Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w68 15/7 blz. 431-436
  • Zorg dat uw geloof op buitengewone wijze blijft groeien

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Zorg dat uw geloof op buitengewone wijze blijft groeien
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • GELOOF OPBOUWEN
  • HET GELOOF ONDERHOUDEN, WAARDOOR HET GROEIT
  • Het op de proef stellen van uw getrouwheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1955
  • Laat zien dat je in Jehovah’s beloften gelooft
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2016
  • ‘Geef ons meer geloof’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2015
  • Het geloof dat God behaagt
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
w68 15/7 blz. 431-436

Zorg dat uw geloof op buitengewone wijze blijft groeien

„Wij zijn verplicht God altijd voor u te danken, broeders, zoals gepast is, omdat uw geloof op buitengewone wijze groeit en de liefde jegens elkaar van een ieder van u zonder uitzondering, toeneemt”. — 2 Thess. 1:3.

1. Welk schriftuurlijke bericht toont ons de noodzaak aan ons geloof te onderzoeken?

TIEN jaar nadat Paulus aan de Thessalonicenzen had geschreven, schreef hij aan de gemeente in Kolosse (c. 60–61 G.T.). Het was toen ongeveer tien jaar vóór de vernietiging van Jeruzalem. Het was een dringende tijd, stellig een tijd waarin men aandacht moest schenken aan zijn geloof in God. In Kolossenzen 4:14 noemt Paulus Demas als een mededienstknecht die de gemeente te Kolosse zijn groeten zendt. Maar toch schrijft Paulus nog geen vijf jaar later aan Timótheüs: „Demas heeft mij verlaten omdat hij het tegenwoordige samenstel van dingen liefhad, en hij is naar Thessaloníka gegaan” (2 Tim. 4:10). Demas was niet de eerste, want Paulus schrijft: „Gij weet dat allen in het district Asia zich van mij hebben afgekeerd” (2 Tim. 1:15). Waarom? Hoe kwam het dat zij zich afkeerden? Hoe werd hun geloof buiten werking gesteld? Jezus Christus heeft aangetoond dat in de toekomst, in onze tijd, „de liefde van de meesten [zou] verkoelen” (Matth. 24:12). Ook in 1 Timótheüs 4:1 wordt vermeld dat „in latere tijdsperioden sommigen zullen afvallen van het geloof, aandacht schenkend aan misleidende geïnspireerde uitspraken en leringen van demonen”.

2. (a) Waarom verkoelen sommigen en houden zij ermee op God te dienen? (b) Waar komt geloof vandaan?

2 Als iemand, door middel van studie of door te luisteren, de bijbel onderzoekt en daarbij voor zichzelf zonder enige twijfel vaststelt dat God bestaat en betrouwbaar is en dat zijn Woord waar is, wat is dan de reden dat zo iemand ermee ophoudt God te dienen? Velen wijzen op het materialisme als de magneet die mensen wegtrekt. Men kan echter de vele gerieflijkheden van het leven genieten en toch een christen zijn. Anderen zeggen dat het zoeken naar plezier het geloof verzwakt, doch christenen dienen gelukkige mensen te zijn en zij kunnen samen opbouwende, plezierige uren doorbrengen. Sommigen beweren dat zij de dienst uit vrees laten schieten. Laten wij, hoewel het oppervlakkig misschien lijkt alsof deze en andere factoren — als ze tot het uiterste worden gedreven — hen met de dienst hebben doen ophouden, de kwestie eens nader bekijken. Geloof is op een solide fundament gegrond, Gods Woord: „Zo volgt dus geloof op hetgeen wordt gehoord. En hetgeen wordt gehoord, is op zijn beurt door middel van het woord omtrent Christus” (Rom. 10:17). Het is net als met letterlijke gezondheid, die in stand wordt gehouden door voedzaam voedsel waardoor het lichaam wordt opgebouwd. Als u niet meer eet, nemen uw kracht en energie geleidelijk af. Het probleem is dat een lichamelijk zwakke toestand mensen vatbaar maakt voor ziekte, maar de oorzaak is gebrek aan voedsel. Het geloof wordt verzwakt door gebrek aan voedsel uit Gods Woord en al gauw bezwijkt de bezitter ervan en wordt hij het slachtoffer van allerlei vijanden. De voedselvoorziening moet dus werkelijk aan een grondig onderzoek worden onderworpen. Paulus zei dat Timótheüs „een voortreffelijk dienaar van Christus Jezus [was], gevoed met de woorden van het geloof en van de voortreffelijke leer, die gij nauwgezet hebt gevolgd” (1 Tim. 4:6). Toen Paulus aan de Hebreeën schreef over de noodzaak geloof op te bouwen, zei hij dat sommigen „afgestompt van gehoor” waren geworden (Hebr. 5:11). Zij hadden zich dus van de voedselvoorziening afgesneden. In hoofdstuk twee, vers één, waarschuwt hij: „Daarom is het noodzakelijk dat wij meer dan gewone aandacht schenken aan de dingen die wij gehoord hebben, opdat wij nooit afdrijven.”

