Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w59 1/10 blz. 601-605
  • Werken van geloof en liefde

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Werken van geloof en liefde
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
  • Vergelijkbare artikelen
  • ’Geloof zonder werken is dood’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1974
  • Laat zien dat je in Jehovah’s beloften gelooft
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2016
  • Het op de proef stellen van uw getrouwheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1955
  • Blijf „gezond in geloof”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
w59 1/10 blz. 601-605

Werken van geloof en liefde

„ZO BLIJVEN dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde” (1 Kor. 13:13). Waarom wordt liefde het hoogst gewaardeerd? „Liefde spoort aan om thans getrouw te zijn”, zo luiden de woorden van een kerklied, en dit is vooral nu belangrijk, omdat wij in de ’kritieke tijden leven, die moeilijk zijn door te komen’ en waarvoor de apostel Paulus ons in zijn tweede brief aan Timotheüs waarschuwt. Wij leven in de „latere tijden” waarin „sommigen van het geloof zullen afvallen, aandacht schenkend aan misleidende geïnspireerde uitspraken en leringen van demonen, door de huichelarij van mensen die leugens spreken.” — 2 Tim. 3:1; 1 Tim. 4:1, 2, NW.

Dit betekent dat iemand wiens geloof geen solide basis heeft en niet stevig is bevestigd in gevaar zal verkeren door de vloed van deze „misleidende geïnspireerde uitspraken” van de been te geraken en in de draaikolk van twijfel en onzekerheid terecht te komen. Hierdoor wordt duidelijk de nadruk gelegd op de grote belangrijkheid nauwkeurige kennis van de bijbelse waarheid tot zich te nemen, want dit alleen is de basis van ons geloof. Voor oprechte christenen is het tevens een aanduiding van de belangrijkheid om onderwijzers van de waarheid te zijn en bekwaam te zijn anderen in de weg des levens te onderrichten. Paulus’ woorden tot de jonge Timotheüs hebben een krachtige toepassing in deze tijd: „Schenk voortdurend aandacht aan uzelf en aan uw onderwijs. Blijf hierbij, want hierdoor zult gij zowel uzelf redden als hen die naar u luisteren” (1 Tim. 4:16, NW).

Hoe dikwijls ontmoeten wij niet mensen met wie wij wellicht de bijbel gaan bestuderen maar die na enkele maanden studie nog maar weinig vorderingen hebben gemaakt. Wij zeggen dan: ’Hij weet dat het de waarheid is, maar hij wil zijn standpunt er niet voor innemen. Hij heeft het boek „God zij waarachtig” helemaal uit en schijnt het mooi te vinden, en hij bezit ook enige kennis omtrent de hoop op leven in de nieuwe wereld, maar verder wil hij niet komen. Hij heeft nog steeds de melk van het Woord nodig, dat hem met de paplepel toegediend moet worden.’ Wat dienen Jehovah’s getuigen in dergelijke gevallen te doen?

Een ander probleem is dat er personen zijn die de gemeentelijke studievergaderingen bezoeken maar nooit commentaar geven en ook nimmer met anderen over bijbelse waarheden spreken; toch komen zij graag met Jehovah’s getuigen bijeen en rapporteren zij enige tijd welke zij in de velddienst hebben doorgebracht. Hoe staat het er met hen voor?

De apostel Paulus laat dergelijke personen een zeer ernstige waarschuwing horen. Wanneer iemand een fundamenteel begrip van de bijbelse waarheid ontvangt en dan stil blijft staan of terugvalt, verkeert hij in een gevaarlijke positie. Men kan zoiets niet licht opvatten. Een rijpe christen geeft blijk van liefde door de trachten zo’n persoon te helpen in te zien dat hij in een ernstige positie verkeert en hij zal hem helpen tot rijpheid te groeien. Blijft men hierin in gebreke dan zou dit in het oordeel van Armageddon voor beiden verlies van het leven kunnen betekenen; voor de een omdat hij zijn plicht als een van Jehovah’s ’wachters’ heeft verzaakt en voor de ander omdat hij ’Jehovah niet heeft gezocht, noch naar Hem heeft gevraagd’ (Ezech. 33:7; Zef. 1:6). De apostel Paulus waarschuwt dat zij die enige verlichting hebben ontvangen, „die het goede woord Gods en de krachten der toekomende eeuw gesmaakt hebben, en daarna afgevallen zijn” „niet ver van de vervloeking” zijn en dat hun einde, gelijk onvruchtbare grond, op verbranding zal uitlopen (Hebr. 6:4-8). Velen hebben in deze tijd wellicht niet het punt bereikt dat Gods vloek op hen rust, maar zij verkeren in gevaar. Zij bevinden zich in een positie waaruit zij bevrijd moeten worden, en degenen die hiertoe in staat zijn, hebben de verplichting hun alle mogelijke bijstand te verlenen om hen „uit het vuur te rukken”. Misschien hebben zij spot te verduren gehad van religie-aanhangers of familieleden en houdt dit hen terug. Misschien zijn zij op een zijpad geraakt door die „misleidende geïnspireerde uitspraken en leringen van demonen”. Misschien zijn zij verstrikt door de „schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang”, en door hun zinnen meer op materiële rijkdommen te zetten, zijn zij „van het geloof afgedwaald” (1 Tim. 6:9, 10). Wat dienen zij die rijp in het geloof zijn, ten aanzien van zulke personen te doen? Judas vertelt ons:

