Gelijke tred houden met theocratische toename
1 In Nehemía’s tijd was het noodzakelijk bouwwerkzaamheden te verrichten omdat de verdedigingsmuren van Jeruzalem in puin lagen. Nehemía voorzag in vastberaden leiderschap en het volk reageerde door te zeggen: „Laten wij opstaan, en wij moeten bouwen.” — Neh. 2:18.
2 Op overeenkomstige wijze reageert Jehovah’s volk in deze tijd op de behoefte om Koninkrijkszalen te bouwen en te renoveren. Tientallen Koninkrijkszalen in ons land moeten hoognodig gerenoveerd worden, en ook moeten er verscheidene nieuwe zalen worden gebouwd om de uitbreiding van Jehovah’s organisatie op te vangen. Net als Nehemía het werk organiseerde om de muren van Jeruzalem te herbouwen, zo heeft tegenwoordig „de getrouwe en beleidvolle slaaf” een bouwprogramma georganiseerd door het Koninkrijkszalenfonds te stichten en Regionale bouwcomités aan te stellen. — Matth. 24:45.
3 De regeling van het Koninkrijkszalenfonds van het Genootschap heeft Jehovah’s zegen ondervonden. In de drie en een half jaar dat het fonds bestaat, heeft het de bouw ondersteund van nieuwe Koninkrijkszalen die anders niet gebouwd zouden zijn vanwege gebrek aan voldoende geld. Tot nu toe is geld uit het fonds beschikbaar gesteld om te helpen bij de bouw van vijf nieuwe Koninkrijkszalen, waarin acht gemeenten vergaderen. (Daarnaast zijn er in dezelfde periode nog eens acht leningen verstrekt, rechtstreeks uit de middelen van het Genootschap.) De edelmoedige bijdragen van de broeders en zusters hebben het Genootschap in staat gesteld om de financiële middelen te verdelen over gemeenten die de grootste behoeften hadden. Deze reactie ter ondersteuning van theocratische toename is hartverwarmend geweest. — 1 Thess. 4:9, 10.
4 Ook de Regionale bouwcomités hebben Jehovah’s zegen ervaren. Momenteel zijn in Nederland twee Regionale bouwcomités werkzaam. In het kalenderjaar 1989 werden meer dan tien Koninkrijkszalen nieuw gebouwd of gerenoveerd, hierbij was de eerste fase van het grote renovatieproject van de congreshal in Bennekom inbegrepen.
5 De broeders die in de Regionale bouwcomités dienen, zijn te prijzen voor de ijverige krachtsinspanningen die zij in het werk hebben gesteld om aan de groeiende vraag naar Koninkrijkszalen te voldoen. Het Genootschap heeft richtlijnen verschaft tot hulp bij het geven van adviezen voor bouwplannen. Deze comités bevinden zich dus in een zeer goede positie om de plaatselijke ouderlingen te helpen bij het maken van plannen voor een Koninkrijkszaal die bescheiden en functioneel zal zijn en waarbij een verstandig gebruik gemaakt zal worden van met toewijding geschonken middelen. Het zou goed zijn als lichamen van ouderlingen alle factoren zorgvuldig tegen elkaar afwegen, en volledig profijt trekken van de waarnemingen van de ervaren ouderlingen die zijn aangesteld om in de Regionale bouwcomités te dienen. — Luk. 14:28-30.
ER IS VEEL MEER TE DOEN
6 Hoewel er al veel Koninkrijkszalen gebouwd zijn, moet er nog veel meer bewerkstelligd worden om gelijke tred te houden met theocratische toename. In sommige van de nieuw gebouwde Koninkrijkszalen komen al twee of drie gemeenten samen. Dit betekent dat er spoedig een nieuwe zaal nodig zal zijn om de groei in deze gebieden op te vangen. Een aantal gemeenten wacht geduldig totdat de financiële middelen beschikbaar komen om zorg te kunnen dragen voor de huidige behoeften. Klaarblijkelijk is onze voortdurende ondersteuning van het Koninkrijkszalenfonds van het Genootschap noodzakelijk.
7 Het is schriftuurlijk om financiële ondersteuning te geven. Het Hebreeuwse woord dat met „bijdrage” vertaald is, betekent „heilig deel” (Ex. 25:2, NW Studiebijbel, voetnoot). Het is juist dat christenen de wens hebben van hun tijd, energie en materiële bezittingen bij te dragen aan het bevorderen van de Koninkrijksbelangen. Jehovah wordt niet rijker door onze bijdragen voor zijn werk, maar op deze wijze tonen wij onze liefde voor hem en hij zegent degenen die vrijwillig bijdragen schenken. — 1 Kron. 29:14-17; Spr. 3:9.