3. Illustreer de voordelen van persoonlijke studie.

3 Een geregeld voedingsprogramma, zowel door persoonlijk onderzoek als door met anderen in gemeentevergaderingen te studeren, is dus buitengewoon belangrijk voor een christen. Hij verkrijgt Gods goedkeuring door middel van studie (2 Tim. 2:15). Een wijs man heeft gezegd, zoals in Spreuken 4:7 staat opgetekend: „Het begin der wijsheid is: verwerf wijsheid en verwerf inzicht bij al wat gij bezit.” Studeren is als reizen. U luistert wellicht met belangstelling als iemand anders over zijn reizen vertelt, maar het is toch niet hetzelfde als wanneer u daar zelf bent en alles ziet en ondergaat. Een beschrijving van voedsel valt op geen enkele manier te vergelijken met het zelf smakelijk eten ervan.

4. (a) Beschrijf enkele hindernissen voor het groeien van geloof. (b) Hoe passen Jehovah’s getuigen in het beeld?

4 In velen is het geloof wellicht niet voldoende tot ontwikkeling gekomen om een voortreffelijke prediker te doen ontstaan. De onderwijzer van de leerling heeft misschien erg veel haast gehad om door de stof van een bepaalde publikatie heen te komen en misschien niet voldoende aandacht geschonken aan schriftuurlijk onderzoek ten einde daardoor verkeerde denkbeelden en gedragingen uit te bannen en deze door goed afgeronde schriftuurlijke waarheden en hoedanigheden te vervangen. Heeft hij hem soms overijld in de dienst meegenomen, voordat het verlangen aanwezig was het goede nieuws te prediken? Dan is er nòg een grote hindernis, een zeer eenzame kloof die moet worden overgestoken. Als iemand gaat beseffen dat hij uit Babylon de Grote (Openb. 18:4) moet wegtrekken, houdt dit in dat hij vrienden en kennissen moet verlaten die hij zijn leven lang heeft gehad. Zullen er onder Jehovah’s volk spoedig nieuwe vrienden gevonden worden? Zullen zij begrijpend en geduldig zijn en niet verwachten dat hij met grote sprongen vooruitgaat? Zullen zij helpen, of op een afstand toekijken en zeggen: ’Laten wij eerst eens kijken of hij het redt’? Men moet hem de helpende hand bieden, hem de hartelijke verzekering geven dat men oprecht belangstelling voor hem heeft, ja, hem geduldig bijstaan, zonder af te wijken van de hoge maatstaven van Gods Woord, maar ook niet door bij alles wat hij doet de puntjes op de i te zetten en te zeggen: ’Laat dit’, of ’Doe dat niet’. In zulk een hartelijke, beschermende sfeer zal het geloof groeien; er is alleen tijd voor nodig.

GELOOF OPBOUWEN

5. Beschrijf welke zienswijze gezinnen en verantwoordelijke dienaren in de gemeente ten opzichte van programma’s voor gezinsstudie moeten hebben.

