Het mysterie opgelost!
DE MEESTE mensen veronderstellen dat de dood niet het einde betekent van het menselijk leven, dat er na de lichamelijke dood iets blijft voortleven. Het deel dat voortleeft wordt gewoonlijk aangeduid met ziel.
In antwoord op de vraag: „Hoe weten wij dat de Roech [ziel] het lichaam verlaat als het zich in het graf bevindt?” verklaart het tijdschrift The Straight Path: „De dood is niets anders dan het vertrekken van de ziel. Wanneer de ziel eenmaal het lichaam heeft verlaten, wordt ze overgebracht naar Barzach (de periode na de dood). . . . Het graf bevat slechts het lichaam, niet de ziel.” Zo denken moslims erover, maar die opvatting verschilt weinig van de leringen van de christenheid.
Beschouw bijvoorbeeld eens twee vragen uit A Catechism of Christian Doctrine, een Britse rooms-katholieke publikatie die op de scholen wordt gebruikt:
V. „Waarom gelijkt je ziel op God?”
A. „Mijn ziel gelijkt op God omdat ze een geest is en onsterfelijk.”
V. „Wat bedoel je als je zegt dat je ziel onsterfelijk is?”
A. „Wanneer ik zeg dat mijn ziel onsterfelijk is, bedoel ik daarmee dat mijn ziel nooit kan sterven.”
Hoewel kinderen geleerd kan worden dit te geloven, doet het boek geen poging deze beweringen met bewijzen te staven.
Er is echter een inlichtingenbron die ons precies vertelt wat de ziel is. Die bron is de bijbel, het oudste boek dat de mens kent. Het zal u wellicht verbazen wat daarin staat.
De ziel — de bijbelse definitie
Genesis, het eerste boek van de bijbel, vertelt ons over de schepping van de mens en de andere schepselen die op onze planeet leven. Het werd geschreven in het Hebreeuws, en in de eerste twee hoofdstukken komt het woord „ziel”, een vertaling van neʹfesj, viermaal voor; slechts eenmaal echter heeft het betrekking op de mens.a Waar heeft het in de overige gevallen betrekking op? Laten wij eens zien.
„En God ging ertoe over de grote zeemonsters te scheppen en elke levende ziel [neʹfesj] die zich beweegt, waarvan de wateren gingen wemelen naar hun soort, en elk gevleugeld vliegend schepsel naar zijn soort.” — Genesis 1:21.
„En aan al het wild gedierte der aarde en aan elk vliegend schepsel van de hemel en aan alles wat zich op de aarde beweegt, waarin leven als een ziel [neʹfesj] is, heb ik alle groene plantengroei tot voedsel gegeven.” — Genesis 1:30.
„Nu vormde Jehovah God uit de aardbodem al het wild gedierte van het veld en elk vliegend schepsel van de hemel, en vervolgens bracht hij ze tot de mens om te zien hoe hij elk daarvan zou noemen; en zoals de mens die dan noemde, elke levende ziel [neʹfesj], dat was zijn naam.” — Genesis 2:19.
Een snelle vergelijking van deze drie verzen laat zien dat neʹfesj wordt gebruikt om alle vormen van dierlijk leven te beschrijven.
Vergelijk dit nu eens met het verslag van de schepping van de eerste mens, Adam:
„En Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel [neʹfesj].” — Genesis 2:7.
In een commentaar hierop zegt de Jewish Publication Society of America in een vertaling van de thora, de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Geschriften: „De bijbel zegt niet dat wij een ziel hebben. ’Nefesj’ is de persoon zelf, zijn behoefte aan voedsel, het bloed in zijn aderen, zijn wezen.” (Wij cursiveren.) Logischerwijs gaat dat ook op voor elke andere levensvorm die met „ziel” wordt aangeduid. Ze bezitten geen ziel. Het zijn allemaal zielen.