„Aan het einde des tijds zullen er bespotters komen, die naar hun eigen goddeloze begeerten zullen handelen. Zij zijn het, die scheuringen maken . . . Maar gij, geliefden, bewaart uzelf in de liefde Gods, door uzelf op te bouwen in uw allerheiligst geloof en door te bidden in den heiligen Geest, verwachtende de ontferming van onzen Here Jezus Christus ten eeuwigen leven. En weest ook barmhartig jegens sommigen, die twijfelen, redt hen door hen uit het vuur te rukken.” — Judas 18-23.

Wellicht hebben wij een volledig geloof dat op nauwkeurige kennis van Gods Woord is gebaseerd, maar is dat voldoende? In de Schrift wordt ons duidelijk aangetoond dat geloof een noodzakelijk vereiste voor redding is, maar is het voldoende? „Zonder geloof is het onmogelijk Hem welgevallig te zijn” (Hebr. 11:6). Geloof heeft op zichzelf echter geen waarde. Het is waardeloos zonder werken, en om het waardevol te maken, moet het met de juiste soort van werken gepaard gaan. „Geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood” (Jak. 2:17). En wederom waarschuwt Paulus: „Al ware het, dat ik . . . al het geloof had, zodat ik bergen verzette, maar had de liefde niet, ik ware niets” (1 Kor. 13:2). Uit deze schriftuurplaatsen blijkt overduidelijk dat geloof slechts een basis is. Er moet iets anders op dat fundament worden gebouwd; er moet ook een bovenbouw zijn en die bovenbouw moet met liefde worden bekroond. Of, om nogmaals de zojuist aangehaalde woorden van Judas te gebruiken, ons geloof moet met de hulp van gebed worden opgebouwd opdat wij ons in Gods liefde kunnen bewaren. Dit doen wij door de „koninklijke wet” te gehoorzamen, namelijk, „Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf” (Jak. 2:8). Wij kunnen dit doen door ’barmhartig te zijn jegens sommigen, die twijfelen, en hen te redden door hen uit het vuur te rukken’.

Om ons in Gods liefde te bewaren, moeten wij „daders des woords, en niet alleen hoorders” zijn (Jak. 1:22). Wie slechts een hoorder en geen dader is, wordt vergeleken met een man die een huis op zand bouwt dat, wanneer de storm opsteekt, slechts tot puin uiteenvalt (Matth. 7:26, 27). De Schrift geeft ons voldoende waarschuwingen dat de grootste aller stormen, de verschrikkelijkste aller wervelwinden, binnenkort elk bolwerk van de samenstelsels dezer oude wereld te Armageddon zal omverhalen en vernietigen. En thans, vlak voor die voltrekking van het goddelijk oordeel, zijn de demonen bijzonder actief om degenen die geen geloof hebben „misleidende geïnspireerde uitspraken” in te geven opdat ze onrijpe personen en „sommigen, die twijfelen” van het geloof zullen doen afvallen.

