Jehovah, Degene die wonderbare dingen doet
„Gij zijt groot en doet wonderbare dingen; gij zijt God, gij alleen.” — PSALM 86:10.
1, 2. (a) Welke invloed hebben menselijke uitvindingen op de wereld gehad? (b) Waar kunnen wij hoop op betere dingen vinden?
DE MODERNE mens gaat er misschien prat op dat hij wonderbare dingen heeft uitgevonden — elektrische apparaten, telecommunicatie, video, de auto, het reizen per straalvliegtuig en computergestuurde technologie. Deze dingen hebben de wereld in een nabuurschap veranderd. Maar wat voor nabuurschap! In plaats van vrede, voorspoed en overvloed voor allen wordt de mensheid geteisterd door moorddadige oorlogen, misdaad, terrorisme, vervuiling, ziekten en armoede. En de over de hele wereld verspreide nucleaire wapens zouden, hoewel ze in aantal zijn gereduceerd, de mensheid nog steeds kunnen uitroeien. Handelaars in dood en verderf, de wapenfabrikanten, blijven de omvangrijkste handel op aarde drijven. De rijken worden rijker en de armen armer. Is er iemand die voor een uitweg kan zorgen?
2 Ja! Want er is Iemand die bevrijding garandeert, „iemand die hoger is dan de hoge”, Jehovah God (Prediker 5:8). Hij inspireerde het schrijven van de psalmen, die veel troost en wijze raad voor tijden van benauwdheid verschaffen. Een van deze psalmen is Psalm 86, die het eenvoudige opschrift heeft: „Een gebed van David.” Het is een gebed dat u zich eigen kunt maken.
Ellendig maar loyaal
3. Welk aanmoedigende voorbeeld verschaft David voor ons in deze tijd?
3 David schreef deze psalm toen hij zich in ellendige omstandigheden bevond. Wij die thans leven in „de laatste dagen” van Satans samenstel, deze ’kritieke tijden die moeilijk zijn door te komen’, worden met soortgelijke beproevingsvolle situaties geconfronteerd (2 Timotheüs 3:1; zie ook Mattheüs 24:9-13). Net als wij was David bezorgd en neerslachtig vanwege de problemen die zwaar op hem drukten. Maar hij liet nooit toe dat die beproevingen zijn loyale vertrouwen in zijn Schepper verzwakten. Hij riep uit: „Neig, o Jehovah, uw oor. Antwoord mij, want ik ben ellendig en arm. O behoed toch mijn ziel, want ik ben loyaal. Red uw knecht — gij zijt mijn God — die op u vertrouwt.” — Psalm 86:1, 2.
4. Hoe dienen wij van ons vertrouwen blijk te geven?
4 Wij kunnen er net als David op vertrouwen dat „de God van alle vertroosting”, Jehovah, zijn oor tot deze aarde zal neigen en naar onze nederige gebeden zal luisteren (2 Korinthiërs 1:3, 4). Wanneer wij onvoorwaardelijk op onze God vertrouwen, kunnen wij Davids raad opvolgen: „Werp uw last op Jehóvah, en hijzelf zal u schragen. Nooit zal hij toelaten dat de rechtvaardige wankelt.” — Psalm 55:22.
Vertrouwelijke omgang met Jehovah
5. (a) Hoe hebben sommige nauwkeurige vertalingen de verkeerde weergaven van joodse schriftgeleerden ongedaan gemaakt? (b) In welk opzicht maken de 85ste en 86ste psalm Jehovah groot? (Zie voetnoot.)
5 In de 86ste psalm gebruikt David de uitdrukking „o Jehovah” elfmaal. Hoe vurig is Davids gebed en hoe intiem zijn vertrouwelijke omgang met Jehovah! Later werd zo’n vertrouwelijk gebruik van Gods naam weerzinwekkend voor de joodse schriftgeleerden, in het bijzonder de soferim. Zij ontwikkelden een bijgelovige vrees om de naam van God te misbruiken. Het feit negerend dat de mens naar Gods beeld was geschapen, weigerden zij eigenschappen aan God toe te schrijven die ook mensen tentoonspreiden. In zeven van de elf gevallen waarin de goddelijke naam in de Hebreeuwse tekst van deze ene psalm voorkomt, vervingen zij de naam JHWH (Jehovah) door de titel ʼAdho·naiʹ (Heer). Wij kunnen dankbaar zijn dat de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift en ook een aantal andere nauwkeurige vertalingen de goddelijke naam op zijn rechtmatige plaats in Gods Woord hebben hersteld. Daardoor wordt op passende wijze de aandacht gevestigd op onze verhouding tot Jehovah.a
