Hoe zuiver moet een regering zijn?

1. Heeft er ooit een grote wereldmacht kunnen standhouden? Waarom?

KAN een regering waaraan slechts enkele fouten kleven — zo al niet aan haar staatsinrichting, dan toch aan sommigen van haar leden — standhouden? Wij weten dat in het verleden geen enkele grote macht heeft standgehouden. Ze hebben fouten gehad waardoor ze uiteenvielen en in verval geraakten. Engeland, dat thans te zamen met de Verenigde Staten de Zevende Wereldmacht vormt, heeft nog niet zo lang bestaan als de Zesde Wereldmacht Rome, en heeft reeds grote moeilijkheden. Wij kunnen in alle door mensen gemaakte regeringen die de geschiedenis heeft gekend, fouten vinden.

2. Toon aan waarom een regering, om te kunnen blijven bestaan, vlekkeloos moet zijn.

² Denk u eens in hoe vlekkeloos een regering wel zou moeten zijn om te kunnen blijven bestaan. Miljoenen mensen worden erdoor geregeerd, en elk van hen heeft zijn eigen problemen en moeilijkheden. De regering heeft met alle aspecten van hun leven te maken, van huis en gezin tot werkkring, zaken en andere economische kwesties, stadsplanning, verkeer, de rechten van afzonderlijke personen zowel als van organisaties, hun beperkingen, enzovoort. Welnu, de minste of geringste verkeerde verordening, één verkeerde beslissing of verkeerd voorbeeld heeft tot gevolg dat de ingewikkelde, onderling samenhangende maatschappij waarover ze gesteld is, wordt verstoord. Eén onrechtvaardigheid of de kleinste nalatigheid bij het doorvoeren van een wet kan licht een kettingreactie doen ontstaan waardoor zich de moeilijkheden miljoenen malen zullen vermenigvuldigen. Wij hebben de verstrekkende en verwoestende gevolgen van een klein beetje corruptie of van verkeerde voorbeelden in regeringen van onze tijd ondervonden. Als de regeerders maken dat de regering wordt geminacht, kan dit zulke afmetingen aannemen dat die regering niet langer kan standhouden.

VAN MENSELIJKE BRONNEN NIETS TE VERWACHTEN

3. Kan er een door mensen gemaakte regering worden uitgedacht die kan standhouden? Wat is er voor nodig?

³ Om deze reden moet een regering die de aarde bestuurt en die kan standhouden, uit een volmaakte bron komen en volmaakte regeerders hebben in wie geen onvolmaaktheid kan oprijzen. Dit sluit beslist alle door mensen gemaakte regeringen uit. Hierdoor blijft er slechts één bron over, een bovenmenselijke macht die rechtvaardig is.

4. (a) Hoe zijn verdorvenheid en slechtheid ontstaan? (b) Welke voorafgaande stappen moeten er worden gedaan om te maken dat een betere regering de aarde zal besturen?

⁴ De Schepper van de aarde heeft stellig alle dingen gemaakt die de mens nodig heeft, en heeft ervoor gezorgd dat ze tot het welzijn en het geluk van de mens op aarde bijdragen. De mens heeft echter onvolmaaktheid en slechtheid ingevoerd. In onze uitgave van 15 februari hebben wij besproken hoe het bijbelboek Openbaring aantoont dat de voornaamste verstoorder van de gehele mensheid, degene die verantwoordelijk is voor het feit dat de mens is afgeweken, uit de weg geruimd zal worden, evenals al degenen die goddeloosheid wensen te bedrijven. Wat voor regering zal er dan bestaan? Hoe kan deze vlekkeloos zijn?

JEHOVAH EIST VOLMAAKTHEID

5. Wat voor een God is Jehovah, en wat toont dit aan met betrekking tot zijn regering?

⁵ In de allereerste plaats is de Schepper, de Almachtige God Jehovah, een perfectionist. Dit wil niet zeggen dat hij een veeleisende God is die niet barmhartig is ten opzichte van de tekortkomingen van onvolmaakte mensen. Neen, doch wanneer hij zijn algehele voornemen met betrekking tot de aarde ten uitvoer brengt, moet alles volmaakt zijn en moet noodzakelijkerwijs ook de regering die de aarde bestuurt, volmaakt zijn, want hij kan het kwaad in zijn universum niet eeuwig aanzien en gedogen. — Hab. 1:13.