5 Het is evenwel noodzakelijk dat iedereen die bij de bouwwerkzaamheden is betrokken, beseft hoe belangrijk het is geloof op te bouwen door te luisteren. Iedere dienstknecht van God zal de belangrijkste plaats moeten toekennen aan geestelijk voedsel, met het gevolg dat hij een geregeld voedingsprogramma zal instellen zonder hierin, ter wille van allerlei andere zaken, steeds veranderingen aan te brengen. Het gezin zal zo moeten denken ten einde een programma voor gezinsstudie gaande te houden. Opzieners in alle onderdelen van de opvoedkundige organisatie zullen aan de belangrijkheid hiervan moeten denken en een vader niet van zijn schriftuurlijke verantwoordelijkheid met betrekking tot een programma voor geloofopbouwende voeding van zijn gezin mogen afhouden, zelfs niet door hem er een toewijzing bij te geven. Een dergelijke inbreuk op zijn programma kan vermeden worden indien degenen die diensttoewijzingen uitdelen ook rekening houden met de tijd die ermee gemoeid is. Toewijzingen in Gods organisatie zijn dienstvoorrechten, doch als de tijd beperkt is, kan het door de vader ingestelde programma van het in gezinsverband tot zich nemen van geestelijk voedsel door deze voorrechten in de knel komen. Diep respect voor die vitale geregelde geestelijke maaltijd zal ertoe leiden dat de opziener en zijn broeder de aangelegenheid eerst bespreken. — Spr. 15:22.

6, 7. (a) Welke handelwijze is veilig, hoewel wij door zovelen met raad worden omringd? (b) Hoe vermijden rijpe personen het de groei van het geloof van anderen te belemmeren?

6 En dan de kwestie van het geven en ontvangen van raad. Het heeft heel veel voordelen te weten wat in Jehovah’s dienst juist is. Iedereen heeft raad en deze wordt gewoonlijk kwistig gegeven. Zelfs de raad van de oprechtste mens is over het algemeen gebaseerd op wat die persoon wel of niet bevalt. De mensen nemen heel hun leven eenzijdige beslissingen omdat ze daarbij en bij het geven van raad uitgaan van wat hun wel of niet bevalt. Indien u weet wat juist is en dit doet, schenkt het dienen van Jehovah u voldoening en hebt u zijn zegen, en dat is het belangrijkste waarnaar men kan streven. Er is geen reden voor in onze houding dogmatisch of bedillerig te zijn, alleen omdat wij de waarheid kennen en allemaal tot dezelfde organisatie behoren. Gematigdheid laat voldoende ruimte over om zich in een grote verscheidenheid aan bezigheden te verheugen (Tit. 2:2; 1 Tim. 3:2, 11). Niemand dient er bezwaar tegen te maken. Waarom zouden wij ons druk maken over zulke dingen als levensstijl, de kleur van kleding, huizen, voedsel, ontspanning en werkkringen als er geen bijbelse beginselen worden overtreden? Is er iets verkeerds aan variatie? Misschien denkt u dat iedereen gelijk dient te zijn. Kijkt u echter eens naar de opwindende kleurenpracht en de eindeloze verscheidenheid die overal op aarde zijn te zien. Is het niet interessant en verfrissend? Ook al denken anderen dat iemand zich zou kunnen verbeteren, toch zijn er veel dingen die alleen de persoon zelf aangaan, zoals het soort van werk dat hij doet, het huis waarin hij woont, het opvoeden van zijn kinderen, en zijn vrienden. Als deze dingen ons hinderen en als wij ook nog een bron van ergernis voor anderen worden door ons voortdurend met hun zaken te bemoeien, kunnen wij hun leven wel eens in de war sturen en hen in hun geloofopbouwende werkzaamheden belemmeren. Paulus dringt erop aan het voornaamste, het Koninkrijk, op de eerste plaats te stellen. — Rom. 14:17-23.

7 Als iemand te weten komt wat juist is en dan niet bang is het ten uitvoer te brengen of aan de waarheid vast te houden, bespaart hij zich vele momenten die niet bevorderlijk zijn voor het geloof. In periodes van besluiteloosheid of aarzeling, wordt men door twijfels bekropen, gaat men wankelen en staat men voor elke vorm van leiding open. Wees verstandig en overdenk de aangelegenheid aan de hand van de gezonde raad uit de bijbel. — Fil. 4:5.

