Behoefte aan meer Koninkrijkszalen door voortdurende expansie
1 Lang geleden voorzei Jehovah’s profeet dat „de begeerlijke dingen van alle natiën [moesten] binnenkomen” (Hag. 2:7). Stellig zien wij de bewijzen dat goddelijk onderwijs grote aantallen mensen in staat stelt de waarheid te leren kennen en aanbidders van Jehovah te worden. Wat is het opwindend te zien dat er in het dienstjaar 1993 alleen al in Nederland 1021 personen werden gedoopt! Om al deze nieuwelingen te blijven helpen, moeten wij ’ons hart op onze wegen zetten’ teneinde ons ervan te vergewissen dat wij Gods werk zo volledig mogelijk ondersteunen. (Vergelijk Haggaï 1:5.) Ja, onze ondersteuning van Gods werk blijft er voor een belangrijke mate in bestaan dat wij eraan meewerken om voor grote menigten nieuwe lofprijzers van Jehovah in passende huizen van aanbidding te voorzien.
2 Het Koninkrijkszalenfonds van het Genootschap bestaat nu al ruim zeven jaar. Dit fonds en andere middelen van het Genootschap hebben het mogelijk gemaakt dat tientallen gemeenten in Nederland een nieuwe Koninkrijkszaal hebben kunnen krijgen. Alleen al in het dienstjaar 1993 zijn aan veertien gemeenten in ons land leningen verstrekt voor de bouw van een Koninkrijkszaal. De reactie van de verkondigers om dit fonds financieel te ondersteunen, is werkelijk voldoening gevend. Gelden die aan gemeenten worden geleend, vloeien terug in het fonds samen met de rente die de bedragen opbrengen, zodat alle geschonken bijdragen jaar na jaar gebruikt blijven worden voor de bouw van nieuwe Koninkrijkszalen.
3 Door Regionale bouwcomités verschafte hulp: Bovendien verlenen de drie Regionale bouwcomités in ons land hulp aan de ouderlingen die betrokken zijn bij bouwactiviteiten in verband met nieuwe Koninkrijkszalen en renovatieprojecten. De broeders die in deze comités dienen, helpen de noodzaak voor een nieuwe Koninkrijkszaal of het renoveren van een bestaande zaal te beoordelen en voorzien in hulp van buitenaf die nodig is vanaf het tijdstip voorafgaande aan de koop van grond totdat de Koninkrijkszaal voltooid is. Elke gemeente is onder de zorg van een van deze comités gesteld.
4 Vele honderden bereidwillige werkers hebben zich vrijwillig aangeboden om een aandeel te hebben aan het renoveren van Koninkrijkszalen en het bouwen van nieuwe zalen. Deze vrijwilligers, onder wie vele beroepsmensen en vaklieden, stellen hun tijd en krachten beschikbaar om hulp te bieden bij kwesties als de aankoop van grond, het aanvragen van vergunningen, het ontwerpen van het gebouw en het opstellen van lijsten van in te kopen materialen. Zij helpen ook met het inkopen van kwaliteitsmaterialen tegen gunstige prijzen, het uitvoeren van het voorbereidende werk op de plaats waar gebouwd wordt en het opzicht voeren over de feitelijke bouwwerkzaamheden. Dit edelmoedige geven van hun middelen die zij ten dienste stellen van de Koninkrijksbelangen, is zeer prijzenswaardig en brengt rijke zegeningen van Jehovah. — Spr. 11:25.
5 Ouderlingen dienen contact op te nemen met het Regionale bouwcomité voor hun omgeving wanneer hun gemeente begint te denken over de renovatie van een bestaande Koninkrijkszaal of de bouw van een nieuwe zaal. Waarom? De regionale comités beschikken over richtlijnen die gemeenten kunnen helpen bij hun eerste overwegingen. Bij het uitkiezen van een locatie zijn behalve de koopprijs van het stuk grond nog veel meer factoren betrokken. Andere dingen kunnen de werkelijke kosten van het stuk grond sterk doen toenemen, zoals uitgebreide grondwerkzaamheden, het verwijderen van gevaarlijke of giftige stoffen, of wettelijke verwikkelingen. Als een gemeente financiële hulp van het Genootschap nodig heeft, beschikt de kringopziener over exemplaren van het formulier Vragenlijst Koninkrijkszaalproject. Dit dient zorgvuldig te worden ingevuld.
6 Regionale bouwcomités beschikken over tekeningen voor Koninkrijkszalen. Gemeenteouderlingen dienen voordat een ontwerp wordt uitgezocht, contact op te nemen met het regionale comité en het globale bouwplan te bespreken. Hierdoor zullen niet alleen de kosten die gemoeid zijn met het bouwproject worden gereduceerd, maar het zal de gemeente ook helpen een gebouw te kiezen dat bescheiden en toch functioneel is en dat geschikt zal zijn om via de snelbouwmethode gerealiseerd te worden.