6. Wat wordt ons door Openbaring 22:1, 2 aangetoond, en welk verband houdt 22 vers drie hiermee?

⁶ Als wij nu terugkeren tot Openbaring hoofdstuk 22:1, 2, vinden wij in de eerste twee verzen een beschrijving van Jehovah’s voorzieningen ten leven voor de mensheid op aarde. Deze verzen 22:1, 2 werden in de vorige uitgave van dit tijdschrift besproken. In 22 vers drie vertelt Jehovah ons hoe goed en rechtvaardig de toestanden wel zullen zijn tijdens de duizendjarige regering van Christus, waardoor de mensheid tot de vrijheid van de zonen Gods zal worden hersteld: „En er zal geen enkele vervloeking meer zijn. Maar de troon van God en van het Lam zal in de stad zijn, en zijn slaven zullen heilige dienst voor hem verrichten.” — Openb. 22:3.

7. Van welke stad wordt hier melding gemaakt, en wat wordt bedoeld met „er zal geen enkele vervloeking meer zijn”?

⁷ Hier wordt melding gemaakt van de regering van de „heilige stad”, het Nieuwe Jeruzalem. Ze is Gods hemelse regering van zegening voor de volken van alle natiën. ’Geen vervloeking’ moet wel betekenen dat allen in het Nieuwe Jeruzalem Gods volledige goedkeuring hebben, want zij zullen als vruchtbare grond zijn die aan geen vervloeking onderhevig is (Hebr. 6:7, 8). Aldus zal het Nieuwe Jeruzalem Gods onveranderlijke zegen hebben. Daar dit gezegende Nieuwe Jeruzalem de aarde zal regeren, zal de gehele mensheid voordeel trekken van deze gezegende toestand van het Nieuwe Jeruzalem.

VLEKKELOZE BEGINSELEN

8. Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat de regering van het Nieuwe Jeruzalem vlekkeloos zal zijn?

⁸ Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat de regering van het Nieuwe Jeruzalem vlekkeloos zal zijn, niet alleen qua regeringsbeleid, doch ook wat haar leden betreft? Welnu, de hemelse Onthuller zegt dat de troon van God en van het Lam in de stad zal zijn. De plaats van Gods troon is een heiligdom, hetgeen inhoudt dat ze heilig is, gereserveerd voor een heilig doel of gebruik. Ze is rein en er kan geen enkele onvolmaaktheid of onrechtvaardigheid in bestaan. De serafs rondom Jehovah’s hemelse troon roepen uit: „Heilig, heilig, heilig is de HERE der heerscharen.” De drievoudige nadruk op het woord „heilig” duidt op de alles overtreffende zuiverheid en rechtvaardigheid van Jehovah. — Jes. 6:2, 3.

9. Wat wordt te kennen gegeven door het feit dat het Lam zich daar bevindt?

⁹ Het Lam is daar ook en zelfs tijdens Diens verblijf op aarde, terwijl hij omringd was door mensen die zondig en onvolmaakt waren, kon werkelijk worden gezegd dat hij als „een onbesmet en onbevlekt lam” was (1 Petr. 1:19). Van hem staat geschreven dat hij „loyaal, schuldeloos, onbesmet, afgescheiden van zondaars” was en dat hij „hoger [is] geworden dan de hemelen”. — Hebr. 7:26.

10. (a) Wat is het verschil tussen „Jehovah’s troon” in het Jeruzalem uit de oudheid en Jehovah’s troon in het Nieuwe Jeruzalem? (b) Welk verschil zal dit maken wat de duurzaamheid van de regering betreft?

¹⁰ De heilige stad, de hemelse regering, zal dus zo vruchtbaar zijn en zoveel goede werken en goede resultaten in Gods dienst voortbrengen, dat ze nooit onder zijn vervloeking zal komen te staan, zoals grond die gezegend is met regen uit de hemel en toch doornen en distels voortbrengt (Hebr. 6:7, 8). Gods troon en de troon van het Lam kunnen alleen daar zijn waar gerechtigheid en recht gevonden worden (Ps. 89:15 14). Jehovah zal daar letterlijk aanwezig zijn en dit verzekert de eeuwige rechtvaardigheid van Gods regering. In bijbelse tijden werd Jeruzalem de stad van „Jehovah’s troon” genoemd en de wet van de natie was Gods volmaakte wet. Doch er zaten onvolmaakte mensen op de troon en de wet werd op onvolmaakte wijze ten uitvoer gelegd. Zelfs die regering duurde honderden jaren. Die aardse troon was echter alleen een voorbeeld en een afbeelding van de werkelijke, veel verhevener troon van Jehovah in de hemelen. — 1 Kron. 29:23, NW; Matth. 5:34, 35; Rom. 7:12.