8. Beschrijf het verschil in en de gevolgen van het geven van instructies en het verschaffen van geestelijk voedsel.

8 Als men anderen helpt hun geloof weer op te bouwen, is het noodzakelijk dat men voedsel verschaft, niet dat men aanwijzingen geeft. De rijpe broeders in de gemeente die hun broeders hulp verlenen, zullen werkelijk geloof opbouwen als zij geestelijk voedsel verschaffen in plaats van als wegwijzers te dienen. Zeker, de zwakkeren moeten naar de vergaderingen komen. Als men hier dringend op wijst, zal dit één week helpen en misschien gaan zij die week naar de vergadering, doch hoe staat het met de andere weken? Geestelijk voedsel zal kracht geven, en als zij later meer voedsel krijgen, zal dit nog meer kracht geven en al gauw zal ook hun hart gaan reageren en zullen er hongerige „schapen” zijn die graag naar de vergaderingen gaan voor meer voedsel. Rijpe bedienaren hebben toespraakjes voorbereid waardoor degenen die in de van-huis-tot-huisbediening worden aangetroffen, worden gevoed. Waarom dan geen voorbereid toespraakje te hebben als wij onze broeders helpen? Zeker, het moet plooibaar zijn, maar een goed doordacht punt uit Gods Woord zal beslist tot het reeds aanwezige geloof bijdragen. Ook behoeft men hierin niet neerbuigend de vinger te leggen op de zwakheden en fouten van de broeder of hem in het sterke licht van Gods Woord te laten zien hoe slap hij wel is.

9. Welke methode gebruikte Jezus om geloof op te bouwen?

9 Bedenk dat hetgeen Jezus op de weg tussen Jeruzalem en Emmaüs de discipelen vertelde, voor hen aanleiding vormde te zeggen: „Brandde ons hart niet toen hij onderweg tot ons sprak?” (Luk. 24:32) Hetzelfde schriftuurlijke verslag geeft ten antwoord: „En beginnend bij Mozes en al de Profeten legde Hij [Jezus] hun uit wat in al de Schriften op hem betrekking had” (Luk. 24:27). Enkele van de schriftplaatsen die Jezus uitlegde, kunnen Deuteronomium 18:15; Numeri 21:9; Genesis 49:10; 22:18; 3:15; Jesaja 7:14; 9:6; Jeremia 23:5; Ezechiël 34:23; 37:25; Daniël 9:24 en Maleachi 3:1 zijn geweest. Filippus zei tot Nathánaël: „Wij hebben degene gevonden over wie Mozes in de Wet en de Profeten heeft geschreven, Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth.” — Joh. 1:45.

10. Beschrijf de soort van mensen met wie Jezus werkte en wat dit te maken heeft met het opbouwen van geloof.

10 Het beste voorbeeld voor het opbouwen van geloof is Christus Jezus. Wij moeten dus doen wat hij deed, de dingen uitleggen zoals hij ze uitlegde en met mensen omgaan zoals hij met hen omging. Gaat u eens na welke soort van mensen Jezus hielp: de hulpeloze verlamden (Matth. 9:2), de rondtastende blinden (Matth. 9:27), de gefrustreerde stommen (Matth. 9:32), de gevreesde melaatsen (Matth. 8:2), de schrikaanjagende door demonen bezetenen (Matth. 8:28), verachte belastinginners (Luk. 5:30) en vrouwen met een slechte reputatie, op wie werd neergezien (Luk. 7:37-50). Jezus sprak dagelijks tot deze soort van mensen, en wel onder de kritische ogen van de bitter gestemde, met haat vervulde religieuze leiders (Matth. 22:15; 27:1; 26:3, 4). Hij kwam bekend te staan om zijn omgang met zulke zondige mensen (Matth. 8:16, 17) en vervulde in dit verband zelfs een in Jesaja 53:3, 4 opgetekende profetie. Jezus was er voortdurend mee bezig anderen op te bouwen, doch op een geduldige, begrijpende wijze.

11. Hoe ging Jezus te werk toen hij op die Pascha-avond zijn discipelen hielp in geloof te groeien, en welke les leren wij uit Jezus’ wijze van opbouwen?