7 Er moet een nauwkeurige en gedetailleerde boekhouding bijgehouden worden. Broeders met kennis van zaken hebben zich vrijwillig aangeboden om met de regionale comités samen te werken teneinde gemeenten te helpen het noodzakelijke boekhoudsysteem op te zetten en een goede administratie te voeren. Andere broeders die met de Regionale bouwcomités samenwerken, helpen gemeenten met het beantwoorden van de vragenlijst inzake het verzoek om een lening. Dit is een grote hulp aangezien plaatselijke ouderlingen gewoonlijk niet op zo’n continubasis als deze ervaren en goedopgeleide broeders met zulke financiële aangelegenheden in verband met een Koninkrijkszaalproject te maken hebben. Als het werk voltooid is, dient het regionale comité een kopie van de complete boekhouding in verband met het project te ontvangen.
8 Waarnemers onder de indruk: Het duidelijke bewijs dat Jehovah’s heilige geest werkzaam is ten aanzien van de broeders die aan Koninkrijkszalen werken, heeft als een getuigenis voor anderen gediend. De materialen voor een bepaalde zaal werden bij een houtfirma gekocht, en later schreef de directeur: „Ik kan mij niet herinneren ooit meer onder de indruk te zijn geweest van een groep mensen dan van Jehovah’s Getuigen toen zij met hun project bezig waren. Het was voor mij zowel leuk als opwindend getuige te zijn van zo’n gebeurtenis, en ik was blij er een klein aandeel aan te kunnen hebben. Jullie en jullie mensen moeten geprezen worden, en ik wens jullie veel succes bij jullie toekomstige projecten.”
9 In een ander geval kreeg een vertegenwoordiger van een leverancier de opdracht om tijdens de drie dagen af en toe een kijkje te nemen bij de bouw. Hij zei: „Mijn leven is verrijkt doordat ik dit weekeinde in jullie midden mocht zijn. Mijn indruk van Jehovah’s Getuigen is veranderd! Jullie doen veel meer dan op de deur kloppen. Het was een voorrecht er deel aan te mogen hebben. Wees niet verbaasd mij op jullie openbare vergadering te zien.”
10 Toen één project voltooid was, schreef de burgemeester een brief namens de stad en zei: „Het was bijzonder stimulerend te zien hoe de honderden vrijwilligers samenwerkten om de zaal zo snel te bouwen. Het is inderdaad een mooi gebouw. De buurtbewoners spraken erover dat het gebouw zo snel de grond uitrees. De nieuwe Koninkrijkszaal is een echte aanwinst voor onze gemeenschap, en wij zijn er trots op het gebouw en jullie gemeente te verwelkomen.”
11 Meer vrijwilligers nodig: De regionale comités proberen gebruik te maken van broeders met vakbekwaamheden die beschikbaar zijn in de gemeenten die in de nieuwe of gerenoveerde Koninkrijkszalen zullen vergaderen. Zij werken ook samen met andere plaatselijke broeders, vooral ouderlingen en dienaren in de bediening, om hen op te leiden in het verrichten van de werkzaamheden die gedaan moeten worden. Wanneer deze geestelijk rijpe broeders de nodige bekwaamheden hebben ontwikkeld die nuttig zijn voor de bouw van een Koninkrijkszaal, kunnen zij vervolgens hulp verlenen bij de bouw van andere Koninkrijkszalen binnen de regio. Daarom dienen degenen die verbonden zijn met de gemeenten die betrokken zijn bij een bouwproject voor een Koninkrijkszaal, een geest van bereidwilligheid en samenwerking aan de dag te leggen en niet te verwachten dat het regionale comité en degenen die ermee samenwerken, zorg zullen dragen voor al het werk aan hun Koninkrijkszaal (Neh. 4:6b). Nadat broeders een opleiding hebben ontvangen, dienen zij er door liefde toe aangezet te worden mee te helpen aan het bouwen van Koninkrijkszalen voor andere gemeenten die ook dringend nieuwe of verbeterde faciliteiten nodig hebben. — Neh. 5:19; Fil. 2:3, 4.
12 Gedoopte verkondigers die over geschikte bekwaamheden beschikken en die goed aangeschreven staan bij de gemeente, worden aangemoedigd zich vrijwillig aan te bieden om hulp te verlenen bij deze omvangrijke taak. Zowel bekwaamheden op het gebied van bouwen als op ander gebied zijn nodig. Vrijwilligers kunnen van de presiderende opziener of de secretaris in hun gemeente de benodigde formulieren krijgen en daarop aangeven over welke ervaring zij beschikken als vaklieden of op een ander terrein, zoals voedseldienst, beveiliging, materiaalbeheer, boekhouding en het in orde maken van papieren. (Als de gemeente meer vrijwilligersformulieren nodig heeft, kunnen die via de kringopziener worden verkregen.) Wanneer wij op zo’n manier reageren, is dat een blijk van onze liefde voor onze meest nabije naasten — onze christelijke broeders en zusters. — Matth. 7:12; 22:39; Joh. 13:35.