6. Op welke manieren kunnen wij tonen dat Jehovah’s naam kostbaar voor ons is?
6 Het gebed van David vervolgt: „Betoon mij gunst, o Jehovah, want tot u blijf ik de gehele dag roepen. Verheug de ziel van uw knecht, want tot u, o Jehovah, hef ik mijn eigen ziel op” (Psalm 86:3, 4). Merk op dat David „de gehele dag” tot Jehovah bleef roepen. Ja, hij bad dikwijls de hele nacht door, bijvoorbeeld toen hij een vluchteling in de wildernis was (Psalm 63:6, 7). Ook in deze tijd hebben sommige Getuigen luid tot Jehovah geroepen wanneer zij met verkrachting of een andere geweldpleging werden bedreigd. Soms zijn zij verbaasd geweest over de gelukkige afloop.b Jehovah’s naam is kostbaar voor ons, net zo kostbaar als voor „Jezus Christus, de zoon van David,” toen hij op aarde was. Jezus leerde zijn volgelingen bidden om de heiliging van Jehovah’s naam en maakte hun bekend wat die naam zeggen wil. — Mattheüs 1:1; 6:9; Johannes 17:6, 25, 26.
7. Welke voorbeelden hebben wij dat Jehovah de ziel van zijn dienstknechten opheft, en hoe dienen wij daarop te reageren?
7 David hief zijn ziel, zijn hele wezen, tot Jehovah op. Hij moedigt ons aan hetzelfde te doen door in Psalm 37:5 te zeggen: „Wentel uw weg op Jehovah, en verlaat u op hem, en hijzelf zal handelen.” Onze smeekbede tot Jehovah om onze ziel te verheugen, zal dus niet onbeantwoord blijven. Vele rechtschapenheid bewarende dienstknechten van Jehovah vinden voortdurend grote vreugde in zijn dienst — in weerwil van moeilijkheden, vervolgingen en ziekten. Onze broeders en zusters in door oorlog verscheurde gebieden in Afrika, zoals Angola, Liberia, Mozambique en Zaïre, blijven Jehovah’s dienst op de eerste plaats in hun leven stellen.c Hij heeft er werkelijk voor gezorgd dat zij zich in een rijke geestelijke oogst verheugen. Evenals zij moeten ook wij volharden (Romeinen 5:3-5). En terwijl wij volharden, krijgen wij de verzekering: „Het visioen is nog voor de bestemde tijd, en het blijft voorthijgen naar het einde . . . Het zal niet te laat komen” (Habakuk 2:3). Mogen ook wij met volledig vertrouwen in Jehovah ’naar het einde blijven voorthijgen’.
Jehovah’s goedheid
8. Welke vertrouwelijke omgang kunnen wij met Jehovah hebben, en hoe heeft hij zijn goedheid tentoongespreid?
8 David zendt de volgende vurige smeekbede op: „Gij, o Jehovah, zijt goed en vergevensgezind; en de liefderijke goedheid jegens allen die u aanroepen, is overvloedig. Leen toch het oor, o Jehovah, aan mijn gebed; en schenk toch aandacht aan de stem van mijn smekingen. Op de dag van mijn benauwdheid wil ik u aanroepen, want gij zult mij antwoorden” (Psalm 86:5-7). „O Jehovah” — steeds opnieuw ontroert de vertrouwelijkheid die door deze uitdrukking wordt overgedragen, ons diep! Het is een vertrouwelijkheid die door middel van gebed voortdurend gekoesterd kan worden. Bij een andere gelegenheid bad David: „De zonden van mijn jeugd en mijn daden van opstandigheid, o gedenk ze niet. Weest gijzelf mij naar uw liefderijke goedheid toch indachtig, vanwege uw goedheid, o Jehovah” (Psalm 25:7). Jehovah is de personificatie van goedheid — door Jezus’ losprijs te verschaffen, berouwvolle zondaars barmhartigheid te betonen en zijn loyale en dankbare Getuigen met liefderijke goedheid te overladen. — Psalm 100:3-5; Maleachi 3:10.
