als Gods vertegenwoordiger te gehoorzamen; en Mozes was een voorbeeld van Christus. Onder een wonderbaarlijke wolk volgden zij Mozes over de droge bedding van de Rode Zee, hetgeen door een wonder van God was mogelijk gemaakt. Op deze wijze werden zij verborgen of gedoopt in de wolk en in de zee. „En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn; en allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee” (1 Kor. 10:1, 2). Toen Johannes de Doper als de vertegenwoordiger van de Heer kwam, gebood hij de Israëlieten zich te bekeren van hun zonden tegen het wetsverbond en gedoopt te worden (Matth. 3:1-11), Zij die zich bekeerden en werden gedoopt, beleden aldus dat zij hun handelwijze hadden veranderd, dat zij niet langer door hun eigen zelfzucht wensten geleid te worden en verheugd de wil van God zouden gehoorzamen. Zij die vonden dat zij het Wetsverbond niet hadden geschonden maar trouw aan God waren geweest, vonden het niet nodig dat zij werden gedoopt.
De doop is er derhalve een symbolisch en uiterlijk getuigenis van dat men is overeengekomen Gods wil te doen. Uit het beeld van de vrijsteden (Num. 35:10-32) blijkt dat de „andere schapen” des Heren naar de organisatie des Heren vluchten, waarbij zij overeenkomen zijn wil te doen. Aldus worden zij verborgen of ondergedompeld onder en in de organisatie des Heren. Zij die Mozes volgden door de wateren van de Rode Zee en onder het baldakijn van de wolk boven hun hoofd, werden dus „in Mozes gedoopt” in de zee en in de wolk en waren dus tegen de Egyptenaren, die de organisatie van de Duivel vertegenwoordigden. Insgelijks werden zij die Noach in de ark volgden en daar bleven, verborgen of ondergedompeld en daardoor gedoopt in Noach. Mozes en Noach beeldden beiden Christus Jezus, de grote Profeet van Jehova God, af. Daarom worden ook de „andere schapen” in deze tegenwoordige tijd in de Grotere Noach, Christus Jezus, gedoopt. Daar zij onder de bescherming van de Theocratische organisatie van Christus Jezus komen, vinden zij thans een schuilplaats, en indien zij in die organisatie gerechtigheid en zachtmoedigheid blijven zoeken en zich in gehoorzaamheid aan de Here overgeven, hebben zij de belofte dat zij zullen worden bevrijd van de toorn Gods in Armageddon. Die doop „met vuur” zal tot vernietiging van Satans gehele organisatie zijn, maar tot bescherming van allen die toevlucht vinden in of onder Jehova’s organisatie.
Geloof bezitten, zich gewijd hebben, geheiligd en gedoopt zijn en overeenkomstig dit alles leven, zijn belangrijke stappen op de weg die naar het leven in Jehova’s komende nieuwe wereld van gerechtigheid leidt.