Lied 61
„Ik ben Jehovah”!
1. Hoor hoe de heidense regeerders
Gods macht negeerden in hun waan.
Zij loochenden zelfs zijn soevereiniteit
En zij trokken zich er niets van aan.
Maar wie heeft vernietigd heel hun legermacht,
Die verging, ondanks gesnoef en gepronk?
Van wie was de Arm die hen tot zwijgen bracht
En aan zijn volk de overwinning schonk?
(Refrein)
2. Zie, alle natiën spannen samen
Om Gods Gezalfde te weerstaan!
Maar toch zijn hun sterke mannen heel bevreesd,
En de arme kreunt en is ontdaan.
Ach, wie breekt het juk dat hen benauwt en knelt,
Redt zachtmoedigen, met hen zeer begaan?
En wie maakt hen krachtig in rechtvaardigheid,
Waardoor verdriet in vreugde om zal slaan?
(REFREIN)
Ik ben de Heer; er is geen ander.
Ik ben de Heer; Jehovah is mijn naam.
Ik heb mijn Zoon geïnstalleerd op Sion;
Buig voor zijn macht! Mijn Koning heerst voortaan.