13 Vrijwilligershulp op prijs gesteld: Slechts weinigen beseffen wat een gigantische onderneming het is een Koninkrijkszaal te bouwen totdat zijzelf bij zo’n project betrokken raken. Nadat een Koninkrijkszaalproject beëindigd was, schreven de ouderlingen: „De geduldige leiding die wij hebben ontvangen van de broeders van het Regionale bouwcomité was een geweldige zegen voor ons. Wanneer wij denken aan de ondersteuning die zij ons hebben gegeven door zowel de leiding van het project op zich te nemen als de inspanningen van bekwame werkers te coördineren, moeten wij wel aan 1 Petrus 5:2, 3 denken, waar wij lezen dat herderlijk werk ’niet onder dwang maar gewillig moet worden verricht; niet uit liefde voor oneerlijke winst maar bereidwillig; niet als heersend over hen die Gods erfdeel zijn maar voorbeelden wordend voor de kudde’. Deze broeders zijn werkelijk voortreffelijke voorbeelden van toegewijde dienst voor Jehovah. Tijdens de hele duur van het project waren er gelegenheden, te veel om op te noemen, waarbij broeders van verafgelegen plaatsen reisden, vele uren achtereen werkten, gratis hun uitrusting en gereedschap beschikbaar stelden en zelfs materialen schonken, dit allemaal om ons te helpen bij de bouw van onze nieuwe Koninkrijkszaal. De edelmoedigheid van deze broeders demonstreert op geweldige wijze dat zij inderdaad ’liefde voor de gehele gemeenschap van broeders bezitten’, en wat een aanmoediging is dat voor ons geweest! — 1 Petr. 2:17.”
14 De bereidwillige geest en de ijver van de broeders en zusters treedt duidelijk aan het licht, zoals één groep in de Verenigde Staten schreef: „Wat een immense vreugde was het de Koreaans-, Spaans- en Engelssprekende gemeenten alle zo goed te zien samenwerken in de verenigde aanbidding van Jehovah!” De woorden uit Psalm 133:1, 3 zijn beslist waar: „Zie! Hoe goed en hoe aangenaam is het als broeders in eenheid te zamen wonen!” Eén ouderling die met een regionaal comité samenwerkt, schreef een brief om te zeggen wat een voorrecht het was andere broeders te dienen. Hij zei dat de „gemeenten zo aangemoedigd worden door broeders die honderden kilometers reizen om hen te helpen zich van hun toegewijde dienst voor Jehovah te kwijten. . . . Wij vormen werkelijk een liefdevolle broederschap!”
15 Als blijk van waardering voor het werk dat aan de Koninkrijkszaal van één gemeente was gedaan, schreef de presiderende opziener: „Omdat deze gemeente zo veel bejaarde broeders en zusters telt, kon dit project niet alleen door onze eigen inspanningen tot een goed einde worden gebracht. Daarom willen wij jullie en broeders die net als jullie Jehovah’s liefde voelen en die deze liefde niet alleen willen voelen maar ook tot uitdrukking willen brengen, een heel groot dank jullie wel doen toekomen. Mogen wij tot onze broeders zeggen: ’Ga door met het goede werk.’ Jullie krachtsinspanningen worden door zo vele van onze broeders en zusters gevoeld en schenken onze Vader, Jehovah, ongetwijfeld vreugde.” Een bouwcomité schreef: „Wij weten uit persoonlijke ervaring hoe hard velen hebben gewerkt (Filem. 21). Mensen uit de buurt die geen Getuigen zijn, hebben uitgeroepen: ’Jehovah is met jullie!’”
16 Financiële bijdragen blijven hulp verschaffen: Edelmoedige bijdragen aan het Koninkrijkszalenfonds van het Genootschap hebben gemeenten in het verleden geholpen en zullen dit in de toekomst stellig blijven doen. Neemt Jehovah God zelf niet de leiding in onzelfzuchtig geven? (Jak. 1:17) Hoewel het waar is dat wij niet allemaal dezelfde mogelijkheden en gelegenheden hebben om te geven, zullen wij wellicht bemerken dat wij, door onze persoonlijke uitgaven aan te passen, een volledig aandeel kunnen hebben aan het ondersteunen van bouwwerkzaamheden. Zo’n vrijgevigheid maakt Jehovah’s hart stellig blij en is ook een grote aanmoediging voor onze broeders.
17 In deze tijd reageert een steeds toenemende „grote schare” gunstig op de boodschap van het Koninkrijk. „De begeerlijke dingen” stromen Jehovah’s geestelijke tempel binnen, en hij ’vervult zijn huis met heerlijkheid’ (Openb. 7:9; Hag. 2:7). Mogen wij, net als de getrouwe joden uit Haggaï’s tijd, ons hart op Gods werk zetten door onze volledige steun te geven aan de dringende behoefte aan meer Koninkrijkszalen. Hoewel er in recente jaren wereldwijd vele duizenden en in ons land tientallen prachtige Koninkrijkszalen zijn gebouwd, blijft de groei in versneld tempo voortgang vinden. Onze voortgezette ondersteuning van het Koninkrijkszalenfonds van het Genootschap is een uitstekend middel om een aandeel aan Gods werk te hebben.