ONKREUKBARE REGEERDERS

11. Welke verzekering van rechtvaardigheid in de andere leden van Gods regering wordt er gegeven door de verklaring: „Zijn naam zal op hun voorhoofd zijn”?

¹¹ Wie zijn de in 22 vers drie genoemde „slaven” die ’heilige dienst voor God verrichten’? Zij zijn ook leden van deze regering. Maar, zo zou men kunnen zeggen, zou er met het uitbreiden van het ledental geen zwakke plek in de regering kunnen komen? Neen, want de bijbel zegt dat zij Gods slaven zullen zijn, geen slaven van de Duivel, en dat zij heilige dienst voor God zullen verrichten. De hemelse Onthuller vertelt ons: „En zij zullen zijn aangezicht zien, en zijn naam zal op hun voorhoofd zijn” (Openb. 22:4). (In de dagen van de apostel Johannes werden aardse slaven gemerkt, gewoonlijk op het voorhoofd, zodat iedereen duidelijk kon zien aan wie zij toebehoorden.) Uit hun rechtvaardige daden blijkt dat zij God dienen, niet de onrechtvaardigheid. En als God zijn naam op iemands voorhoofd zet, geeft dit stellig zijn goedkeuring te kennen. Zij zijn Gods speciale, door Hem gekochte bezit, zijn toegewijde slaven. — 1 Petr. 2:9.

12. Wij weten dat de 144.000, als aardse slaven van God, fouten hebben gehad, doch wat verzekert ons dat zij, als zij op de berg Sion zijn geïnstalleerd, zuivere rechtvaardigheid en gerechtigheid ten uitvoer zullen brengen?

¹² Maar slaven van God kunnen toch wel fouten hebben? Jawel, maar niet deze slaven. Een extra verzekering van de rechtvaardigheid van de in totaal 144.000 regeringsleden die met Jezus Christus op de hemelse berg Sion staan, vormt het feit dat ’in hun mond geen onwaarheid werd gevonden; zij zijn zonder smet’ (Openb. 14:1-5). Wat bovendien het meeste voor hen pleit, is dat ’zij Gods aangezicht zullen zien’, want op grond van Jezus’ eigen woorden wordt hierdoor bewezen dat zij zuiver van hart moeten zijn (Matth. 5:8). Als zijn slaven zullen zij daarom in zuiverheid des harten zijn gehele wil met volkomen rechtvaardigheid en gerechtigheid ten uitvoer brengen.

13. Waarom is het Nieuwe Jeruzalem voor licht niet van de zon, de maan of lampen afhankelijk, en wat betekent dit voor de onderdanen ervan?

¹³ Daar het Nieuwe Jeruzalem een hemelse regering is, zal het voor licht niet afhankelijk zijn van de zon, noch van de maan of enig lamplicht, want er zal geen nacht zijn. Dit komt doordat Jehovah God hen zal verlichten en hij een en al licht is, zonder duisternis. Hij wendt steeds heel zijn goddelijke macht aan en is tot het uiterste bereid om zijn liefderijke goedheid en zegeningen uit te storten. Er zal voor het besturen van deze regering geen „politieke wetenschap” worden geraadpleegd. De hemelse regering zal altijd vol waarheid en licht zijn, voortdurend waakzaam en in staat de mensheid te verlichten. — Openb. 22:5; 1 Joh. 1:5-7; Jak. 1:17.

GEEN OPVOLGERS

14. Zullen de leden van de hemelse regering opvolgers hebben, en zal ze ooit eindigen? Leg dit uit.

¹⁴ Zulke regeringsautoriteiten hebben geen opvolgers nodig en die zullen er ook niet zijn, want ’zij zullen voor eeuwig als koningen regeren’. Hoewel zij gedurende de duizendjarige regering van Christus speciaal hun bestuur en aandacht op deze aarde richten, zal er aan het eind van de duizend jaar geen eind aan hun regering komen, want zij zullen, samen met Gods Zoon Jezus Christus, voor eeuwig de hoofdorganisatie van Gods universum blijven. — Openb. 20:6.

15. Hoe geeft Jehovah op vriendelijke en geduldige wijze ons geloof in zijn regering nog meer zekerheid?

¹⁵ Daar wij elke dag en overal waar wij ons wenden onvolmaaktheid tegenkomen, zouden sommigen kunnen zeggen dat dit te mooi is om waar te zijn. Om deze reden versterkt Jehovah God geduldig en nadrukkelijk ons geloof door hetgeen hij de apostel Johannes, die dit wonderbare visioen aanschouwde, vervolgens liet optekenen: „En hij zei tot mij: ’Deze woorden zijn getrouw en waarachtig; ja, Jehovah, de God van de geïnspireerde uitingen van de profeten, heeft zijn engel uitgezonden om aan zijn slaven de dingen te tonen die binnenkort gebeuren moeten.’” — Openb. 22:6.