Wij kunnen wel waarheidszaden zaaien, maar wanneer wij ze geen water geven en niet verzorgen, zal God ze niet doen groeien, evenmin als hij het letterlijke zaad doet opschieten wanneer het niet met water en zonlicht wordt gevoed. Jehovah heeft echter een lichaam van mensen verwekt om dit werk te verrichten en zij zaaien het zaad en geven het water, terwijl hij de belofte doet dat hij deze waarheidszaden tot zijn eer tot rijpe planten zal doen opgroeien. „Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker” (1 Kor. 3:9). „Als medewerkers Gods vermanen wij u ook de genade Gods niet tevergeefs te ontvangen” (2 Kor. 6:1). Met andere woorden, iedereen dient een onderwijzer van Gods Woord te zijn. Wanneer hij niet bekwaam is om anderen te onderwijzen, is hij niet rijp. Hij is dan gelijk een baby die gevoed moet worden. Een vereiste voor christelijke rijpheid is dat men in staat is ’rekenschap te geven van zijn hoop’ (1 Petr. 3:15, LV). Jehovah’s volk dat thans op aarde leeft, bestaat uit een lichaam van onderwijzers. Jehovah heeft „sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leeraars” gegeven, „tot de volmaking der heiligen tot het werk der bediening, . . . totdat wij allen zullen komen tot de eenigheid des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot eenen volkomenen man”, en deze rijpe personen hebben de taak en de verplichting anderen te helpen zodat zij volledig in staat mogen zijn zich ’met alle heiligen een denkbeeld te vormen van de breedte en lengte, de hoogte en diepte’ van Gods voornemens (Ef. 4:11-15, SV; 3:18, PC). Zij leren niet de wijsheid dezer wereld, maar de wijsheid die van boven komt en waarin Jezus Christus door Jehovah is onderwezen. Jehovah is de grote Onderwijzer. Jezus heeft al zijn onderricht aangaande hetgeen hij moest doen en zeggen van Jehovah, zijn Vader, ontvangen (Joh. 5:19, 20; 7:16; 8:28, 38). Jezus leerde op zijn beurt zijn discipelen wat zij moesten doen en zeggen, en zij gaven die nauwkeurige kennis van Jehovah’s wil aan ons door zodat wij als Jehovah’s getuigen verplicht zijn om ze weer aan anderen door te geven. ’Als wij dit den broeders voorhouden’, worden wij ’goede dienaren van Christus Jezus, wèl onderlegd in de woorden des geloofs en der goede leer’. — 1 Tim. 4:6.

Merk op dat wanneer Paulus ons aanspoort om tot rijpheid voort te gaan, hij als een speciaal noodzakelijk vereiste vermeldt dat wij niet ’opnieuw een fundament dienen te leggen van bekering van dode werken en geloof in God’ (Hebr. 6:1). Met „bekering van dode werken” doelde Paulus natuurlijk voornamelijk op de joden die in zijn tijd tot het christendom waren bekeerd en die hadden geleerd dat de werken die door het wetsverbond werden vereist hen nimmer leven konden geven. Ze waren in dit opzicht ’dood’ dat ze niemand redding konden verschaffen en nu door werken des geloofs waren vervangen. Die vroege christenen moest echter worden onderwezen dat niet zo maar ieder soort van werk voldoende zou zijn. Het moesten „goede werken” zijn (Matth. 5:16). Sommigen onder die vroege christenen vroegen zich af waaruit die goede werken bestonden en stelden Jezus de vraag: „Wat moeten wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken?” Jezus gaf hun ten antwoord: „Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, dien Hij gezonden heeft” (Joh. 6:28, 29). Op grond van deze tekst zullen sommigen beweren dat men alleen maar in de Here Jezus Christus dient te geloven om eeuwig leven te verwerven, alsof de werken er niet zoveel toe doen. Jakobus zegt ons echter onder inspiratie: „Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof” (Jak. 2:24). Anderen zullen beweren dat hun machtige werken in de vorm van ziekenhuizen, weeshuizen, sociale centrums, enz., werken van geloof en liefde zijn, maar Jezus voorzegt duidelijk dat ’velen te dien dage tot hem zullen zeggen: „Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgeworpen en in uw naam vele krachten gedaan?”’ en dat hij hen niet zal erkennen, maar hen in werkelijkheid als „werkers der ongerechtigheid” met verachting zal wegzenden. — Matth. 7:22, 23.

