Waarom u christelijke vergaderingen moet bijwonen
MAANDENLANG had Rosario, die in Zuid-Amerika woont, ervan genoten met Elizabeth de bijbel te bestuderen. Rosario was enthousiast toen zij over Gods koninkrijk hoorde en te weten kwam hoe het paradijselijke toestanden op aarde zal brengen. Maar telkens wanneer Elizabeth haar voor de vergaderingen in de Koninkrijkszaal uitnodigde, sloeg zij het aanbod af. Zij vond dat zij de bijbel thuis kon bestuderen en kon toepassen wat erin stond, zonder de gemeentevergaderingen bij te wonen. Hebt u zich ook afgevraagd of christelijke vergaderingen u werkelijk tot voordeel strekken? Waarom treft God er regelingen voor dat zijn volk bijeenkomt?
Aangezien de christenen in de eerste eeuw zo verschillend waren van de mensen om hen heen, was goede omgang onontbeerlijk voor hun overleving. De apostel Paulus schreef aan een gemeente van vroege christenen: ’Gij zijt onberispelijk en onschuldig geworden te midden van een krom en verdraaid geslacht, onder wie gij schijnt als lichtgevers in de wereld’ (Filippenzen 2:15). Vooral de christenen in Judea hadden het moeilijk, en aan hen schreef Paulus: „Laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, het onderling vergaderen niet nalatend, zoals voor sommigen gebruikelijk is, maar laten wij elkaar aanmoedigen, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen” (Hebreeën 10:24, 25). Hoe sporen wij elkaar tot liefde en voortreffelijke werken aan door bijeen te komen?
Hoe christenen elkaar „scherpen”
Het Griekse woord dat Paulus gebruikte en dat met ’aansporen’ is vertaald, betekent letterlijk „een scherping”. Een bijbelse spreuk legt uit hoe christenen elkaar „scherpen”: „Door ijzer wordt ijzer zelf gescherpt. Zo scherpt de ene man het aangezicht van de ander” (Spreuken 27:17; Prediker 10:10). Wij zijn net als instrumenten die regelmatig gescherpt moeten worden. Aangezien wij, doordat wij uiting geven aan onze liefde voor Jehovah en beslissingen nemen op grond van ons geloof, anders zijn dan de wereld, moeten wij als het ware voortdurend een andere weg inslaan dan de meerderheid.
De voortdurende krachtsinspanningen om anders te zijn kunnen onze ijver voor voortreffelijke werken doen afnemen. Maar wanneer wij samen zijn met anderen die Jehovah liefhebben, scherpen wij elkaar — sporen wij elkaar aan tot liefde en voortreffelijke werken. Wanneer wij alleen zijn, hebben wij daarentegen de neiging meer aan onszelf te denken. Immorele, zelfzuchtige of dwaze ideeën kunnen onze geest binnendringen. „Wie zich afzondert, zal zijn eigen zelfzuchtige verlangen zoeken; tegen alle praktische wijsheid zal hij losbarsten” (Spreuken 18:1). Daarom schreef Paulus aan de gemeente in de stad Thessalonika: „Blijft elkaar . . . vertroosten en elkaar opbouwen, zoals gij trouwens reeds doet.” — 1 Thessalonicenzen 5:11.
Toen Rosario haar studie van de fundamentele bijbelse leerstellingen had voltooid, zocht zij nog steeds geen omgang met de gemeente. Elizabeth, die haar niet verder kon helpen, hield er dan ook mee op haar te bezoeken. Enkele maanden later bracht een reizende opziener Rosario een bezoek en vroeg haar: „Al zou ieder lid van een gezin buitenshuis goed kunnen eten, wat zouden alle leden dan missen door niet thuis met elkaar te eten?” Rosario antwoordde: „Zij zouden de omgang met het gezin missen.” Zij begreep waar het om ging en begon geregeld de vergaderingen te bezoeken. Zij vond het zo heerlijk dat zij sindsdien op bijna elke vergadering is geweest.
Het is aanmoedigend anderen uiting te horen geven aan hun geloof in dezelfde dingen waarin u gelooft, en te zien hoe dat geloof hun leven heeft veranderd. Paulus wist dat uit eigen ervaring, en hij schreef aan de gemeente in Rome: „Ik verlang ernaar u te zien om u enige geestelijke gave te kunnen meedelen en u daardoor standvastig te maken; of liever, opdat er onder u een uitwisseling van aanmoediging mag zijn, doordat een ieder wordt aangemoedigd door middel van het geloof van de ander, zowel het uwe als het mijne” (Romeinen 1:11, 12). In feite duurde het jaren voordat Paulus Rome kon bezoeken, en toen hij dat deed, was hij een gevangene van de Romeinen. Maar toen Paulus broeders uit Rome zag die hem meer dan 60 kilometer vanaf de stad tegemoet waren komen lopen, „dankte hij God en schepte moed”. — Handelingen 28:15.