GEEN DENKBEELD VAN MENSEN

16. Weerleg de verklaring: „De bijbel is onbetrouwbaar omdat hij maar door mensen is geschreven.”

¹⁶ De waarheidsgetrouwheid van de Openbaring wordt niet verkleind of verzwakt doordat er maar een engel werd gebruikt om het visioen over te brengen en slechts een mens, Johannes, het optekende. Jehovah God kan engelen en mensen als zijn instrumenten gebruiken net zoals een mens pen en inkt kan gebruiken. Evenals Jehovah de getrouwe Hebreeuwse en christelijke profeten dingen in de bijbel liet optekenen, inspireerde hij ook Johannes om deze openbaring op te schrijven. Geen van de dingen die door inspiratie werden geschreven, zijn ooit weerlegd. Er zijn juist bewijzen in overvloed voor de nauwkeurigheid van de bijbel en de vervulde profetieën, en deze bestempelen de bijbel tot het blijvende Woord van de ware en Almachtige God.a — 1 Petr. 1:24, 25.

17. Waarom werd de Openbaring gegeven?

¹⁷ Zij die God als zijn slaven op aarde dienen, behoren en dienen een intense belangstelling voor de Openbaring te hebben, want ten behoeve van hen was ze gegeven opdat zij van tevoren ingelicht zouden zijn. Er bestaat geen verontschuldiging voor een van hen dat zij niet weten wat zij dienen te doen of wat er in de toekomst te wachten staat.

EEN VLEKKELOZE REGERING NABIJ

18. Naar welke komst verwijst Jezus als hij in Openbaring 22:7 zegt: „Zie! Ik kom vlug”?

¹⁸ De dingen die in Openbaring staan, moeten plaatsvinden in de korte tijdsperiode vanaf 1914, en thans, in dit vijfenvijftigste jaar van die tijdsperiode, ligt hetgeen te gebeuren staat werkelijk heel dicht vóór ons. De hoogst belangrijke gebeurtenis die wij kunnen verwachten, wordt vervolgens geopenbaard: „En zie! ik kom vlug” (Openb. 22:7). Dit is niet Jezus’ komst in Koninkrijksmacht, welke in 1914 G.T. heeft plaatsgevonden en die eerder in Openbaring (hoofdstuk 12) werd beschreven, doch het is de laatste komst, die even tevoren wordt genoemd, namelijk zijn komst „als een dief” in verband met de oorlog van de grote dag van God de Almachtige, waarmee Har–mágedon is verbonden (Openb. 16:14-16). Dit zal de dag zijn die, zoals Jezus zei, als een strik zal komen „over allen die op de gehele aardbodem wonen”. Hij waarschuwde: „Blijft dan wakker, te allen tijde smekend dat gij erin moogt slagen te ontkomen aan al deze dingen die stellig gaan geschieden, en te staan voor het aangezicht van de Zoon des mensen.” — Luk. 21:35, 36.

19. Hebben wij reden de komst van die dag te vrezen? Leg dit uit.

¹⁹ Openbaring vertelt ons dat men niet in vrees voor die dag behoeft te leven: „Gelukkig is een ieder die de woorden van de profetie van deze boekrol onderhoudt” (Openb. 22:7). De boekrol vertelt ons precies wat wij moeten doen en kunnen verwachten, en ons geluk wordt verzekerd door deze boekrol thans te lezen en ernaar te handelen. Ze zal een zekere en veilige gids vormen en voor wie overeenkomstig deze rol leeft, zal alles gelukkig aflopen. — Vergelijk Openbaring 1:3.

VOORBEELD VAN ONKREUKBAARHEID VAN REGERING

20. Welke uitwerking had het zien van dit visioen op Johannes?

²⁰ Johannes, die in ballingschap was op het eiland Patmos, werd zeer versterkt door het visioen dat hij kreeg en voor ons kon optekenen opdat wij het konden lezen en de dingen die in onze tijd gebeuren, konden begrijpen. Hij zegt: „Nu dan, ik, Johannes, was het die deze dingen hoorde en zag. En toen ik gehoord en gezien had, viel ik neer om te aanbidden voor de voeten van de engel die mij deze dingen had getoond. Maar hij zegt tot mij: ’Pas op! Doe dat niet! Ik ben slechts een medeslaaf van u en van uw broeders die profeten zijn en van hen die de woorden van deze boekrol onderhouden. Aanbid God.’” — Openb. 22:8, 9.

