Jesaja
11 Er zal een twijgje+ groeien uit de stronk van I̱saï+
en een spruit*+ uit zijn wortels zal vrucht dragen.
2 Op hem zal de geest van Jehovah rusten,+
de geest van wijsheid+ en van verstand,
de geest van raad en van kracht,+
de geest van kennis en van ontzag voor Jehovah.
3 Hij zal vreugde vinden in ontzag voor Jehovah.+
Hij zal niet oordelen op basis van wat zijn ogen alleen maar zien
of terechtwijzen op basis van wat zijn oren horen.+
4 Hij zal een eerlijk* oordeel vellen over de armen,
en in rechtvaardigheid zal hij uitspraken doen* ten gunste van de zachtmoedigen van de aarde.
Hij zal de aarde treffen met de stok van zijn mond,+
wie slecht is zal hij met de adem* van zijn lippen ter dood brengen.+
5 Rechtvaardigheid zal de gordel om zijn middel zijn
en trouw de gordel om zijn heupen.+
6 Een wolf en een lam zullen samen rusten,*+
een luipaard zal naast een geitje liggen,
een kalf, een leeuw* en een vetgemest dier zullen allemaal samen zijn,*+
en een kleine jongen zal ze leiden.
7 Een koe en een beer zullen samen grazen
en hun jongen zullen bij elkaar liggen.
Een leeuw zal stro eten net als een stier.+
8 Een zuigeling zal spelen bij het hol van een cobra
en een kind zal zijn hand leggen op het nest van een giftige slang.
9 Ze zullen geen kwaad doen+
of schade aanrichten op heel mijn heilige berg,+
want de aarde zal beslist vervuld zijn van de kennis van Jehovah
zoals water de zeebodem bedekt.+
10 Op die dag zal de wortel van I̱saï+ opstaan als een signaal* voor de volken.+
11 Op die dag zal Jehovah opnieuw, voor de tweede keer, zijn hand uitstrekken, om het overblijfsel van zijn volk terug te eisen uit Assyrië,+ Egypte,+ Pa̱thros,+ Kusch,+ E̱lam,+ Si̱near* en Ha̱math, en van de eilanden in de zee.+ 12 Hij zal een signaal omhoogheffen voor de volken en hij zal degenen van Israël die verdreven zijn bijeenbrengen.+ Degenen van Juda die verstrooid zijn, zal hij bijeenbrengen van de vier hoeken van de aarde.+
13 De jaloezie van Efraïm zal verdwijnen+
en degenen die Juda vijandig behandelen zullen worden verwijderd.
Efraïm zal niet jaloers zijn op Juda
en Juda zal Efraïm niet vijandig behandelen.+
14 Ze zullen zich op de hellingen* van de Filistijnen in het westen storten,
samen zullen ze de mensen van het Oosten plunderen.
Ze zullen hun hand uitstrekken tegen* Edom+ en Moab,+
en de Ammonieten zullen hun onderdanen worden.+