-
MattheüsIndex van Wachttoren-publicaties 1986-2024
-
-
28:19 cf 87-88, 94-96; ijwbq artikel 81, 110; ijwfq artikel 47; w21.07 3; lff les 21, 23; w20.01 2-7; w20.03 9-10, 12; w19.07 14-19; it-1 507-508, 519, 735; it-2 385, 477-478, 614; w18.03 5, 9; mwb18.04 8; w16.05 9; w12 1/3 23; w12 1/6 15; w10 15/3 10-14; w06 1/2 23; w04 1/1 13; w04 1/7 8-19; g04 8/5 14; w02 1/4 11-12; w02 15/7 18; wt 112-115; w01 15/1 12; w99 15/3 10; w98 1/1 29; w96 15/2 19-22; w95 15/5 10-11; w95 1/10 14; kl 176; w94 1/4 28; jv 26-27, 572; w92 15/1 21-22; w92 1/2 13-15, 18; w92 15/2 16; w92 15/6 23; w92 15/10 19; w91 1/11 23; w90 15/3 11; w90 15/12 18; rs 109; km 12/90 8; w89 1/1 11; w89 15/1 12; ti 22-23; w88 1/1 22; w88 15/7 9-11; w87 15/6 4-6
-
-
MattheüsIndex van Wachttoren-publikaties 1946-1985
-
-
28:19 rs 109; w84 15/11 27; w81 1/3 31; w81 1/6 18; km 2/81 1; w80 15/11 27; w79 1/2 17; w79 15/8 13-14; km 6/79 1; w77 464; hs 137; w76 553; w75 345; w74 296; g74 22/7 27; w73 62, 114, 119, 124, 166, 461, 467, 756; w72 542; kj 62, 176, 178, 301, 307; or 4; w71 312; w70 111, 140-1, 143-4, 146, 148, 286, 492, 496-8; w69 271, 615; li 117, 196, 364, 366; tr 185; g67 22/8 23; w66 397, 655; g66 8/3 9; w65 543; g65 22/3 28; w64 44, 180; g64 8/4 4; w63 19, 87, 93, 337, 496, 597; ns 264, 281; g63 8/2 7; g63 8/3 28; w62 83, 175, 196, 351, 494; w61 279, 330; w60 230, 458; pa 247; w58 697-8; g58 8/3 6; nh 305; w56 156; w55 283; w52 45; w50 156, 373; w48 38; w47 350
-
-
MattheüsStudiehulp voor Jehovah’s Getuigen 2019
-
Aantekeningen Mattheüs — Hoofdstuk 28Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
maak discipelen: Of ‘maak leerlingen’. De grondbetekenis van het Griekse werkwoord matheteuo is ‘onderwijzen’ met het doel leerlingen of discipelen te maken. In Mt 13:52 is het vertaald met ‘heeft geleerd’ en in Mt 27:57 met ‘een discipel (...) was geworden’. In Han 14:21 wordt het woord gebruikt om aan te geven dat Paulus en Barnabas ‘heel wat discipelen hadden gemaakt’ in Derbe. De werkwoorden dopen en leren die in deze context worden gebruikt, laten zien wat er betrokken is bij de opdracht om discipelen te maken. (Zie voor een bespreking van het verwante Griekse zelfstandig naamwoord mathetes de aantekening bij Mt 5:1.)
mensen uit alle volken: Lett.: ‘alle volken’. Uit de context blijkt dat de uitdrukking slaat op personen uit alle volken, aangezien het Griekse voornaamwoord voor ‘ze’ in de uitdrukking doop ze mannelijk is en verwijst naar mensen, niet naar ‘volken’, dat in het Grieks onzijdig is. Deze opdracht om ‘mensen uit alle volken’ te bereiken was nieuw. De Bijbel laat zien dat heidenen vóór Jezus’ bediening welkom waren in Israël als ze Jehovah wilden aanbidden (1Kon 8:41-43). Maar met dit gebod geeft Jezus zijn discipelen de opdracht om ook tot niet-Joden te prediken, waarmee hij laat uitkomen dat christenen wereldwijd discipelen moeten maken (Mt 10:1, 5-7; Opb 7:9; zie aantekening bij Mt 24:14).
in de naam van: Het Griekse woord voor naam (onoma) kan duiden op meer dan een eigennaam. In deze context omvat het erkenning van het gezag en de positie van de Vader en de Zoon en van de rol van de heilige geest. Die erkenning leidt tot een nieuwe relatie met God. (Vergelijk de aantekening bij Mt 10:41.)
de Vader (...) de Zoon (...) de heilige geest: Het is logisch dat we de Vader, Jehovah God, erkennen, want hij is onze Schepper en heeft ons het leven gegeven (Ps 36:7, 9; Opb 4:11). Maar de Bijbel laat ook zien dat geen enkel mens redding kan krijgen zonder de rol van de Zoon in Gods voornemen te erkennen (Jo 14:6; Han 4:12). Het is ook essentieel om de rol van Gods heilige geest te erkennen omdat God zijn actieve kracht onder andere gebruikt om leven te geven (Job 33:4), mensen ertoe te inspireren zijn boodschap op te schrijven (2Pe 1:21) en hun de kracht te geven zijn wil te doen (Ro 15:19). Hoewel veel mensen geloven dat deze opsomming een ondersteuning vormt voor de leer van de Drie-eenheid, blijkt uit de Bijbel nergens dat de drie gelijk zijn in eeuwigheid, macht en positie. Dat ze samen in hetzelfde vers worden genoemd, bewijst niet dat ze allemaal dezelfde goddelijkheid, eeuwigheid en gelijkheid hebben (Mr 13:32; Kol 1:15; 1Ti 5:21).
de heilige geest: Of ‘de heilige actieve kracht’. Het woord geest (in het Grieks onzijdig) duidt op een onpersoonlijke kracht in actie die van God afkomstig is. (Zie Woordenlijst ‘Geest’ en ‘Heilige geest’.)
-