Plato en de ziel
Waar is de idee dat een ziel bij de dood het lichaam verlaat dan vandaan gekomen? De eerder aangehaalde Jewish Encyclopedia zegt dit: „Slechts doordat de joden met de Perzische en Griekse gedachtenwereld in aanraking kwamen, kon de idee van een van het lichaam ontdane ziel, met een eigen individualiteit, in het judaïsme wortel schieten.”
Nog verder terug in de menselijke geschiedenis geloofden de Egyptenaren dat de menselijke ziel onsterfelijk was en dat ze haar dode lichaam opnieuw kon bezoeken. Dit was de reden waarom de Egyptenaren zich veel moeite getroostten om hun doden te conserveren door hen te balsemen of te mummificeren.
Het is interessant dat de nieuwe Duitse lutherse Evangelischer Erwachsenenkatechismus (Evangelische catechismus voor volwassenen) openlijk toegeeft dat de bron van de leer der onsterfelijkheid van de menselijke ziel niet de bijbel is maar de „Griekse filosoof Plato (427-347 v.Chr.) [die] nadrukkelijk betoogde dat er een verschil tussen lichaam en ziel bestond”. De catechismus vervolgt: „Hedendaagse evangelisch-lutherse theologen bestrijden deze combinatie van Griekse en bijbelse opvattingen. . . . Zij verwerpen de scheiding van de mens in lichaam en ziel.”
Wat gebeurt er bij de dood dan met de menselijke ziel? In deze kwestie is onze autoriteit bij uitstek de bijbel, Gods geïnspireerde Woord. Daarin wordt duidelijk verklaard: „De levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust” (Prediker 9:5). En toen Jezus over „een opstanding” sprak zei hij dat „allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn [Jezus’] stem zullen horen en te voorschijn zullen komen”. — Johannes 5:28, 29.
Waar zijn dus de doden? In het graf, „in de herinneringsgraven”, dat wil zeggen, in Gods herinnering, wachtend op een opstanding.b Een opstanding? Wat betekent dat? Hoe reëel is die hoop? Het slotartikel over een recente tragedie in Engeland laat zien hoe reëel deze hoop kan zijn.
[Voetnoten]
a „Zielen”, meervoud, komt ook voor in hoofdstuk 1 van Genesis, vers 20 en 24.
b De lutherse catechismus verklaart in overeenstemming met de bijbel: „Aangezien de mens in zijn geheel een zondaar is, sterft hij bij [zijn] overlijden derhalve volledig met lichaam en ziel (een totale dood). . . . Tussen dood en opstanding bevindt zich een kloof; de persoon blijft hooguit in Gods herinnering voortbestaan.”
[Kader op blz. 8]
Wist u dat?
Nergens in de bijbel lezen wij over een „onsterfelijke ziel”. De twee woorden worden nooit aan elkaar gekoppeld. De woorden „onsterfelijk” en „onsterfelijkheid” komen slechts zesmaal voor [in de Engelse „King James Version”], alle in de geschriften van de apostel Paulus. Wanneer onsterfelijkheid op mensen betrekking heeft, wordt ze beschreven als een prijs die slechts de 144.000 wordt gegeven, die van de aarde zijn losgekocht om met Christus Jezus in de hemel te regeren. — 1 Korinthiërs 15:50-54; Openbaring 5:9, 10; 14:1-4; 20:6.
[Kader op blz. 9]
Welke autoriteit?
„The Concise Oxford Dictionary” definieert „ziel” als volgt: „Geestelijk of onstoffelijk deel van de mens, dat naar men aanneemt na de dood voortleeft.” Deze definitie laat duidelijk zien dat de gedachte van een leven na de dood door middel van een „ziel” uitsluitend op een religieuze veronderstelling berust. Geen autoriteit kan het bewijzen. De hoogste autoriteit, de bijbel, zegt daarentegen: „De ziel die zondigt, díe zal sterven.” — Ezechiël 18:4.
[Illustratie op blz. 9]
De „ziel” van een Egyptische afschrijver, afgebeeld als een havik met een mensenhoofd, die ’zijn lichaam in het graf opnieuw bezoekt’
[Verantwoording]
Met vriendelijke toestemming van het British Museum in Londen