Geestelijk voedsel vinden in kritieke tijden
Terwijl Paulus in Rome onder huisarrest stond, schreef hij de Hebreeën over het niet nalaten van het onderling vergaderen. Het is voor ons veelbetekenend dat hij eraan toevoegde: „En dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen” (Hebreeën 10:25). Jehovah’s Getuigen hebben voortdurend aan de hand van de Schrift laten zien dat het jaar 1914 het begin van de tijd van het einde van deze wereld kenmerkte en dat „de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen” nabij is gekomen (2 Petrus 3:7). Volgens het bijbelboek Openbaring had de Duivel toen hij aan het begin van de tijd van het einde uit de hemel werd geworpen, grote toorn en „ging heen om oorlog te voeren tegen de overgeblevenen . . ., die de geboden van God onderhouden en het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus” (Openbaring 12:7-17). Daarom is het onderhouden van Gods geboden vooral nu moeilijk; wij hebben het des te meer nodig met medegelovigen bijeen te komen. Vergaderingen zullen ons helpen ons geloof en onze liefde voor God te versterken om de aanvallen van de Duivel te weerstaan.
Liefde voor God en geloof in hem zijn niet als gebouwen die blijven staan als ze eenmaal gebouwd zijn. Ze lijken veeleer op levende organismen die door voortdurende voeding langzaam groeien, maar wegkwijnen en doodgaan als ze geen voeding krijgen. Daarom voorziet Jehovah in geregeld geestelijk voedsel ter versterking van zijn volk. Wij hebben allemaal dat voedsel nodig, maar waar kunnen wij het buiten Gods organisatie en haar vergaderingen krijgen? Nergens. — Deuteronomium 32:2; Mattheüs 4:4; 5:3.
Jezus stelde een vraag die ons kan helpen te zien hoe hij de christelijke gemeente voedt. Hij vroeg: „Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf, die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld om hun te rechter tijd hun voedsel te geven? Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn aankomst daarmee bezig vindt!” (Mattheüs 24:45, 46) Wie stelde Jezus in de eerste eeuw aan om zijn volgelingen te voeden en wie vond hij er bij zijn terugkeer in Koninkrijksmacht getrouw mee bezig hen te voeden? Het spreekt voor zich dat er geen enkel mens is geweest die al die eeuwen heeft geleefd. Het bewijsmateriaal wijst erop dat de slaaf de gemeente van met de geest gezalfde christenen is, net zoals de natie Israël Gods knecht in voorchristelijke tijden was (Jesaja 43:10). Ja, Jezus voorziet in ons geestelijke voedsel door middel van het wereldomvattende lichaam van met de geest gezalfde christenen, dat in deze tijd via de plaatselijke gemeenten van Jehovah’s Getuigen geestelijk voedsel doorgeeft.
Jezus’ voorziening van een toevoerlijn voor geestelijk voedsel werd verder beschreven door de apostel Paulus: „’Toen hij naar boven opsteeg, heeft hij gevangenen meegevoerd; hij heeft gaven in mensen gegeven.’ . . . Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, sommigen als profeten, sommigen als evangeliepredikers, sommigen als herders en leraren, met het oog op het terechtbrengen van de heiligen, voor het werk der bediening, tot opbouw van het lichaam van de Christus, totdat wij allen geraken tot de eenheid in het geloof en in de nauwkeurige kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de mate van wasdom die tot de volheid van de Christus behoort.” — Efeziërs 4:8, 11-13.
Het was voornamelijk in de plaatselijke gemeenten — op de vergaderingen — dat deze „gaven in mensen” de broeders opbouwden. In Antiochië bijvoorbeeld „[moedigden] Judas en Silas, die zelf ook profeten waren, . . . de broeders met menige toespraak aan en versterkten hen” (Handelingen 15:32). Lezingen door geestelijk bekwame mannen in deze tijd zullen evenzo ons geloof voeden zodat het niet zal afzwakken of inactief zal worden.
Het is mogelijk dat wij, hoewel wij wellicht nog niet de vergaderingen bezoeken, goede vorderingen hebben gemaakt omdat een gemeentelid ons persoonlijk heeft geholpen. De bijbel zegt dat er een tijd is dat u „iemand nodig [hebt] die u van het begin af de elementaire dingen van de heilige uitspraken Gods leert; en [u hebt] . . . melk, geen vast voedsel, nodig” (Hebreeën 5:12). Maar men kan niet eeuwig in het melkstadium blijven. Christelijke vergaderingen voorzien in een voortdurend programma van bijbels onderricht, bedoeld om liefde voor God en geloof in hem levend te houden alsook praktische hulp te verschaffen bij het toepassen van „al de raad Gods” (Handelingen 20:27). Dit is meer dan „melk”. De bijbel zegt verder: „Vast voedsel behoort . . . bij rijpe mensen, bij hen die door gebruik hun waarnemingsvermogen hebben geoefend om zowel goed als kwaad te onderscheiden” (Hebreeën 5:14). Op de vergaderingen worden veel onderwerpen behandeld die wellicht geen deel uitmaken van de basiscursus van bijbels onderricht thuis, zoals vers-voor-versbeschouwingen van belangrijke bijbelse profetieën en diepgaande besprekingen over de wijze waarop wij God in ons leven kunnen navolgen.