21. (a) Welke geruststellende verzekering krijgen wij door de reactie van de engel op Johannes’ poging tot aanbidding? (b) Hoe was het vooral passend dat dit ten aanzien van de apostel Johannes plaatsvond?

²¹ Dit is een voorbeeld van de onkreukbaarheid in Gods hemelse regering waarvan wij zeker kunnen zijn. Zelfs een hemelse boodschapper die als een slaaf van God door bemiddeling van Jezus was gezonden om deze openbaring te brengen, liet niet toe dat hem ook maar enige hulde werd gebracht. Hoewel hij dit grote voorrecht had en de superieure macht en heerlijkheid bezat die een engel ten opzichte van een mens op aarde heeft, wilde hij toch geen lofprijzing van een mens ontvangen en hij wilde zelfs niet dat Johannes God op relatieve wijze door bemiddeling van hem aanbad. Johannes, een van de apostelen van de Heer Jezus Christus, zal een van de 144.000 leden van Gods regering zijn. Dit was een voortreffelijk voorbeeld dat de engel hem gaf door een waarschuwing te herhalen die reeds eerder, in Openbaring 19:10, was gegeven. Het maakt ons gelukkig dit te weten; het maakt ons nog gelukkiger de woorden van deze boekrol te lezen en onszelf onverwijld hiermee in overeenstemming te brengen.

22. Leg uit hoe de Koninkrijksregering in elk deel van het universum rechtvaardigheid zeker zal maken.

²² De bijbel zet uiteen dat degenen die als leden van Gods hemelse universele regering bij Christus in de hemel zullen zijn, als koningen en priesters met hem zullen regeren. Zij zullen onsterfelijk, onverderfelijk zijn (Openb. 20:6; 1 Kor. 15:53, 54). Dan zal er geen onvolmaaktheid zijn, want God heeft hen daar geplaatst wegens de loyaliteit die zij hebben bewezen en heeft hen naar het beeld van zijn Zoon Jezus gemaakt (1 Kor. 15:49; Fil. 3:21). Bovendien is ook de morele rechtschapenheid van de engelen die onder deze regering als slaven van God en Christus dienst zullen verrichten, boven alle twijfel verheven en zullen zij de bevelen van de regering volkomen en volmaakt opvolgen. Zij zullen erop toezien dat de rechtschapen aardse vorsten die onder het hemelse Koninkrijk dienen, zuivere rechtvaardigheid op aarde ten uitvoer brengen. — Ps. 45:17 16; Jes. 32:1.

EEN VREUGDEVOL VOORUITZICHT

23. (a) Toon aan waarom er geen reden zal zijn het Koninkrijksbestuur te minachten en er geen scheuring in zal komen die zijn ondergang veroorzaakt. (b) Hoe schildert de psalmist de vreugde van hen die aan deze regering trouw zweren?

²³ Dan zullen de door de regering gegeven richtlijnen juist en de uitspraken geestelijk, moreel en lichamelijk in elk opzicht door en door zuiver en heilig zijn (Ps. 19:8-10 7-9). Er zal geen verkeerde verordening uitgevaardigd worden; in geen van de aardse onderdanen zal een onvolmaaktheid optreden en zich onder hen verbreiden. Er zal geen onrechtvaardigheid zijn, er zal niet worden nagelaten Gods zuivere, rechtvaardige wetten ten uitvoer te brengen, en er zal geen reden bestaan zijn regering te minachten. Zó zuiver en vlekkeloos zal Gods eeuwige regering zijn en zo zuiver móet ze wel zijn om te kunnen standhouden. Volmaakt vertrouwen in de regering zal de mensheid vervullen. Wat zullen de ogen van de mensen die eronder leven, schitteren! Hoe gelukkig zijn nu reeds zij die dit geloof bezitten en met hoeveel vreugde zal de gehele mensheid zingen: „Gelukkig is hij die de God van Jakob tot zijn hulp heeft, wiens hoop is op Jehovah, zijn God, de Maker van hemel en aarde, van de zee, en van al wat daarin is, Degene die trouw houdt tot onbepaalde tijd. Jehovah zal tot onbepaalde tijd Koning zijn, uw God, o Sion, van geslacht tot geslacht. Looft Jah!” — Ps. 146:5, 6, 10, NW.

[Voetnoten]