Jezus heeft door zijn voorbeeld te kennen gegeven wat goede of juiste werken zijn. Toen Jezus zijn twaalf apostelen en de zeventig predikers uitzond, onderrichtte hij hen omtrent wat zij moesten zeggen en doen. Hij zei: „Gaat en predikt en zegt: Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.” Sommigen zullen echter zeggen: ’Ja, en hij heeft hun ook gezegd de zieken te genezen en dat doen Jehovah’s getuigen niet.’ Wij geven toe dat wij dit in letterlijk opzicht tenminste, niet doen, maar de zogenaamde gezondbidders doen evenmin de andere dingen waarover Jezus zijn discipelen instructies gaf, namelijk, „wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit” (Matth. 10:1, 7, 8). Waarom is dit zo? Omdat de wonderbaarlijke gaven van Gods geest door middel waarvan die eerste discipelen wonderbaarlijke genezingen verrichtten, slechts tijdelijk waren en Paulus duidelijk heeft gezegd dat ze voorbij zouden gaan naarmate de kerk tot rijpheid zou groeien. Hij legde er de nadruk op dat de fundamentele gaven van geloof, hoop en liefde nimmer zouden verdwijnen (1 Kor. 13:8, 13). Het werk van geloof en liefde dat alle aan God opgedragen christenen in deze tijd dienen te verrichten, bestaat in het prediken van ’dit evangelie des Koninkrijks in de gehele wereld tot een getuigenis voor alle volken’. — Matth. 24:14.

Let nu eens op de volgende belangrijke waarheid: deze werken des geloofs moeten uit liefde voortspruiten. In de eerste plaats liefde voor Jehovah God, de Levengever, en ten tweede, liefde voor iemands naaste. Dit is de „koninklijke wet”, en gehoorzaamheid aan deze wet is gebiedend wil men Jehovah’s zegen ontvangen (Jak. 2:8). Indien wij oprecht en enthousiast een dwaalleer zouden prediken, zou dit geen verontschuldiging voor de dwaalleer zijn en ze nog niet juist maken. „Maak er ernst mee u wèl beproefd ten dienste van God te stellen, als een arbeider, die zich niet schaamt, doch rechte voren trekt bij het brengen van het woord der waarheid. Maar vermijd de onheilige, holle klanken; want zij zullen de goddeloosheid nog verder drijven, en hun woord zal voortwoekeren als de kanker.” Liefde voor God en de naaste legt ons de verplichting op erop toe te zien dat onze leer nauwkeurig is. — 2 Tim. 2:15-17.

Men moet ’in het geloof bevestigd worden’ anders kan het gebeuren dat iemand u misschien „door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der mensen, . . . en niet met Christus”, wegsleept (Kol. 2:7, 8). Het is van het grootste belang dat iedere christen ’in het bezit van allerlei wijsheid en geestelijk inzicht, tot de volledige kennis van [Gods] wil mag geraken; dat hij daardoor een leven mag leiden, den Heer waardig, en Hem in alles behagen; dat hij in ieder goed werk vruchten mag dragen, en toenemen mag in de kennis van God.’ — Kol. 1:9-12, PC.

Als slaven van Jehovah moeten alle christenen „tactvol zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, zich onder het kwade in bedwang houdend, met zachtaardigheid onderrichtend degenen die niet gunstig gezind zijn, daar God hun misschien het berouw geeft dat tot een nauwkeurige kennis der waarheid leidt, en zij tot bezinning mogen komen en uit de strik des Duivels mogen geraken”. — 2 Tim. 2:24-26, NW.

Blijf er derhalve op toezien hoe gij deze schitterende bovenbouw van werken van geloof en liefde optrekt. Zie er zorgvuldig op toe dat uw werken des geloofs gelijk de onvergankelijke materialen zoals goud, zilver en kostbare stenen zijn en niet zoals hout, hooi en stoppels, die in het vuur verteerd zullen worden. Indien uw werken van deze laatste soort zijn geweest, ontdoe u er dan van; laat ze door het vuur van Jehovah’s rechtvaardige oordeel verbranden, ook al betekent het enig verlies voor u, en leer met de duurzame dingen van juiste werken te bouwen opdat u gered moogt worden (1 Kor. 3:10-15). Jehovah kent uw hartetoestand. Hij weet door welke beweegreden wij tot werken worden aangespoord. Gelukkig is de mens die de „holle klanken” vermijdt en zich er op voorbereidt een vat voor een eerbaar doel te zijn, geheiligd, bruikbaar voor zijn eigenaar en toebereid tot ieder goed werk (2 Tim. 2:20-22). „Liefde bouwt op.” — 1 Kor. 8:1, PC.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen