Psalmen
Aan de leider, op de Gi̱ttith.*+ Een melodie van Da̱vid.
2 Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt gij sterkte gegrondvest,*+
Wegens degenen die blijk geven van vijandschap jegens u,+
Om de vijand en degene die zijn wraak neemt, te doen ophouden.+
3 Wanneer ik uw hemel zie, het werk van uw vingers,+
De maan en de sterren die gij hebt bereid,+
4 Wat is dan de sterfelijke mens+ dat gij aan hem denkt,+
En de zoon van de aardse mens dat gij voor hem zorgt?+
7 Kleinvee* en runderen, die allemaal,+
En ook de dieren van het open veld,+
8 De vogels van de hemel en de vissen der zee,+
Al wat langs de paden der zeeën trekt.+
9 O Jehovah, onze Heer, hoe majestueus is uw naam op de ganse aarde!+