8 Paulus schreef in 2 Korinthiërs 8:12: „Want indien de bereidheid er eerst is, dan is ze vooral aanvaardbaar naar hetgeen men heeft, niet naar hetgeen men niet heeft.” Allen kunnen ertoe worden aangemoedigd overeenkomstig hun vermogen en wil geregeld iets opzij te leggen. (Vergelijk 1 Korinthiërs 16:1-4.) Tertullianus schreef over de vroege christelijke gemeente: „Een ieder geeft een bescheiden bijdrage op een bepaalden dag van de maand of wanneer hij wil en als hij het wil en als hij het kan. Niemand wordt gedwongen, maar men draagt vrijwillig bij.” Anders dan in veel religies van tegenwoordig, die een collecteschaal laten rondgaan om bijdragen te vragen, worden alle materiële gaven in de christelijke gemeente vrijwillig en van harte gegeven (2 Kor. 9:7). In verband hiermee werd in Onze Koninkrijksdienst van februari 1989 opgemerkt: „Veel gemeenten en kringen hebben regelmatig hulp geboden door resoluties aan te nemen die bepaalden dat er geld werd bijgedragen aan het Koninkrijkszalenfonds van het Genootschap. . . . Alhoewel een gemeente deze procedure volgt, zal toch een bijdragenbus voor het Koninkrijkszalenfonds van het Genootschap, die op een geschikte plaats in de Koninkrijkszaal staat, personen die dat wensen in staat stellen vrijwillige bijdragen aan het fonds te schenken.” Wanneer bevestigingen van gegeven bijdragen aan de gemeente worden voorgelezen, worden allen herinnerd aan het aandeel dat zij persoonlijk kunnen hebben.
BIJDRAGEN WORDEN WERKELIJK GEWAARDEERD
9 Onze voortdurende ondersteuning van het Koninkrijkszalenfonds als kringen, gemeenten en afzonderlijke personen is nodig om gelijke tred te houden met theocratische toename. Jullie edelmoedige ondersteuning van deze regeling en het feit dat honderden vrijwillig hun tijd en vaardigheden hebben gebruikt voor de bouw en renovatie van Koninkrijkszalen, wordt oprecht gewaardeerd. Toch bestaat de noodzaak om onze tred te versnellen teneinde in de behoefte aan meer Koninkrijkszalen te voorzien.
10 Eén gemeente schreef: ’Wij willen jullie bedanken, broeders, voor het geloof en vertrouwen dat jullie in ons hebben getoond door ons het geld te lenen om dit project te bekostigen. Wij willen jullie bovendien bedanken voor de regeling van Regionale bouwcomités, en wij hebben oprechte waardering voor de bekwame broeders die in verband met ons bouwproject werden gebruikt.’
11 Een gemeente in de Verenigde Staten schreef: ’Toen wij in mei 1985 met de geïsoleerde groep begonnen, kwamen wij eerst in het huis van een zuster bijeen. De meeste gedoopte broeders stonden tijdens de vergaderingen. Toen ons aanwezigenaantal steeg, was er zelfs geen plaats om te staan. De gemeente wil jullie graag hun oprechte dank overbrengen voor jullie snelle handelen en jullie belangstelling voor onze behoeften. Ook dit was een zegen van Jehovah in antwoord op onze gebeden. De gemeente is werkelijk dolgelukkig met deze prachtige nieuwe Koninkrijkszaal.’
12 Wij hebben het verslag van wat er in Nehemía’s tijd tot stand werd gebracht. Ondanks tegenstand van vijandige natiën, volgden de Israëlieten Nehemía’s moedige leiding en met Jehovah’s hulp voltooiden zij de muren van Jeruzalem in slechts 52 dagen. Nehemía 4:6 zegt: „Het volk bleef een hart hebben om te werken.” Evenzo worden er thans, onder leiding van de getrouwe en beleidvolle slaaf, grote bouwwerkzaamheden tot stand gebracht, en Jehovah’s hedendaagse organisatie „[blijft] een hart hebben om te werken”. Wij sluiten ons bij jullie aan in het bidden om Jehovah’s rijke zegen, terwijl wij trachten gelijke tred te houden met theocratische toename.