Psalmen
DERDE BOEK
(Psalm 73 – 89)
Een melodie van A̱saf.+
73 God is inderdaad goed voor I̱sraël, voor hen die rein van hart zijn.+
10 Daarom brengt hij zijn volk hierheen terug,
En de wateren van wat vol is, worden voor hen afgetapt.
11 En zij hebben gezegd: „Hoe is God* het te weten gekomen?+
En bestaat er wel kennis bij de Allerhoogste?”+
12 Zie! Dit zijn de goddelozen, die voor onbepaalde tijd onbezorgd zijn.+
Zij hebben [hun] middelen voor levensonderhoud vermeerderd.+
13 Waarlijk, het is tevergeefs dat ik mijn hart heb gereinigd+
En dat ik mijn handen in louter onschuld was.+
15 Indien ik had gezegd: „Ik wil iets dergelijks vertellen”,
Zie! jegens het geslacht van uw zonen
Zou ik verraderlijk hebben gehandeld.+
16 En ik bleef nadenken om dit te verstaan;+
Het was iets moeilijks in mijn ogen,
17 Totdat ik vervolgens in het grootse heiligdom van God kwam.+
Ik wilde hun toekomst onderscheiden.+
19 O hoe zijn zij als in een ogenblik tot een voorwerp van ontzetting geworden!+
[Hoe] hebben zij hun einde bereikt, zijn zij door plotselinge verschrikkingen aan hun eind gekomen!
20 Als een droom na het wakker worden, o Jehovah,*+
[Zo] zult gij wanneer [gij] ontwaakt zelfs hun beeld verachten.+
21 Want mijn hart was verbitterd+
En in mijn nieren voelde ik scherpe pijnen,+
22 En ik was redeloos en ik kon niets weten;+
Ik werd als louter dieren van uw standpunt uit bezien.+
26 Mijn organisme en mijn hart zijn bezweken.+
God is de rots van mijn hart en mijn deel tot onbepaalde tijd.+