Jehovah’s vermaningen — als een stem achter u
Door middel van zulke gemeentestudies herinnert Jehovah ons er geregeld aan wat voor soort van mensen wij dienen te zijn. Zulke herinneringen of vermaningen zijn onontbeerlijk. Zonder die vermaningen zijn wij gemakkelijk geneigd tot zelfzucht, trots en hebzucht. Vermaningen uit de Schrift zullen ons helpen in een goede verhouding met andere mensen en met God zelf te staan. „Ik heb mijn wegen overdacht, om mijn voeten te doen terugkeren tot uw vermaningen”, bekende de schrijver van Psalm 119:59.
Naarmate wij christelijke vergaderingen geregeld bezoeken, ervaren wij de vervulling van Jehovah’s bij monde van Jesaja geuite profetie, die luidt: „Uw Grootse Onderwijzer [zal] zich niet langer verbergen, en uw ogen moeten ogen worden die uw Grootse Onderwijzer zien. En uw eigen oren zullen een woord achter u horen, dat luidt: ’Dit is de weg. Wandelt daarop.’” Jehovah waakt over onze vooruitgang en corrigeert ons liefdevol als wij een misstap doen (Jesaja 30:20, 21; Galaten 6:1). En hij verschaft zelfs nog meer hulp.
Heilige geest ontvangen via de gemeente
Door samen met Jehovah’s Getuigen de christelijke vergaderingen geregeld bij te wonen, worden wij gesterkt door Gods heilige geest, die op zijn volk rust (1 Petrus 4:14). Bovendien zijn de christelijke opzieners in de gemeente door heilige geest aangesteld (Handelingen 20:28). Deze werkzame kracht van God heeft een krachtige invloed op een christen. De bijbel zegt: „De vrucht van de geest . . . is liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing” (Galaten 5:22, 23). Heilige geest, die via Gods organisatie werkzaam is, zal ons ook helpen een verbazingwekkend duidelijk begrip te krijgen van wat Jehovah voor degenen die hem liefhebben, in petto heeft. Na uiteengezet te hebben dat prominente mensen van dit samenstel van dingen Gods voornemens niet kunnen begrijpen, schreef Paulus: „Aan ons heeft God het geopenbaard door middel van zijn geest.” — 1 Korinthiërs 2:8-10.
Behalve in geloofversterkend geestelijk voedsel voorziet de gemeente ook in opleiding voor degenen die willen deelnemen aan de voornaamste activiteit van de gemeente. Wat is die activiteit?
Opleiding waarin de gemeente voorziet
De christelijke gemeente is geen gezelligheidsvereniging, waar mensen alleen maar aangenaam beziggehouden worden en elkaar misschien aanmoedigen beter te leven. Jezus gaf de gemeente de opdracht het goede nieuws van het Koninkrijk te brengen naar mensen die in geestelijke duisternis leven (Handelingen 1:8; 1 Petrus 2:9). Vanaf de dag van haar oprichting op Pinksteren 33 G.T. was ze een organisatie van predikers (Handelingen 2:4). Hebt u wel eens meegemaakt dat u probeerde iemand over Jehovah’s voornemens te vertellen, maar er niet in slaagde hem te overtuigen? Gemeentevergaderingen voorzien in persoonlijke opleiding in de kunst van onderwijzen. Door bijbelse voorbeelden te bestuderen, leren wij hoe wij een gemeenschappelijke basis kunnen leggen van waar uit wij kunnen redeneren, hoe wij de Schrift kunnen gebruiken als een basis voor logische argumentatie, en hoe wij anderen kunnen helpen redeneren door gebruik te maken van vragen en illustraties. Zulke vaardigheden kunnen u in staat stellen de onuitsprekelijke vreugde te ervaren iemand anders te helpen de bijbelse waarheid te begrijpen.
In deze door strijd verscheurde, immorele wereld is de christelijke gemeente een waar geestelijk toevluchtsoord. Al bestaat ze uit onvolmaakte mensen, ze is een veilige haven van vrede en liefde. Wees daarom een geregelde bezoeker van al haar vergaderingen en ervaar zelf de waarheid van de woorden van de psalmist: „Zie! Hoe goed en hoe aangenaam is het als broeders in eenheid te zamen wonen! . . . Jehovah [gebood] de zegen . . ., ja, leven tot onbepaalde tijd.” — Psalm 133:1, 3.