9. Welke verzekering dienen berouwvolle zondaars diep op zich te laten inwerken?
9 Dienen wij over in het verleden begane fouten te piekeren? Als wij nu rechte paden voor onze voeten maken, worden wij geschraagd wanneer wij bedenken dat de apostel Petrus aan berouwvolle zondaars de verzekering gaf dat er van Jehovah afkomstige „tijden van verkwikking” zouden komen (Handelingen 3:19). Laten wij in gebed dicht bij Jehovah blijven door bemiddeling van onze Verlosser, Jezus, die liefdevol zei: „Komt tot mij, allen die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u en leert van mij, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel.” Wanneer loyale Getuigen thans in Jezus’ kostbare naam tot Jehovah bidden, zullen zij werkelijk verkwikking vinden. — Mattheüs 11:28, 29; Johannes 15:16.
10. Welke belangrijkheid kent het boek Psalmen aan Jehovah’s liefderijke goedheid toe?
10 Het boek Psalmen maakt meer dan honderdmaal gewag van Jehovah’s „liefderijke goedheid”. Die liefderijke goedheid is beslist overvloedig! De 118de psalm doet in de eerste vier verzen een beroep op Gods dienstknechten om Jehovah te danken en herhaalt tot viermaal toe de woorden „want zijn liefderijke goedheid duurt tot onbepaalde tijd”. De 136ste psalm beklemtoont deze innemende eigenschap, „zijn liefderijke goedheid”, 26 maal. Mogen wij, ongeacht welke fouten wij begaan — en zoals Jakobus 3:2 zegt, ’struikelen wij allen vele malen’ — bereid zijn Jehovah’s vergiffenis te zoeken, in het vertrouwen zijn barmhartigheid en liefderijke goedheid te ontvangen. Zijn liefderijke goedheid is een uiting van zijn loyale liefde jegens ons. Als wij steeds loyaal Gods wil doen, zal hij zijn loyale liefde tonen door ons te sterken zodat wij aan elke beproeving het hoofd kunnen bieden. — 1 Korinthiërs 10:13.
11. Hoe kan door ouderlingen getoonde belangstelling een hulp zijn om schuldgevoelens uit te bannen?
11 Er kunnen zich gelegenheden voordoen dat anderen ons tot struikelen brengen. Emotionele of lichamelijke mishandeling in de kinderjaren heeft bij sommigen gevoelens van schuld of van volslagen onwaardigheid achtergelaten. Zo’n slachtoffer kan tot Jehovah roepen, in het vertrouwen dat hij zal antwoorden (Psalm 55:16, 17). Een vriendelijke ouderling kan belangstelling tonen door zo iemand te helpen het feit te aanvaarden dat de schuld niet bij het slachtoffer lag. Daarna kan de ouderling hulp bieden door de persoon in kwestie af en toe vriendelijk op te bellen, totdat hij (of zij) ten slotte in staat is ’de last te dragen’. — Galaten 6:2, 5.
12. Hoe zijn de benauwdheden toegenomen, maar hoe kunnen wij er met succes het hoofd aan bieden?
12 Er zijn vele andere benauwende omstandigheden waarmee Jehovah’s volk in deze tijd te kampen heeft. Te beginnen met de Eerste Wereldoorlog in 1914 werd deze aarde gaandeweg door grote rampspoeden getroffen. Zoals Jezus had voorzegd, waren ze „een begin van weeën der benauwdheid”. Naarmate wij verder in „het besluit van het samenstel van dingen” zijn gekomen, zijn de benauwdheden toegenomen (Mattheüs 24:3, 8). De „korte tijdsperiode” van de Duivel spoedt zich naar haar beslissende einde (Openbaring 12:12). „Als een brullende leeuw” op zoek naar prooi gebruikt die grote Tegenstander elke beschikbare list om ons van de kudde van God te scheiden en te vernietigen (1 Petrus 5:8). Maar hij zal geen succes hebben! Want net als David vestigen wij ons vertrouwen volledig op onze ene God, Jehovah.
13. Hoe kunnen ouders en hun kinderen profijt trekken van Jehovah’s goedheid?
13 Ongetwijfeld heeft David zijn zoon Salomo de noodzaak bijgebracht zich op Jehovah’s goedheid te verlaten. Bijgevolg kon Salomo zijn eigen zoon onderrichten: „Vertrouw op Jehovah met heel uw hart en steun niet op uw eigen verstand. Sla in al uw wegen acht op hem, en híj zal uw paden recht maken. Word niet wijs in uw eigen ogen. Vrees Jehovah en keer u af van het kwaad” (Spreuken 3:5-7). Insgelijks dienen ouders in deze tijd hun kinderen te onderwijzen hoe zij vol vertrouwen tot Jehovah kunnen bidden en hoe zij het hoofd kunnen bieden aan de aanvallen van een harteloze wereld — zoals de druk van leeftijdgenoten op school en verleidingen om immoraliteit te bedrijven. Door er tegenover uw kinderen elke dag blijk van te geven dat u overeenkomstig de waarheid leeft, kan hun jonge hart worden vervuld met ware liefde voor Jehovah en een diep vertrouwen in hem. — Deuteronomium 6:4-9; 11:18, 19.
Jehovah’s onvergelijkelijke werken
14, 15. Wat zijn enkele van Jehovah’s onvergelijkelijke werken?
14 Vol overtuiging zegt David: „Er is niemand als gij onder de goden, o Jehovah, ook zijn er geen werken als de uwe” (Psalm 86:8). Jehovah’s werken zijn groter, indrukwekkender, majestueuzer dan enig mens zich ooit kan voorstellen. Naar wat de moderne wetenschap nog pas begint te onderscheiden, is het geschapen universum — de onmetelijkheid, de harmonie en de luister ervan — veel ontzagwekkender gebleken dan alles wat David waarnam. Toch werd zelfs hij ertoe bewogen te zeggen: „De hemelen maken de heerlijkheid van God bekend; en het uitspansel vertelt van het werk van zijn handen.” — Psalm 19:1.
15 Dat Jehovah’s werken wonderbaar zijn, blijkt ook uit de wijze waarop hij de aarde in haar juiste positie geplaatst en toebereid heeft teneinde te voorzien in dag en nacht, de jaargetijden, zaaitijd en oogst, en een menigte verrukkingen waar de mens in de toekomst van zou kunnen genieten. En hoe wonderbaar zijn wijzelf gemaakt en toegerust, zodat wij ons kunnen verheugen in Jehovah’s werken die ons omringen! — Genesis 2:7-9; 8:22; Psalm 139:14.
16. Wat is de grootste uiting van Jehovah’s goedheid, en tot welke verdere onvergelijkelijke werken heeft dit geleid?
16 Nadat onze eerste ouders God ongehoorzaam waren geworden en daardoor de benauwdheden veroorzaakten die de aarde tot op heden teisteren, deed Jehovah op grond van zijn liefde iets wonderbaarlijks. Hij zond zijn Zoon naar de aarde om Gods koninkrijk bekend te maken en als loskoopoffer voor de mensheid te sterven. En toen verrichtte Jehovah het verbazingwekkende wonder Christus uit de dood op te wekken en hem als zijn aangestelde maar nog niet regerende medekoning aan zijn rechterhand te plaatsen (Mattheüs 20:28; Handelingen 2:32, 34). Uit loyale mensen heeft God ook „een nieuwe schepping” gekozen die met Christus als een weldadige „nieuwe hemel” zal regeren over „een nieuwe aarde”-maatschappij die ook miljarden uit de dood opgewekte mensen zal omvatten (2 Korinthiërs 5:17; Openbaring 21:1, 5-7; 1 Korinthiërs 15:22-26). Jehovah’s werken zullen aldus tot een glorierijke climax worden gevoerd! Wij kunnen werkelijk uitroepen: „O Jehovah, . . . hoe overvloedig is uw goedheid, die gij als een schat hebt weggelegd voor hen die u vrezen!” — Psalm 31:17-19.
17. Hoe gaat Psalm 86:9 thans in vervulling met betrekking tot Jehovah’s werken?
17 Jehovah’s hedendaagse werken omvatten datgene wat David beschrijft in Psalm 86:9: „Alle natiën die gij hebt gemaakt, zullen zelf komen, en ze zullen zich voor u neerbuigen, o Jehovah, en zullen heerlijkheid geven aan uw naam.” Nadat Jehovah de overgeblevenen van zijn nieuwe schepping, de „kleine kudde” van Koninkrijkserfgenamen, uit het midden der mensheid had geroepen, is hij ertoe overgegaan uit „alle natiën” „een grote schare” „andere schapen” bijeen te brengen, miljoenen mensen die eveneens geloof oefenen in Jezus’ vergoten bloed. Dezen heeft hij gemaakt tot een dynamische organisatie, de enige internationale, uit vredelievende mensen bestaande maatschappij die zich thans op aarde bevindt. De hemelse legerscharen die dit waarnemen, werpen zich voor Jehovah neer en roepen uit: „De zegen en de heerlijkheid en de wijsheid en de dankzegging en de eer en de kracht en de sterkte zij onze God tot in alle eeuwigheid.” Ook de grote schare verheerlijkt Jehovah’s naam en dient hem „dag en nacht”, terwijl zij de hoop koesteren het einde van deze wereld te overleven en voor eeuwig op een paradijsaarde te leven. — Lukas 12:32; Openbaring 7:9-17; Johannes 10:16.
Jehovah’s grootheid
18. Hoe heeft Jehovah gedemonstreerd dat hij ’alleen God’ is?
18 Vervolgens vestigt David de aandacht op de godheid van Jehovah door te zeggen: „Gij zijt groot en doet wonderbare dingen; gij zijt God, gij alleen” (Psalm 86:10). Van oudsher heeft Jehovah gedemonstreerd dat hij werkelijk ’alleen God’ is. Het was een tirannieke farao van Egypte die Mozes tartend uitdaagde: „Wie is Jehovah, zodat ik zijn stem zou gehoorzamen en Israël zou heenzenden? Ik ken Jehovah in het geheel niet.” Maar hij kwam spoedig te weten hoe groot Jehovah is! De Almachtige God vernederde de goden van Egypte en de magie-beoefenende priesters door catastrofale plagen te zenden, de eerstgeboren zonen van Egypte te slaan en Farao en zijn keurleger in de Rode Zee te verdelgen. Waarlijk, er is onder de goden niemand als Jehovah! — Exodus 5:2; 15:11, 12.
19, 20. (a) Wanneer zal het lied uit Openbaring 15:3, 4 zijn grootste expressie hebben? (b) Hoe kunnen wij nu reeds een aandeel aan Jehovah’s werk hebben?
19 Als de alleen ware God is Jehovah ertoe overgegaan wonderbare dingen te doen ter voorbereiding van de bevrijding van zijn gehoorzame aanbidders uit het hedendaagse Egypte — Satans wereld. Hij heeft zijn goddelijke oordelen tot een getuigenis over de hele aarde laten bekendmaken door middel van de omvangrijkste predikingsveldtocht uit de hele geschiedenis en aldus Jezus’ profetie in Mattheüs 24:14 vervuld. Binnenkort moet „het einde” komen, wanneer Jehovah zijn grootheid op ongekende schaal zal tonen door alle goddeloosheid op aarde uit te bannen (Psalm 145:20). Dan zal het lied van Mozes en het lied van het Lam tot een crescendo aanzwellen: „Groot en wonderbaar zijn uw werken, Jehovah God, de Almachtige. Rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Koning der eeuwigheid. Wie zal u niet werkelijk vrezen, Jehovah, en uw naam verheerlijken, omdat gij alleen loyaal zijt?” — Openbaring 15:3, 4.
20 Mogen wij van onze kant ijverig met anderen over deze schitterende voornemens van God spreken. (Vergelijk Handelingen 2:11.) Zoals in ons volgende artikel zal worden uiteengezet, zal Jehovah ermee voortgaan in onze tijd en ook nog verder in de toekomst grote en wonderbare dingen te doen.
[Voetnoten]
a Een bijbelcommentaar uit 1874 citeert Andrew A. Bonar als volgt: „Er werd veel, zeer veel, van Gods karakteristieke persoonlijkheid, zijn glorierijke naam, onthuld in het slot van de laatste [85ste] psalm. Dit verklaart misschien waarom deze psalm gevolgd wordt door een andere, ’Een gebed van David’, die bijna net zo doortrokken is van de persoonlijkheid van Jehovah. Het thema van deze [86ste] psalm is Jehovah’s naam.”
b Zie Ontwaakt! van 22 oktober 1984, blz. 28, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
c Zie voor details de tabel „Bericht over het dienstjaar 1992 van Jehovah’s Getuigen over de hele wereld” die in De Wachttoren van 1 januari 1993 zal verschijnen.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Waarom dienen wij ons het gebed uit Psalm 86 eigen te maken?
◻ Hoe kunnen wij vertrouwelijke omgang met Jehovah vinden?
◻ Hoe geeft Jehovah blijk van zijn goedheid jegens ons?
◻ Wat zijn enkele van Jehovah’s onvergelijkelijke werken?
◻ Hoe is Jehovah wat zijn grootheid betreft ’alleen God’?
[Illustratie op blz. 10]
Op de komende „nieuwe aarde” zullen de wonderbare werken van Jehovah getuigenis afleggen van zijn heerlijkheid en goedheid