11 De kwestie van geloof kwam ter sprake op de avond van het laatste Pascha, die Jezus met de apostelen doorbracht. Hij zei tot hen: „Laat uw hart niet verontrust worden. Oefent geloof in God, oefent ook geloof in mij” (Joh. 14:1). Let nu op hoe Jezus geloof opbouwde toen hij uitlegde dat hij naar de hemel zou gaan (1 Petr. 3:22) om voor hen, zijn getrouwe apostelen, een plaats te bereiden (1 Petr. 1:3, 4; Openb. 20:6), en dat hij zou terugkomen om hen tot zich te nemen (Matth. 24:31). Hij wees op de nauwe band tussen hem en zijn Vader, Jehovah, en dat zij, zijn apostelen, zich in die intieme verhouding zouden kunnen verheugen als zij de geboden hielden die Jezus hun had gegeven en in hun liefde voor Jehovah, Christus Jezus en hun broeders zouden toenemen. Hij beloofde nog meer hulp — „de geest der waarheid”, die hen zou helpen getrouw te blijven (Joh. 14:17). Jezus maakte verder duidelijk: „De dingen die ik tot ulieden zeg, spreek ik niet uit mijzelf; maar de Vader, die in eendracht met mij blijft, doet zijn werken” (Joh. 14:10; zie ook Joh. 7:16; 8:28). Indien Jezus de gedragslijn volgde het geloof van de mens op te bouwen door Gods Woord te gebruiken, is dit ook in deze tijd het beste wat wij kunnen doen. Jezus bezat een veel grotere wijsheid dan wij, maar toch ging hij niet op zijn eigen houtje te werk, doch hij deelde geestelijk voedsel uit ten einde geloof op te bouwen.

12. Leg uit wat u in de bergrede en Jezus’ illustraties en profetieën zo nuttig vindt om geloof op te bouwen.

12 Onderzoek de bergrede eens die door Jezus werd uitgesproken (Matth. 5:1–7:29) en let dan op het geestelijke voedsel waardoor geloof zich zou kunnen gaan ontwikkelen en waardoor ook het geloof van rijpe personen zou worden opgebouwd. In de vele gelijkenissen die Jezus in Matthéüs, de hoofdstukken dertien, eenentwintig en tweeëntwintig gebruikte, is met zorg een krachtige maaltijd toebereid. Jezus gaf vele profetieën die het geloof van duizenden zouden opbouwen, zoals in het geval van de profetieën die in Matthéüs 24:1–25:46 staan opgetekend. In al deze gevallen was Jezus kort, ter zake en krachtig in de wijze waarop hij zijn punt duidelijk maakte.

13. Definieer het geloof dat degenen die in Hebreeën 11 staan vermeld aan de dag hebben gelegd.

13 In de brief die de apostel Paulus schreef om het geloof van de Hebreeën op te bouwen, noemt hij zestien mannen en vrouwen met name die één ding gemeen hadden: geloof. Zij leefden in verschillende tijden en werden met verschillende situaties en problemen geconfronteerd, doch wegens hun geloof kregen zij Jehovah’s zegen. Hebreeën 11:1 definieert dit soort van geloof: „Geloof is de verzekerde [bewezen, op logica en feiten gegronde] verwachting [waarnaar men uitziet] van dingen waarop wordt gehoopt, de duidelijke [goed te onderscheiden met het oog, gemakkelijk te begrijpen, geen misverstand toelatende] demonstratie [een openlijk bewijs] van werkelijkheden [dingen die wezenlijk, getrouw naar het leven, in overeenstemming met de feiten zijn] die echter niet worden gezien [met letterlijke ogen].” De Wachttoren van 1 juli 1962 definieerde geloof als volgt: „een sterke overtuiging, rotsvaste zekerheid en volledig vertrouwen.”

HET GELOOF ONDERHOUDEN, WAARDOOR HET GROEIT

14. Waarom is het opbouwen van geloof net als het bouwen van een huis?

14 Iemands geloof verkeert dus vaak in dezelfde staat als een gebouw. Sommige huizen raken in verval doordat ze slecht gebouwd zijn of doordat er materialen zijn gebruikt die niet in de praktijk beproefd zijn, en deze huizen moeten gerepareerd worden ten einde ze te behouden. Dit eist wellicht dat het fundament wordt versterkt. Er is doorgaans meer werk aan verbonden dan aan het bouwen van een nieuw huis. Er wordt veel tijd besteed aan het onderzoeken van de zwakke plekken van het huis voordat er een plan kan worden opgemaakt om het euvel te verhelpen en de herstelwerkzaamheden verricht kunnen worden.

15. Wanneer begint het onderhouden van het geloof? Waarom?

15 De zorg voor een huis begint op het moment dat de aannemer de sleutels aan de nieuwe eigenaar overdraagt. Alles is nieuw, vervaardigd van de allernieuwste materialen op het gebied van comfort en duurzaamheid. Doch onmiddellijk begint het onderhoudsprogramma. Het weer, de invloed van hitte en koude, het verzakken van het fundament en normale slijtage veroorzaken al gauw kieren, hoeken waar stukjes af zijn, gebroken ruiten en een menigte mankementen. Hetzelfde geldt voor iemands geloof. Hoeveel tijd besteedt u aan het onderhouden van uw geloof? Gods Woord geeft de raad: „Blijft beproeven of gij in het geloof zijt, blijft bewijzen dat gij goedgekeurd zijt.” — 2 Kor. 13:5.

16. Hoe moet iemand zwakheden in het geloof opspeuren en welke maatregelen moet hij treffen om het te onderhouden?

16 Het geloof hangt samen met groei. Waar de groei heeft opgehouden of niet tot volle ontwikkeling is gekomen, vindt men gebrek aan geloof. Jehovah zegt in Hebreeën 10:38: „’Maar mijn rechtvaardige zal wegens geloof leven’ en ’indien hij terugdeinst, heeft mijn ziel geen behagen in hem’.” Er bestaat een uitstekende leidraad bij het vaststellen van de stand van zaken met betrekking tot het onderhoud — pas op voor elk teken van terugdeinzen. Studeert u of uw gezin minder en slaat u uw gezinsstudie over? Vindt u dat de wijze waarop u schriftuurlijke onderwerpen uiteenzet povertjes is en aan begrijpelijkheid te wensen overlaten? Is uw openbare bediening een programma dat maar vlug moet worden afgewerkt? Luistert u niet meer zo goed en bemerkt u dat u over een slecht geheugen klaagt? Is de waarheid afgezaagd voor u geworden omdat ze zo gemakkelijk te krijgen is? Wij kunnen niet het standpunt innemen van iemand die maar voor korte duur eigenaar van het huis is en die redeneert dat hij zo de onderhoudskosten ontloopt en de volgende argeloze koper met de daaruit voortvloeiende problemen opscheept. Wij hebben de hoop eeuwig leven te verkrijgen en wij moeten ons geloof levend houden en zorgen dat het blijft groeien.

17. (a) Wordt men ervoor beloond als men getrouw is? (b) Waaraan zijn getrouwe personen gewoonlijk te herkennen?

17 Er schuilt zoveel meer geluk in groei. U leeft als uw geloof levend is. Als u een vast programma voor het onderhouden van uw geloof hebt en u hieraan houdt, schenkt dit onmetelijke voldoening, en door uw geloof voor instorten te vrijwaren, verkrijgt u vrede des geestes. En denkt u ook eens aan de grote aanmoediging die u voor de nieuweren, de zwakkeren en voor hen die langzaam vorderingen maken, vormt als u Jehovah getrouw, in een kalm, geregeld tempo, blijft dienen. Door bemiddeling van een getrouwe dienstknecht heeft Jehovah de Thessalonicenzen dit zeer aanmoedigende bericht gezonden: „Wij danken God altijd wanneer wij u allen in onze gebeden gedenken, want wij denken onophoudelijk aan uw getrouwe werk en uw liefderijke arbeid en uw volharding ten gevolge van uw hoop op onze Heer Jezus Christus voor het aangezicht van onze God en Vader” (1 Thess. 1:2, 3). Wij hebben dezelfde Persoon tot wie wij voor hulp kunnen opzien en wij gaan stellig een toekomst tegemoet die alle beschrijving te boven gaat als „wij oplettend het oog gericht houden op de Voornaamste Bewerker en Volmaker van ons geloof, Jezus”. — Hebr. 12:2.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen